De eerste zin van Andrus Kivirähks De man die de taal van slangen sprak, vertaald door Jesse Niemeijer

14 juni 2016
| | |

Jesse Niemeijers vertaling van Adrus Kivirähks De man die de taal van slangen sprak is genomineerd voor de Europese Literatuurprijs. Wij vroegen hem zijn werk toe te lichten.

Als ik begin aan een vertaling word ik telkens weer overvallen door de veelheid aan keuzes die ik kan en moet maken. Misschien komt het ook wel omdat ik geen beroepsvertaler ben en dus niet dagelijks vertaal, maar taal is zo rijk, er zijn zoveel manieren om iets te zeggen. Bij elke zin cirkelen vragen door mijn hoofd als: Wat bedoelt de schrijver? Welke taalregister gebruikt hij? Wat is kenmerkend voor zijn stijl? Wat voor een effect hebben de woorden in de brontaal? Daarbij komt dat een Estse schrijver over andere gereedschappen beschikt dan zijn Nederlandse vertaler. Dus hussel ik zinnen door elkaar, voeg ik lidwoorden in, zet ik grammaticale constructies om en omschrijf onbekende woorden en heel soms moet ik accepteren dat er iets van het origineel verloren gaat. Daarbij probeer ik steeds voor ogen te houden - en uiteindelijk is dat misschien wel de kern van het vertalen - hoe zou deze schrijver dit in het Nederlands hebben geschreven?

Gelukkig kon ik bij de vertaling van dit boek altijd te rade gaan bij mijn twee meelezers, Martin Niemeijer en Floor van Aken of de vertaler Frans van Nes (de mentor die ik via het Expertisecentrum Literair Vertalen had toegewezen gekregen). Vertalen doe je gelukkig – in mijn geval tenminste – niet alleen.

Het bos en de Oerkikker

Mets on tühjaks jäänud.
Het bos is leeg geworden.

Met deze korte eenvoudige openingszin begint Andrus Kivirähk zijn roman De man die de taal van de slangen sprak. Het is een onooglijk zinnetje waar je als lezer zo aan voorbijsnelt zonder er lang bij stil te staan. Pas als je na een pagina of tweehonderd de zin herleest, besef je hoe in die vier woorden de belangrijkste plaats van handeling en het voornaamste thema van het boek worden geïntroduceerd en begrijp je ook welke ellende en tragiek er achter deze vier woorden schuil gaat. Qua vertaling is de zin weinig opwindend. Behoudens het invoegen van een lidwoord voor ‘bos’ – het Ests kent geen lidwoorden zoals wij die kennen – hoefde er niets aan te worden veranderd.

Natuurlijk ging dit niet op voor de hele roman en vanzelfsprekend is er hier en daar wat van het origineel in de strijd gesneuveld. Alleen al omdat de context en herkomst van bepaalde begrippen ons onbekend zijn. Zo gaat de humoristische betekenis van een aantal passages onvermijdelijk aan het Nederlandse publiek voorbij want welke Nederlandse lezers kent de wonderlijke Oerkikker - die sowieso meer weg heeft van een draak – uit de Estse mythologie of weet dat de egel, die in het boek als oliedom wordt afgebeeld, in die mythische verhalen juist het toonbeeld van slimheid en sluwheid is zoals de ons bekende Rijnaard de vos.

Lieveingsbroek

Gelukkig hoef je als vertaler niet alleen maar verlies te accepteren. Soms geeft het Nederlands je ook een kans om – voor je gevoel - wat terrein terug te veroveren. Bijvoorbeeld in een zin uit het veertiende hoofdstuk. Hier loopt Leemet – de held van het verhaal – zijn beste vriend van vroeger tegen het lijf. Deze jongen heeft samen met zijn ouders het bos verlaten en is door het leven in het dorp zo veranderd dat hij voor Leemet een vreemde is geworden. Vervolgens reflecteert Leemet in gedachten hoe dit voelt:

Oli selline tunne, nagu oleks keegi võtnud su vanad head püksid ja nende sisse sittunud – püksid olid küll alles, kuid neid polnud enam võimalik kanda, nad olid täis võõrast vastikut haisu.

Letterlijk staat hier:

Het was het gevoel alsof iemand je oude fijne broek had gepakt en erin had gescheten – je hebt de broek wel nog, maar je kan hem onmogelijk meer aan, hij zit vol met een vreemde smerige stank.

In de vertaling is dit geworden:

Het gevoel alsof iemand je lievelingsbroek heeft gepakt en er flink in heeft lopen schijten: je hebt de broek nog, maar je kan hem niet meer aan, want hij stinkt een uur in de wind.

Het invoegen in het Nederlands van ‘lievelingsbroek’, ‘flink in heeft lopen schijten’ en ‘want hij stinkt een uur in de wind’ – waar ik strikt genomen in alle drie de gevallen afwijk van het origineel – levert een zin op die, ware Andrus Kivirähk een Nederlandse schrijver geweest, hij zo op had kunnen schrijven.

Jesse Niemeijer vertaalt uit het Ests. Eerder vertaalde hij werk van Jaan Kross.

pro-mbooks1 : athenaeum