De eerste zin van Dimitri Verhulsts De intrede van Christus in Brussel, vertaald door David Colmer

29 maart 2016
| | | |

Dimitri Verhulsts Christ's Entry into Brussel staat op de longlist van de International DUBLIN Literary Award 2016. Wij vroegen vertaler David Colmer zijn werk toe te lichten.

Titel, opdracht, epigraaf, roman, dat is de gangbare volgorde – en als we over de eerste zin willen praten is er de stilzwijgende afspraak dat we meteen doorbladeren naar bladzijde 7 of 9. Daar kun je wel je vraagtekens bij zetten. Er zijn titels en zelfs opdrachten die eruit springen, die meer zijn dan alleen een handig etiket of een lief goedmakertje voor een verwaarloosde echtgenote. Soms heb je het gevoel dat de schrijver meteen aan de slag is gegaan, dat het boek is begonnen. Ook een epigraaf kun je promoveren tot eerste zin, zeker als het geen citaat van een ander is maar een tekst van de auteur zelf. Dus voor mij als vertaler is de eerste zin van De intrede van Christus in Brussel de epigraaf:

La la la lala la la la la la la

lalala lalala la la la la la la

Dat schiet lekker op. Voor een vertaler. Zou je denken.

Meer dan absurdisme

Verhulsts Intrede van Christus is een hilarisch-bittere aanklacht tegen de mensheid in het algemeen en de Belg in het bijzonder. Mocht de functie van de eerste zin al naar voren getrokken zijn naar de epigraaf, dan geeft de titel de literair-culturele context weer met zijn referentie aan de schilderij van Ensor. En zoals in eerdere boeken balanceert Verhulst tussen zijn inlevingsvermogen en zijn misantropie. Maar wat doet dat lalala? Is dat gewoon een absurdistische afwijzing van enige inhoudelijkheid?

Helemaal niet, het is een belangrijke motief, al moeten we tot het tiende hoofdstuk wachten om erachter te komen dat het een ode is aan de onpatriottische mens, een afwijzing van het bloeddorstige, moordlustige chauvinisme van staatshymnen, en een pleidooi voor voetballers, stadionvolk en anderen die de woorden niet kennen, niet willen kennen, en hooguit meeneuriën voor de vorm. Het is dus een volkslied voor de antinationalisten onder ons, die er misschien wel een warm gevoel van krijgen, maar helemaal geen behoefte hebben om te jodelen over bloed en vijanden, bloedige vijanden of vijandelijk bloed, al dan niet stromend. (Buiten de vijandelijke aders natuurlijk.)

Het ritme domesticeren?

Is er dan wel een taak voor de vertaler hier? (Behalve het overtikken.) Moet het ritme van dat lalala gedomesticeerd worden, aangepast aan het ritme van het volkslied van het land waarin de vertaling gaat verschijnen, veranderd tot zoiets als

La la la laaa lala

la la la laaa lala

La La La La.

Natuurlijk niet, want dit boek speelt niet alleen in België, het gaat over België, en dat neuriën heeft een extra betekenis in de geschiedenis van dit meertalig land, waar juist het vrolijke la-la-la’en van de Brabançonne bedreigd wordt door 'de Noordelingen die plots wél massaal de teksten van hun regionale lied van buiten kende'.

De eerste zin van Christ’s Entry into Brussels wordt dus dan toch

La la la lala la la la la la la

lalala lalala la la la la la la

En ja, dat schiet lekker op.

David Colmer schreef twee romans, in het Nederlands vertaald als Lew en Op de verkeerde plek. Hij vertaalde ook Annie M.G. Schmidt, Gerbrand Bakker, Hugo Claus, Gummbah, Adriaan van Dis, Arthur Japin, Karel Glastra van Loon, Cees Nooteboom, Martinus Nijhoff en dus Dimitri Verhulst. Hij ontving voor zijn vertaaloeuvre de NSW Premier's Prize and PEN Medallion, de Vondel Prize, Independent Foreign Fiction Prize en de IMPAC Dublin Literary Award, met Gerbrand Bakker, en de Vertaalprijs van het Nederlands Letterenfonds.

pro-mbooks1 : athenaeum