De wartaal in Iván Repila's De jongen die het paard van Attila stal, vertaald door Irene van de Mheen

10 mei 2017
| | | |

Irene van de Mheen vertaalde Iván Repila's De jongen die het paard van Attila stal, een van de titels op de longlist van de Europese Literatuurprijs. Wij vroegen haar haar vertaling toe te lichten.

Parece imposible salir, dice. Y también: Pero saldremos.
‘Onmogelijk om hieruit te komen,’ zegt hij. En ook: ‘Maar we komen eruit.’

Deze eerste zinnen van leverden nauwelijks problemen op, de filosofische passages des te meer. Maar echt lastig werd het toen een van de twee hoofdpersonen wartaal begon uit te slaan.

Twee jongens zitten in een diepe put en wat ze ook proberen, ze kunnen er niet uit. De put bevindt zich ergens in een bos. Waar precies weten we niet, net zoals we ook niet weten hoe de jongens daar zijn beland of hoe oud ze zijn. We weten zelfs niet hoe ze heten. Ze worden aangeduid met de Grote en de Kleine.

Het is een fabel voor volwassenen en in een fabel kunnen twee jongens wekenlang zonder voedsel overleven, worden ze in een razendsnel tempo volwassen en kunnen ze redevoeringen afsteken waarop een filosoof jaloers zou zijn.

De Grote voelt zich verantwoordelijk voor de Kleine, hij bepaalt wat en hoeveel er wordt gegeten. Zelf doet hij oefeningen om sterker te worden zodat hij zijn broertje kan redden. De Kleine moet voedsel verzamelen: wormpjes, blaadjes, insecten, veel meer is er niet te vinden. De Grote is praktisch, de Kleine impulsief, rebels en hij heeft heel veel fantasie. De jongens proberen het zo goed en zo kwaad als het gaat vol te houden, maar door alle ontberingen zijn ze er steeds slechter aan toe. Vooral de Kleine, lichamelijk de zwakste van de twee.

De sleutel

Op een dag krijgt de Kleine een aanval van afasie en kan hij alleen nog maar wartaal uitslaan. Spaanse wartaal, dat wel. Toch kun je tussen de regels en de nonsenswoorden door wel een beetje aanvoelen wat hij bedoelt.

¡Tumurto la garra episocada! ¡Tumurto la freste!
El Grande no entiende. Piensa que es otro de los delirios de su hermano y amaga con volver a ponerse
los tapones, pero el Pequeño lo detiene de un tirón y sigue gritando, señalándose la garganta con manos temblorosas.
¿Rufas codio? ¿Ne rufas? ¡Tumurto la garra murare moriteri! ¡Moriteri!
[...]
Señalando al Grande,que todavía gatea por el suelo, chilla:
¡Laprostón! ¡Suco dolerto alaprostado! ¡To saberé! ¡To saberé hundi la crosta fúlmida calante! ¡arto cruso
merdo!

Ik meende allerlei systemen te zien in de manier waarop de schrijver zijn woorden had vervormd. Maar hoe moest ik dat in het Nederlands doen? Hoe vertaal je wartaal? Ivan Repila was zeer behulpzaam geweest bij moeilijkheden waar ik tegenaan liep, dus vroeg ik hem om een sleutel. Maar hij beweerde absoluut niet meer te weten hoe hij tot zijn wartaal was gekomen. Hoe ik ook aandrong, een sleutel was er niet.

De Kleine spreekt weliswaar wartaal, maar het is duidelijk dat het om Spaanse wartaal gaat en daarom dacht ik dat ik het in het Duits of in Scandinavische talen moest zoeken. Dat leverde niets op. Vervolgens zocht ik mijn heil bij het Afasiecentrum in Amsterdam. De logopediste was erg behulpzaam en ze legde me allerlei verschillende vormen van afasie uit. Ze verwees me ook naar filmpjes op YouTube, waar ik een paar bruikbare verhaspelingen tegenkwam.

Uiteindelijk heb ik het Spaanse origineel weggelegd en ben ik gaan schrijven. Het boek had ik nu al zo vaak gelezen dat de personages, vooral de Kleine, onder mijn huid waren gekropen. Ik schreef mijn eigen dialoog in Nederlandse wartaal en eerlijk gezegd zou ik nu niet meer kunnen zeggen hoe ik de woorden heb vervormd of wat de sleutel is.

Ik met salle om de kop! Niet grot!’
De Grote begrijpt er geen hout van. Hij denkt dat zijn broer opnieuw een delirium heeft en maakt aanstalten zijn oordoppen weer in te doen, maar de Kleine houdt hem met een ruk tegen en blijft maar schreeuwen, waarbij hij met trillende handen naar zijn keel wijst.
Gemerk je deel? Niet gemerk je? Ik glod hel me dodadegeen! Dodadegeen!’
[...]
Wijzend naar zijn broer die nog steeds over de grond rolt, gilt hij: ‘Lakrot! Ik nuk rotlakker! Ik ding vel! Ik ding je kropnek in hatte soksak! roge miesenpokker!’

Irene van de Mheen vertaalde werk uit het Spaans en Catalaans van onder anderen Jordi Puntí, Clara Sánchez, Juan Pablo Meneses, Federico Axat en Wendy Guerra. Nu werkt ze aan de vertaling van Germà de gel van de Catalaanse kunstenares en schrijfster Alicia Kopf (pseudoniem).

De wartaal in Iván Repila's De jongen die het paard van Attila stal, vertaald door Irene van de Mheen

Delen op

pro-mbooks1 : athenaeum