Hanna Bervoets: Een schrijver heeft een goed gevoed ego nodig

13 februari 2017
|

Hanna Bervoets won dit jaar de BNG Bank Literatuurprijs. Wij mailden met de auteur van Ivanov en vroegen haar naar de huidige schrijversgeneratie, de werkelijkheid als inspiratie en ironie. 'Zo’n prijs voedt het ego natuurlijk, en ik denk dat je een goed gevoed ego moet hebben om boeken te blijven publiceren.' En: 'Als lezer heb ik een hekel aan cynische literatuur en als schrijver werk ik liever vanuit empathie.'

N.B. Wij publiceerden eerder voor uit Ivanov en Efter.

Is deze prijs voor jou een bekroning of een aanmoedigingsprijs?

Het een sluit het ander niet uit, het is beide – een bekroning van wat ik tot nu toe gemaakt heb en een aanmoediging verder te gaan. Ik ben dan ook ontzettend blij met de prijs. In eerste instantie schrijf ik om mezelf mentaal gezond te houden, maar het zou heel frustrerend zijn als verder niemand er wat in zag; zo’n prijs voedt het ego natuurlijk, en ik denk dat je een goed gevoed ego moet hebben om boeken te blijven publiceren.  

Geven deze nominaties een beeld van deze schrijversgeneratie?

Boeken die worden ingestuurd voor de BNG moeten aan een aantal criteria voldoen; de schrijver moet onder de veertig zijn, minstens één keer eerder een boek gepubliceerd hebben en het ingestuurde boek moet in het afgelopen kalanderjaar zijn uitgebracht. Ik heb voor de uitreiking geprobeerd er zoveel mogelijk van hen te lezen en het meeste vond ik erg goed. De nominaties geven dus een beeld ja, al zijn er op dit moment nog veel meer heel goede, jonge schrijvers, die dit jaar buiten de criteria vielen maar de komende jaren weer zullen meedingen. Van een oudere redacteur hoorde ik laatst dat er lang niet meer zo’n grote golf aan talent geweest is, dat stemt positief.  

Ivanov is de eerste roman waarin je duidelijk verwijst naar werkelijkheden in de geschiedenis (de aidsepidemie en het bestrijden daarvan). Was het een bewuste keuze om dat in dit boek wél te gaan doen?

Nee, niet in de zin van dat ik dacht: ik ga nu eens een boek maken gebaseerd op een geschiedkundig gegeven. Of hoe waarom en Lieve Céline verwijzen overigens ook naar werkelijkheden in de geschiedenis, zij het op een andere manier. Lieve Céline is losjes geïnspireerd op het verhaal van een vrouw die haar kind vanaf de hoogste verdieping van de Bijenkorf liet vallen. Voor Of hoe waarom heb ik me laten inspireren door high school shooters en in het bijzonder Brenda Ann Spencer, die in 1979 vanuit het raam van haar huis elf mensen neerschoot.

Ik laat me graag inspireren door de actualiteit, in zekere zin is Efter daar ook uit ontsproten; ik kwam op het idee voor een roman over verliefdheid als psychische aandoening toen ik een stuk las over de nieuwe DSM-catalogus, het medisch handboek dat artsen gebruiken bij diagnosticeren van geestesziekten. Zo verwerk ik in al mijn werk maatschappelijke verhalen en tendensen. Dat ik er in Ivanov voor koos het verhaal van wetenschapper Ilja Ivanov letterlijk te noemen, was denk ik omdat de werkelijkheid zo vreemd was dat het wel fictie leek – het had geen zin die geschiedenis te fictionaliseren, dat zou afdoen aan de kracht ervan.

In het juryrapport staat dat jij naar eigen zeggen de ironie voorbij bent. Is dat zo? En is daar een reden voor?

Ik herken mezelf eerlijk gezegd niet in die opmerking, ik heb een hekel aan ironie als stijlfiguur. Tijdens de uitreiking werd die opmerking uit het rapport voorgelezen voordat de winnaar bekend was. Ik dacht op dat moment: o shit het gaat over ironie, dan heb ik dus niet gewonnen. Van vrienden die in de zaal zaten en mijn werk goed kennen hoorde ik achteraf dat ze precies hetzelfde dachten: ‘Ironie? Dat gaat niet over Hanna’ - haha. Of hoe waarom, mijn debuut, heeft een wat apathische, bijna autistische verteller – dat boek zou je als ironisch kunnen opvatten al zou ik het zelf niet zo bestempelen. Ik schreef het in 2008 dus in die zin zou ik de ironie dan alweer een tijdje voorbij zijn.

Maar misschien verschilt mijn opvatting van het begrip ironie met die van een deel van de jury – ik denk bij ironie aan afstandelijk, haast cynisch proza. Als lezer heb ik een hekel aan cynische literatuur en als schrijver werk ik liever vanuit empathie. Ik houd van mijn personages, ik begrijp ze en heb met ze te doen. Het predicaat ironie veronderstelt eerder dat ik ze stiekem uitlach of op ze naar kijk – een heel naar idee: ik vind mezelf eerder sentimenteel dan afstandelijk.

 

Auteursportret © Sanne Glasbergen 

pro-mbooks1 : athenaeum