De eerste zin van Tanguy Viels Artikel 353, vertaald door Katrien Vandenberghe

24 februari 2020
| | | |

Katrien Vandenberghe vertaalde Tanguy Viels Article 353 du code pénal als Artikel 353. We vroegen haar om een toelichting op haar vertaling. Over contrasten, de spreektaligheid bij wijze van spreken, en hoe een eerste alinea je in een andere wereld trekt.

Op de Franse kaft prijkt, juridisch en sec: Article 353 du code pénal, in de sobere opmaak van de vaste Minuitcover (door Echenoz onlangs in de Brusselse Bozar het allermooiste omslag genoemd). Dat alleen al prikkelt de nieuwsgierigheid: welke romaneske wereld, één die gezien de auteur en de uitgever in kwestie niet anders dan letterlievend en eigenzinnig kan zijn, gaat er schuil achter de gestrengheid van deze gortdroge titel met zijn associaties van onontkoombare straf en zwart op wit geschreven, door een heel juridisch apparaat geruggensteunde wet?

Je slaat het boek open en leest de eerste zin:

Sur aucune mer du monde, même aussi près d’une côte, un homme n’aime se retrouver dans l’eau tout habillé – la surprise que c’est pour le corps de changer subitement d’élément, quand l’instant d’avant le même homme aussi bien bavardait sur le banc d’un bateau, à préparer ses lignes sur le balcon arrière, et puis l’instant d’après, voilà, un autre monde, les litres d’eau salée, le froid qui engourdit et jusqu’au poids des vêtements qui empêche de nager.

Als lezer duik je het boek in, als vertaler spring je in het diepe. Wat treft me in dit Franse incipit? Wat vind ik belangrijk om, zelfs maar ten dele, en noodgedwongen anders – want in een andere taal – weer te geven? Frappant lijken me de contrasten.

Het algemene en het zinnelijk-concrete

Allereerst is er de afwisseling en soms zelfs het samenvallen van het algemene en het zinnelijk-concrete. Al in Paris-Brest, dat ik in 2009 voor De Arbeiderspers mocht vertalen (mijn éérste!), viel me op dat Tanguy Viel erin slaagt om springlevende personages en scènes een bijna archetypisch kantje te geven. Dat doet hij aanschouwelijk en filmisch, met inzet van welgekozen details. Alsof de manier waarop hij het individuele belicht, tegelijk iets diepers raakt.

Zo ook in Article 353 du code pénal. Het boek opent breed en stellig (in de vertaling ben ik met hetzelfde zinsdeel begonnen: ‘Op geen zee ter wereld’, en verkoos ik het krachtiger en ritmischer ‘geen zee’ boven ‘geen enkele zee’). Daarna komt de setting in beeld: dit speelt zich af in de buurt van een of andere kust, om vervolgens weer uit te zoomen naar de mens in het algemeen, waarvan een individuele gewaarwording wordt aangestipt (iets leuk vinden of niet). Inmiddels begint het je te dagen: hier ligt een man in de golven te spartelen. Raak wordt gekarakteriseerd hoe dat ís. Het is in eerste instantie schrikken, fysiek schrikken. Ik heb even overwogen om ‘surprise’ effectief met ‘schrikken’ te vertalen (zoals hete groente onder de koudwaterkraan houden ook ‘schrikken’ heet), maar zag daarvan af omdat de notie ‘verrast worden’ primeert en een onopvallend en alweer contrasterend motief is in het inleidende hoofdstuk (de in het water gevallen man beleeft de schrik van zijn leven, de láátste verrassing van zijn leven, zo blijkt algauw, maar de ik-verteller, die, zoals ook snel blijken zal, in dit voorval niet vrijuit gaat, is dan weer níét verbaasd als de politie hem komt halen – hij neemt de consequenties van wat hij heeft gedaan volledig voor zijn rekening).

Elementen op de voorgrond

Contrastwerking ook tussen het ‘instant d’avant’ en het ‘instant d’après’ (in het Nederlands net zo parallel gehouden): het babbelende, kabbelende, relaxte sfeertje op de boot, en plots pardoes de andere wereld. Die andere wereld waarin de man terechtkomt is een paar regels hoger al omschreven als een ander element. Dit vind ik zo to the point dat er voor mij figuurlijk gesproken geen denken aan was om ‘changer d’élément’ te stroomlijnen: het is een sterke formulering, geen geijkte uitdrukking, en in de Nederlandse vertaling wordt dus eveneens van element gewisseld.

Temeer omdat de vier natuurelementen in Tanguy Viels discrete, fijne oeuvre behoorlijk prominent aanwezig zijn. De al dan niet woest beukende Bretonse zeewateren, gutsende regen, tranen, uiterst diverse en van elke opzichtigheid gespeende beeldspraak met water, talloze uitdrukkingen uit visserij en vaarwezen. Het vasteland dat aan dat water grenst, met zijn havens en marinewerven, het belangrijke thema van plantaardige groei (zaadjes, planten, bomen, wortels of het tegendeel daarvan: beton), de huizen en kastelen die op grond worden gebouwd (met alle zinnebeeldigheid van muren, spleten daarin, moeizame wisselwerking tussen binnen- en buitenwereld), en last but not least het graf. De lucht, met zijn variabele lichtsterkte, zijn door de wind gedragen stromingen, zijn aalscholvers, raven en vooral heel veel meeuwen, zijn beladenheid (verdorven of verstikkend of verfrissend), adem. Vuur, al was het maar in de vorm van filmisch oplichtende sigaretten en hun al even filmisch-welsprekende rookwalmen, of nog: bommen, explosieven, kogels, of innerlijk vuur. En dan zijn er nog allerlei grensgebieden tussen die vier elementen: putten, bruggen, moerassen, mist en nevel, boten…

Rommeligheid en ritme

Terug naar de eerste zin: iemand verwisselt de frisse zeelucht voor het zilte nat. Dat gaat begrijpelijkerwijs met een zekere rommeligheid gepaard (‘un homme’, ‘le corps’, ‘le même homme’, een soort onpersoonlijkheid in het nochtans heel tastbaar weergegeven contact met het water), terwijl dit allemaal op één en dezelfde, weliswaar nog enigszins naar een everyman zwemende persoon slaat – als vertaler voel ik me niet geroepen hier systeem in aan te brengen. Tegelijk vertoont het Frans een mooi logische volgorde in het uitvouwen van de ervaring met die ‘ándere wereld’: ‘les litres d’eau salée, le froid qui engourdit et jusqu’au poids des vêtements qui empêche de nager’ – heel realistisch toch: eerst krijg je water binnen en dan proef je dat het zout is, eerst voel je kou en dan merk je het verkleumende effect etc. In het Nederlands heb ik hier voorrang gegeven aan ritmiek en ongedwongenheid (in het Nederlands werken we minder met aanhechting oftewel nageplaatste bepalingen). Kortom, dit ziet er niet goed uit voor de drenkeling. In de volgende alinea’s van het boek, waarvan de tweede overigens in goede contrasterende traditie begint met de algehele rust van de natuuromgeving, wordt gaandeweg duidelijk: de zwoegende zwemmer zal het tijdelijke voor het eeuwige verwisselen, is door zijn kompaan naar de andere wereld geholpen.

Bij wijze van spreken spreektalig

Markant, en alweer rijk aan spanning tussen tegenstellingen, is Viels taal. Nonchalant-scherp, met volkse/primaire retorische verabsoluteringen én voortdurende aarzelingen en correcties, zoekend naar de juiste formulering. Het is een taal die erg leunt op spreektalige (of door het hoofd malende ‘denktalige’) procedés, zonder daarom tot spreektaal te kunnen worden herleid. De eenvoud ervan bedriegt, weet ik sinds Paris-Brest.

Het is een taal van eigen makelij, beeldend, sensitief, suggestief, luchtig-los en toch vol densiteit. Het hele boek lang (behalve in de replieken van de rechter) is een voormalig scheepswerfarbeider aan het woord; geen enkele scheepswerfarbeider spreekt zoals deze verteller, en toch werkt het perfect. Ik moest denken aan Waandag van Paul Marijnis, of aan Het grote baggerboek van Ilja Leonard Pfeijffer, waarin, in een veel verder doorgedreven vorm, eveneens een nergens in onze wereld aanwijsbaar bestaand idioom wordt gecreëerd dat toch heel overtuigend klinkt. De organisch overkomende geconstrueerde taal van Viel drijft sterk op ritme (significante tempowisselingen!), klank (spetterende s, babbelzieke b) en spontane, duidelijke zinsaccenten (‘surpríse’, ‘súbitement’, ‘froíd’ etc.).

Voilà

Subtiel (en ook lastig) is het ‘voilà’. Driemaal in het boek zal ik-verteller Kermeur kort het moment aanroeren waarop hij Lazenec in het water gooit, en telkens komt daar een verlevendigend, maar (zeker verderop) ook berustend, beamend ‘voilà’ bij: kijk, zo zit het, zo staan de zaken. Dit ‘voilà’ is tekenend voor de toon van het boek. Dat de ik-figuur de moord heeft begaan, staat niet ter discussie, het gaat om zijn verhaal van hoe het zover is kunnen komen.

In een interview in de Brusselse boekhandel Tropismes vertelde de auteur dat hij wat nu de inleiding is, pas in de allerlaatste schrijffase helemaal naar voren heeft gehaald, zodat we meteen al in de eerste pagina’s vernemen wat de verteller op zijn geweten heeft. De spankracht van deze roman zit hoegenaamd niet in de plot, maar in de verhaaltrant, de knappe manier waarop de auteur de intensiteit van het ogenblik weet te vangen – en dat heeft ook met zin voor symboliek te maken: het oud-Griekse symballein betekent ‘samengooien’, vandaar: in de geest bijeenbrengen, vergelijken, verbinden, wat een uitpurend, concentrerend kneden vergt.

Mededogen

In dit verhaal zit dan ook een fijn spel van motieven verweven, waar je overheen kunt lezen (zoals letterlijk terugkerende woorden die intussen in een ironisch tegendeel zijn verkeerd, of het veelkantige motief van deze boot, waarop de verteller weer eens mee mocht voor een tochtje, een – what’s in a name – Merry Fisher). Met mededogen wordt in de ziel van de ik-verteller afgedaald, en ook in zijn verleden – de sociaal-economische omstandigheden zaten beslist niet mee. Ook de natuur krijgt een rol: alsof zij aanvoelt dat niet de ik-verteller maar de oplichter de orde der dingen heeft verstoord (de verteller noemt hem een ‘cowboy’, in het barre westen van Brest nota bene).

Toch komt dit boek niet over als een pleidooi om het recht in eigen handen te nemen (misschien doordat de verhaalwereld die erin gestalte krijgt zo’n apart, verdicht karakter heeft). De problematiek deed me denken aan een zinnetje uit Trocadéro van John-Alexander Janssen: ‘Er is geen enkele wet die iemand verbiedt zich onmenselijk te gedragen.’

Minstens duizend mogelijkheden

Voilà: vele maanden lang ben ik met dit boek opgestaan en ermee gaan slapen, ik ben heel blij dat ik het mocht vertalen en dat de Nederlandse versie welverdiende aandacht krijgt. In de uitgave van Wereldbibliotheek valt na te gaan hoe bovenstaande overwegingen vorm hebben gekregen in het Nederlands.

Op geen zee ter wereld, zelfs niet zo dicht voor de kust, komt een man graag met kleren en al in het water terecht - het is voor het lichaam een hele verrassing om pardoes van element te wisselen, als diezelfde man even tevoren nog gewoon op de bank van een boot zat te babbelen tijdens het klaarmaken van zijn hengels tegen de achterreling, en even later: een andere wereld, liters zout water, de verlammende kou en ook nog eens het gewicht van de kleding, wat helemaal lastig zwemmen is.

Die vorm is relatief. Zeker bij een passage als bovenstaande is het aantal oplossingen dat zich aandient ongemeen groot: ‘belanden/terechtkomen’, ‘graag/vindt het leuk’, ‘met kleren en al/met al je kleren aan’, ‘plotseling/plotsklaps/opeens/pardoes’, ‘verlammende kou/kou waar je helemaal door verkleumt/kou waar je van verstijft’, ‘de zware kleren/het gewicht van je/de kleren’, ‘dat het zwemmen belemmert/wat lastig zwemmen is/waarmee/waardoor je niet kunt zwemmen’, de weergave van ‘jusqu’au’, alle denkbare woordverschuivingen, enzovoort enzovoort, reken maar uit: alleen al in mijn eentje zag ik in die ene periode minstens duizend mogelijkheden om deze eerste alinea te vertalen en tot in een vergevorderd vertaalstadium bleven er vijf, drie, twee verschillende versies van staan in de kopij.

Vertalen is per definitie relatief. Je vertaalt in je persoonlijke taal, op grond van de afwegingen die je hier en nu in eer en geweten relevant vindt, voortdurend in- en uitzoomend, in dialoog met het origineel én met de toekomstige, denkbeeldige lezer – in de hoop dat de vonk overslaat. Zoveel lijkt me zeker: deze beginalinea schudt je wakker en trekt je een andere wereld in, haalt een andere wereld naar je toe, waarin je je kunt laten onderdompelen, om je eigen wereld daarna misschien niet meer op dezelfde manier te bekijken.

Katrien Vandenberghe vertaalde onder meer romans van Tanguy Viel, Mathias Enard [lees haar toelichting op Boevenstraat], Julia Deck, Éric Reinhardt [met Martine Woudt, lees hun toelichting], Lutz Bassmann (een alias van Antoine Volodine). Ze werkt momenteel de vertaling van Enfantines van Valery Larbaud af.

De eerste zin van Tanguy Viels Artikel 353, vertaald door Katrien Vandenberghe

Delen op

€ 9,99
€ 7,49
€ 23,99
pro-mbooks1 : athenaeum