Tamsin Calidas, Ik vluchtte naar een afgelegen Schots eiland. Het was perfect

02 september 2021
| | |

Eerder dit jaar verscheen Ik ben een eiland van Tamsin Calidas, een rauw en openhartig boek dat een ode brengt aan het menselijke overlevingsinstinct en barst van de prachtige beschrijvingen van een wilde wereld. In The Guardian verscheen deze zomer een stuk dat Calidas naar aanleiding van het verschijnen van Ik ben een eiland schreef. Lees het nu bij ons, in de Nederlandse vertaling van Evi Hoste.

Ik omhelsde de woeste eenzaamheid van een Hebridisch eiland omdat geluidsoverlast en stress me de stad uit joegen – en vond verbinding met de natuur.

Het geluid van de golven verschilt niet zoveel van dat van het verkeer in de stad. Maar zodra je opkijkt en het verse zilt proeft, merk je hoe anders de lucht is, onstuimig en veranderlijk als datgene wat je achterliet. En als je luistert, hoor je de lachende meeuwen. Daarna, terwijl ze verdwijnen in een V-patroon, de roep van de ganzen, die je achtervolgt.

Ik woon al meer dan zestien jaar op de Hebriden – de eerste jaren met mijn man, en het afgelopen decennium alleen met mijn hond, Maude. Jaren droomde ik van het uitzicht op een rauwe, open horizon. Al sinds ik een oude kaart van Schotland vond en die in de hal van mijn Londense flatje ophing. Hij nam de volledige lengte van de smalle muur in beslag, op een plek waar ik ’m altijd zag als ik erlangs liep, in een hoek, waardoor je blik op de lege ruimte tussen de gigantische massa’s land viel. Elke keer dat je erlangs loopt, wanneer je je van de ene naar de andere ruimte beweegt, opent je hart zich en begint het dromen. Ik duwde mijn neus tegen dat dikke papier, snoof de muffe geur op, terwijl mijn vinger de rafelige kustlijn van de eilanden en eilandjes volgde. Op zulke momenten, met mijn ogen gesloten, verdwenen het verkeer, het straatrumoer en de dichtslaande deuren van buren in een verse wolk stuifsneeuw; het dikke, krullende schuim van de brekende golven doordrong de zilte lucht, de smartende schreeuw van de meeuwen scheurde de lucht aan stukken.

Ik hield van mijn eerste jaren in Londen. Ik woonde in Notting Hill, in een appartement met een ijzeren hek dat naar de gemeenschappelijke binnentuin leidde. Het was een toevluchtsoord in het hart van de stad, met een bruisende, kosmopolitische lokale gemeenschap binnen handbereik. Ik woonde er al jaren voor de film verscheen, toen je je groente nog in een bruine papieren zak kocht en cash afrekende, je alle straatverkopers kende, je je sigaretten bij de speelgoedwinkel op de hoek van Kensington Park Road haalde. Het was een tijd van hoop, en dromen van je schitterende leven, en britpop gaf de wereld weer een nieuw elan.

Maar buurten zijn veranderlijk in Londen, en de sfeer kan net zo snel omslaan als de laaghangende, overvliegende wolken. Plots werd de tot voor kort hechte gemeenschap verontrustend onzichtbaar en waren de straten doordrongen van een zorgwekkend, troosteloos gevoel. Mensen liepen sneller, de hoofden gebogen, onze blikken ontwijkend. De mensheid is een kwetsbare, waakzame soort. Ons gebouw werd beklad met graffiti, er werden ramen ingeslagen, de politie gebeld. Op een dag, toen ik thuiskwam, schreeuwde ik het uit toen ik de tuin in liep. De planten waren vertrapt, sommige, die in bloei hadden gestaan, waren ontworteld. Ik verbeet mijn tranen toen ik in de vijver keek. Hele blikken verf waren over de muur gegoten, de verpakkingen dobberend op het water achtergelaten. Verborgen in het riet bevonden zich de vervaagde, opgeblazen lijkjes van onze prachtige, felgekleurde vissen. Die dag knakte er iets in me.

Een buur was beroofd, een ander neergeslagen. Ik liep niet langer door de buurt. Het waren gespannen, zenuwslopende weken, waarin alles donker en barbaars werd. Ik lag ’s nachts wakker, afgemat na maanden van deze ellende, ademloos, en met bonkend hart. Stress is onzichtbaar, subtiel en geniepig, en bouwt op naarmate de tijd vordert. Angst is als een smeulend vuur. Eén schreeuw, één bang moment is genoeg om die gloeiende kooltjes op te stoken tot flakkerende vlammen.

Het was het vallen van de stilte dat me trof. Het voelde breekbaar, alsof de hemel hier naar binnen was gevloeid en er weinig ruimte was voor iets anders. Geen verheven stemmen, geen bakstenen door het raam. Geen gekletter van stokken op een metalen rooster, of langsrazende bussen. Binnen heerste een stilte als koel, helder water. En ik wist dat dit de rust was waar ik al zolang naar op zoek was. Het maakte niet uit dat het huisje waar we onze levens naartoe hadden verplaatst geen stromend water, elektriciteit, riolering of verf op de muren had. Het maakte niet uit dat er geen verwarming of isolatie was, of dat het binnen net zo stervenskoud als buiten was, met niet meer dan een stenen haard en een schoorsteen. Het maakte niet uit dat het wel wat liefde kon gebruiken, en vijf jaar onbewoond was geweest.

De dag waarop ik naar het eiland reisde om mijn leven daar te beginnen zal ik nooit vergeten. Ik kwam er alleen aan, een vreemdeling, en dat was een van die ongemakkelijke wendingen van het lot die jaren later alleen maar dieper resoneert. Ik denk graag dat het mijn eerste test was, om mijn angsten onder ogen te zien, en ik moest vertrouwen op het onbekende. Als ik er nu op terugkijk, had ik toen geen idee dat die eerste jaren pas het begin zouden zijn van een heftige, onstuimige, extreem moeilijke periode die al mijn moed, veerkracht en doorzettingsvermogen op de proef zou stellen, tot aan mijn breekpunt en daar voorbij. Groei is niet altijd makkelijk, en soms moet een nieuw zaadje aangemoedigd of zelfs gedwongen worden te groeien.

Het eiland is amper twintig kilometer lang, een smalle gordel van zo’n anderhalve kilometer breed. Er wonen rond de honderdveertig mensen, en nog een tiental tijdelijke huurders. Ik had niet voorzien hier alleen te zijn. We kwamen aan als stel, en in het begin waren we gelukkig. Toen mijn man me verliet, begonnen de moeilijkheden. Ik was extreem verdrietig en kon er moeilijk mee omgaan. Mijn vader was recent overleden, en mijn moeder gediagnosticeerd met een terminale aandoening. Ik was nog steeds gebroken door het gegeven dat ik onvruchtbaar was en het verdriet daarvan, zat tot aan mijn nek in verlammende schulden en kon niet werken, kon amper functioneren. Mijn zelfvertrouwen was op, ik had allebei mijn handen gebroken in twee afzonderlijke ongelukken, en eenvoudige taken waren overweldigend zwaar. Ik voelde me hulpeloos. En toen stierf mijn beste vriendin, die ik had ontmoet op het eiland, door een auto-ongeluk.

Verdriet is als aarde. Het is zwaar en kleeft aan je huid wanneer je bovenkomt voor lucht. Soms, nadat je het al van je hebt afgeveegd, is het daar plots weer, het besmeurt je met iets doods en donkers, dat je naar beneden trekt.

 

 

Gedurende een aantal jaar definieerde eenzaamheid mijn hele leven. Toen ik in Londen woonde, stond eenzaamheid gelijk aan ontspanning. Het betekende een pauze of noodzakelijke ontlading, een moment om het evenwicht te hervinden, een langzame inademing; een ervaring om te koesteren. Maar ik had haar nooit zo geïnternaliseerd dat het een gemoedstoestand werd. Ik keek uit naar de tijd die ik had vrijgehouden om iets verbodens binnen in mij los te laten. Op het eiland was de ervaring van isolatie beangstigend omdat het zo snel normaal was – een frisse, koude wind, de eenzaamheid waar ik in het verleden zo van hield was nu als een constante aanwezige om me heen gewikkeld. Het begon me op te vallen dat ik vaak rilde, hoe koud de dagen aanvoelden. Isolatie is een proces van zelfbeschadiging: een plek waar je je niet wil begeven, maar die na verloop van tijd veilig aanvoelt. Het is verslavend.

Ik ben altijd sociaal geweest en in Londen was ik het gewend omringd te zijn door mensen. Ik wist dat er iets niet klopte toen ik merkte dat het me niet lukte verbindingen aan te gaan met anderen op het eiland. Ik probeerde handreikingen te doen, maar het leek alsof er een soort innerlijke blokkade in de weg zat, waardoor elke ontmoeting moeilijk was, een pijnlijke botsing. Authentiek contact leggen is moeilijker wanneer je alleen woont, ver weg van goede vrienden en familie. Ik zocht oogcontact met anderen zoals een mot het licht zoekt, maar mijn ogen wilden te veel, waren te hoopvol. En na verloop van tijd voelden die botsingen almaar scherper, schurender.

Op het hoogtepunt van mijn isolatie kampte ik met een acute, chronische luchtwegaandoening en mijn immuunsysteem stortte in. Elke ademtocht voelde alsof ik minuscule glasscherven inhaleerde. Op een winternacht dwong ik mezelf naar buiten te gaan. Ik stond daar alleen, in dekens gewikkeld, rillend in het duister. Het was een enorme troost om omhoog te kijken en die enorme, ademende nachthemel om me heen te voelen, met grote ogen tuurde ik naar een donker, glinsterend universum vol sterren. Inademen, mezelf dwingen me uit te rekken, hielp me om die verstikkende remmingen los te laten. Die nacht hief ik mijn armen en vroeg om hulp. Ik was me bewust van iets mysterieus, vriendelijks, dat tot me sprak. Iets in dat immense duister wat ik niet in woorden kan vatten gaf me antwoord.

Nu omhels ik eenzaamheid. Sinds vier jaar ren ik bij dagenraad over de heuvels naar zee. Het is de zee die me hielp die koude stilte in mij te breken. Elke dag breng ik verloren uren in het water door. Het geeft me nieuwe kracht, stookt mijn veerkracht op en ik voel dankbaarheid voor mijn warme adem en kloppende hart. Vroeger hield ik niet van koud water, maar hier ben ik gaan houden van die schokkende, ijskoude omhelzing. Elke dag, wat voor weer het ook is, sta ik vroeg op en ga naar de kust. Ik heb nog nooit een dag gemist, ongeacht storm of strenge Hebridische weersomstandigheden. Ik heb gezwommen bij sneeuw, bevriezende regen met ijsdeeltjes die de zichtbaarheid belemmerden, bij kille zonneschijn en dichte mist, en een keer toen de wind de temperatuur tot min 16 deed kelderen langs de harde, knetterende randen van de bevroren zee.

Bij de kustlijn staan terwijl de golven op je afrollen helpt je datgene te omhelzen waar je normaal voor terugdeinst. IJsberen helpt je voorbij tegenstand. Het nodigt je uit de vraag te stellen: ‘Waar ben je nog meer bang voor?’ Het dwingt je alles in je leven dat een sterkere onderstroom heeft aan te pakken. In het water is geen ruimte voor angst. Ik zei tegen mezelf: ‘Binnenkort hou ik ermee op.’ Maar uiteindelijk realiseerde ik me dat ik dat niet wilde. Het helpt me duidelijke grenzen te stellen. Het geeft me uithoudingsvermogen, moed, innerlijke veerkracht en opgewektheid. Soms denk je dat je niks meer te geven hebt, en dan vraagt het water om meer, dus je geeft meer van jezelf dan je ooit voor mogelijk hield. Als ik met ontblote huid in de ijzige kou kan staan, mezelf in de golven kan werpen en kan blijven zwemmen, dan win ik.

Eenzaamheid helpt je om je eigen parameters opnieuw af te stellen, maar het vergt vaardigheid en oefening om haar goed te leren beheersen. Als je ondergedompeld bent in de natuur leer je beter naar de getijden te kijken, de wind, het weer, stromingen en de rauwe elementen. Die kennis wordt instinctief. Als ik alleen ben, ben ik sterker gefocust en afgestemd op de specifieke nuances en subtiliteiten in de natuurlijke wereld om me heen. Het leven is eenvoudiger. Je ben je acuut bewust van je eigen menselijkheid, lichamelijkheid en verbondenheid.

Tegenwoordig verloopt het leven rustig. Ik heb goede vrienden en een hechte gemeenschap, maar ik schat mijn eigen eenzaamheid nog steeds op waarde en maak er actief ruimte voor. Ik heb nog steeds geen familie, verwanten, kinderen, dus ik heb die plek moeten leren vullen met andere levens. Nu begrijp ik waarom isolatie en vaak de meest verpletterende ervaringen in het leven zo belangrijk zijn. In de onpeilbare diepte van ons lijden schuilen allerlei verborgen waarheden. De natuur is zelfherstellend. Alles moet eerst afgebroken worden voor vernieuwing mogelijk is.

Elke morgen, wanneer ik wakker word met de dagenraad en met de zon die opkomt boven de bergen, zijn het geluid van de wind en het weer een vertrouwde, geliefde aanwezigheid. Ik slaap altijd met mijn raam open. Als ik luister, hoor ik de buizerds en daarachter de onmetelijke stilte van de bergen. Het is stil wanneer ik naar beneden ga. Er bestaat een soort stilte die je alleen in een oud huis terugvindt. In de winter gaat de stroom er nog steeds af dus de vroege ochtenden beginnen bij kaarslicht. Ik eet zelden alleen. Wilde vogels vliegen geregeld naar binnen door het raam. Ze zitten op een knoestige twijg van de hazelaar die heen en weer beweegt, vastgebonden aan de tak die ik als gordijnrail gebruik. We zitten en kijken naar elkaar terwijl ik tegen Maude praat, die dicht tegen mijn benen aan ligt.

Wanneer je jezelf diep in de natuur onderdompelt en jezelf blootstelt aan ongemak en risico, herijk je jezelf en ben je gevoeliger voor onzichtbare patronen en ritmes. Je voelt je eigen hartslag en je ademhaling is kalm en rustig. De contouren van het ruige landschap veranderen, worden intiemer. Wanneer je jezelf elke dag, ongeacht het weer, in zee onderdompelt en zwemt, merk je hoe andere aspecten van je leven zich naar die routine voegen. Je plant je taken anders, veel meer in lijn met de grote cycli van de zon, de maan, de getijden en seizoenen. Sommigen noemen dit biodynamisch leven, en daar zit wat in. Het verbindt de unieke eenzaamheid van elk levend en levenloos bewustzijn met een uitgestrekt, onderling verbonden universum.

Dat realiseerde ik me op een vroege ochtend. Het vroor, hartje winter. Ik kleedde me uit en dook in de golven. Verderop in het kanaal nam de wind af en het begon te sneeuwen, zoals langverwacht. En toen gebeurde er iets wat mijn leven veranderde. Een wilde stem riep liefdevol mijn naam en veranderde me voor altijd. Vanaf dat moment kost het niet meer dan een ademtocht om je opnieuw te verbinden met de hartslag van het universum. Als je dat eenmaal een keer hebt gevoeld, is het onmogelijk je ooit nog alleen te voelen.

Tamsin Calidas, Ik vluchtte naar een afgelegen Schots eiland. Het was perfect

Delen op

€ 24,99
€ 16,99
pro-mbooks1 : athenaeum