Briefwisseling Annemieke Gerrist en Wim Brands, deel I 'Vallen is overgave'

12 september 2015

De briefwisseling tussen Annemieke Gerrist (1980) en Wim Brands (1959) begon eind 2014, op de site van Tirade, en wordt nu hier voortgezet. Twee dichters, een jonge vrouw en een ervaren man, in gesprek. Dit is aflevering één.

 

Dag Wim,

in Lissabon verstapte ik me, viel op straat en werd ter plekke zo duizelig dat ik in de dichtstbijzijnde winkel op de onderste schrap ging liggen naast de autobanden. Mensen kwamen om me heen staan. Een garage. Iemand zette me op een stoel. Ik viel flauw. Ik was mijn lichaam kwijt.

Ik bevond me weer in de kerk, in de rij voor de hostie, en toen ik aan de beurt was zei de priester 'Dit is het lichaam van Christus'. Ik vroeg mijn moeder: 'Welk lichaam heeft Christus?'

Ik kwam bij, dronk een glas water, en ging op weg naar een terras.

Zo begonnen mijn gedachten over vallen, en zo begonnen er gedichten over vallen te ontstaan. Het vallen van kunstenaar Bas-Jan Ader spookte door mijn hoofd: het moment van vallen. Hij laat zich vallen. Dat is een. Zelf vallen is wat anders. Iemand die in je armen valt weer wat anders. Vallen is overgave: aan de omgeving, aan de ander, aan jezelf.

Daniil Charms heeft, als ik het me goed herinner, een verhaal geschreven waarin mensen naar beneden vallen, vanuit een raam, omdat ze gaan kijken waar de ander is gebleven - die net uit het raam is gevallen.

Sinds ik in Lissabon ben gevallen - ik herinner me de plek zeer sterk, het is een wat verborgen put met zwart-witte steentjes die in een cirkel eromheen liggen - denk ik vaak aan die plek. Ik stel me zelfs voor dat ik een intense band heb met de put en de steentjes, dat ronde stuk dat stiekem dieper ligt dan de geasfalteerde weg. En sindsdien heb ik het idee dat ik terug moet gaan, om te kijken of ik, of een gedeelte van mij daar nog is gebleven.

 

 

Dag Annemieke,

omdat mijn vader zo vaak viel, hij had epilepsie, ben ik mijn hele leven als de dood geweest voor vallen. Ik denk zelfs dat mijn lopen door die angst is gevormd. Een vriend van me zei dat ik loop zoals een boer over zijn erf wandelt. Dat beschouw ik als een compliment, maar wat ziet hij? Een man die slingert alsof hij zich elke stap bewust is van het simpele gegeven dat lopen uitgesteld vallen is.

Het verklaart mijn belangstelling voor het werk van Bas-Jan Ader, hoewel ik nog steeds niet kan uitleggen waarom ik de filmpjes waarin hij zich van een dak laat vallen of in een gracht fietst zo vaak heb gezien. Ik kom daar nog wel op terug. En ook waarom veel poëzie mij gestolen kan worden voor die door hem beschilderde muur waarop te lezen staat: Please don't leave me.

Voor vallen ben ik veel minder bang geworden sinds ik ruim vier jaar geleden frontaal werd geschept door een auto die te hard reed en uit de bocht vloog, een bocht waarin ik mij nog zo veilig had gewaand. Ik herinner me dat ik op de grond lag en opeens begreep dat het moment werkelijk bestaat waarop alles even eeuwig lijkt. Kort daarvoor hoorde ik mezelf nog schreeuwen. Nu was het stil en ik had een sensatie die ik niet kende, alles om me heen leek bevroren, het was doodstil, ik had het gevoel dat ik niets meer hoefde te doen.

Nee, ik verbleef niet aan gene zijde. Het was nog veel mooier: alles leek er te zijn.

Toen kreeg de omgeving weer geluid en probeerde ik op te staan. Mijn linkerknie was verbrijzeld, ik wankelde op het rechterbeen, hoofd bebloed. Alsof ik op een maandagmiddag in januari te vroeg van het kruis was gehaald.

pro-mbooks1 : athenaeum