De eerste zinnen van Vsevolod Garsjins De beren en andere verhalen, vertaald door Hans Boland

09 juli 2011
| | | |

Vsevolod Garsjin heeft een klein oeuvre nagelaten, maar wát hij schreef behoort tot het allerbeste van de Russische literatuur. Hans Boland koos de mooiste verhalen uit en vertaalde die meesterlijk. Wij vroegen hem de eerste zinnen van het titelverhaal toe te lichten.

Al tijdens zijn leven was Garsjin enorm populair. Een tijdgenoot herinnert zich een voorleesoptreden van de schrijver: ‘Toen hij het podium opkwam zwol het applaus, dat al begonnen was voor hij verscheen, tot een ongekend rumoer aan: het publiek stond op [...] en wel twintig minuten lang hielden het geklap en geroep aan.’ Garsjin schreef ongeveer twintig verhalen; de negen indrukwekkendste en bekendste daarvan zijn opgenomen in De beren en andere verhalen. Daarnaast vertaalde Hans Boland een kort verhaal dat Anton Tsjechov schreef bij wijze van in memoriam voor zijn collega.

Vsevolod Garsjin, De beren en andere verhalen, Russisch
Belsk is een steppestadje en ligt aan de rivier de Rochla, die hier een paar flinke lussen maakt met een web van beekjes en slootjes ertussen. Het lijkt een kluwen van blauwe linten, wanneer je op een heldere zomerdag vanaf de rechteroever neerkijkt op het rivierdal, meer dan honderd meter beneden je. Als je naar boven klimt, naar waar de eindeloze steppe begint, moet je je vasthouden aan de struiken – kardinaalsmuts, brem, pimpernoot – want de helling is heel steil, alsof hij met een reuzenmes is afgesneden.

Het is altijd een heel gedoe om Rusland over te planten naar Nederland. In het eerste zinnetje staat niet ‘stadje’ maar ‘stad’ en, omgekeerd, niet ‘rivier’ maar ‘riviertje’. Omdat Belsk in Nederland voor een provinciegat zou doorgaan en de Rochla heel wat meer in zijn mars heeft dan de Drentsche Aa, heb ik de diminutiva verwisseld. Daarnaast voegt Garsjin de karakteristiek ‘steppe’ toe aan ‘riviertje’, niet aan ‘stad’. Maar over ‘stepperivier’ zou een Nederlandse lezer struikelen, terwijl ‘steppestadje’ beeldend is en als vanzelfsprekend klinkt.

Voorts heb ik aan de eerste zin informatie uit de tweede toegevoegd, in die tweede zin de scheiding door een punt-komma geliquideerd en de hoogte (‘honderd meter’) van de oever vanuit de derde zin hierheen verplaatst. Ik moest dus wel drie zinnen citeren om het vertaalde fragment te laten overeenstemmen met het origineel. (De theorie dat het ritme wordt aangetast wanneer de vertaler hakt en lijmt is erg simplistisch en wordt in deze passage met verve ontkracht.)

Wie een Russische literaire tekst in het Nederlands vertaalt moet er voortdurend op verdacht zijn dat woordherhaling in het Russisch stilistisch neutraler is dan in het Nederlands, waar dit alleen ‘mag’ als het woord in kwestie extra nadruk dient te krijgen. Garsjin gebruikt als bijvoeglijk naamwoord bij ‘lussen’ en bij ‘helling’ hetzelfde woord, dat in mijn vertaling terecht is gekomen als ‘flink’ respectievelijk ‘steil’. Ook het woord ‘oever’ komt in het openingsfragment twee keer voor; de tweede keer heb ik het vermeden door ‘naar boven’ te gebruiken. En het nogal clichématige ‘lint’ komt terug in de tweede alinea, waar ik de rivier laat meanderen in plaats van hem nogmaals met een lint te vergelijken.

Ik ben zo brutaal geweest Garsjins ‘lussen, verbonden door verbindingswatertjes’ op te schonen tot ‘lussen met een web van beekjes en slootjes ertussen’. Dat wil niet zeggen dat Garsjins Russisch minder poëtisch is dan mijn Nederlands: zijn stijl is Russischer, de mijne Nederlandser, meer niet.

Een van de heerlijkste vertaaldingetjes vind ik zelf altijd het vinden van de juiste botanische en andere eigennamen. De kardinaalsmuts leverde geen probleem op, maar voor de brem kon ik alleen terecht bij een negentiende-eeuws woordenboek, dat de volgende Latijnse mogelijkheden gaf: Cytisus biflorus, Galium Aparine, Hippophaea rhamnoides en Sarothamnus scoparius. Van alle noten die in principe in aanmerking kwamen voor de derde genoemde plant koos ik na allerlei geblader en gegoogel de pimpernoot, die in de Oekraïense steppe goed schijnt te gedijen.

Hans Boland vertaalde poëzie van Anna Achmatova, Nikolai Goemiljov, Jevgeni Rijn en vele anderen, en proza van onder meer F.M. Dostojevski (Duivels) en Michaïl Lermontov (De held van onze tijd). Binnenkort verschijnt het zesde deel van zijn vertaling van de volledig verzamelde werken (in tien delen) van Alexandr Poesjkin.

Het portret van Garsjin is een uitsnede uit een schilderij van Ilja Repin.

pro-mbooks1 : athenaeum