De eerste zin van Murasaki Shikibu, Het verhaal van Genji, vertaald door Jos Vos

03 maart 2014
| | | |

Het verhaal van Genji is ’s werelds eerste grote roman. Murasaki Shikibu schreef een caleidoscopisch boek dat de lezer duizend jaar na verschijning nog steeds betovert en bedwelmt. Het werk is nu voor het eerst in het Nederlands vertaald, voorzien van een prachtig nawoord van bewonderaar Cees Nooteboom.

Genji, zoon van een Japanse keizer, heeft de brandende ambitie te stijgen in de hiërarchie van het hof. Zijn temperamentvolle karakter, zijn stormachtige liefdesleven en zijn scherpe politieke inzicht vormen de ingrediënten voor een epos zonder weerga. Het meesterwerk geeft bovendien een unieke inkijk in het leven aan het hof tijdens de Heianperiode.

We vroegen Jos Vos zijn vertaling van Murasaki Shikibu's Het verhaal van Genji toe te lichten.

De Japanse literatuur telt veel befaamde openingszinnen waar alle kinderen mee vertrouwd zijn, omdat ze in de schoolboekjes staan. Een van de bekendste is de aanvang van ‘Mijn leven als kluizenaar’, een poëtisch essay door de dertiende-eeuwse boeddhist Kamo Chomei:

Het water van een vlietende stroom komt nooit tot stilstand; het verandert steeds. De luchtbellen op een vijver verdwijnen en groeien aan, maar overleven niet lang. Zo vergaat het ook de mens en zijn woningen.

Minstens even beroemd is de aanhef van Sei Shonagons Hoofdkussenboek, van ongeveer duizend jaar geleden:

In de lente, het ochtendgloren. Geleidelijk wordt het lichter, de bergkammen krijgen een zachtroze schijn, purperen wolkenslierten glijden aan de hemel voorbij.

Murasaki Shikibu — de auteur van Het verhaal van Genji, ’s werelds eerste grote roman — was een tijdgenote van Sei Shonagon en diende aan hetzelfde keizerlijke hof als haar rivale. De openingszinnen van háár levenswerk zijn in Japan vrij bekend, zonder de iconische status van bovenstaande passages te genieten:

De eerste zin van Murasaki Shikibu, Het verhaal van Genji, Japans origineel: Onder het bewind van een zekere keizer (wie zou het toch geweest zijn?) werd een dame door Zijne Majesteit uitverkoren boven al zijn andere gemalinnen en bijvrouwen, al was zij niet van de hoogste rang.
Onder het bewind van een zekere keizer (wie zou het toch geweest zijn?) werd een dame door Zijne Majesteit uitverkoren boven al zijn andere gemalinnen en bijvrouwen, al was zij niet van de hoogste rang.

Wat kunnen we uit deze opening afleiden? Om te beginnen is het lang niet zeker dat Murasaki Shikibu haar verhaal hiermee is begonnen. Veel experts zijn de mening toegedaan dat zij eerst het vijfde hoofdstuk van haar Genji heeft geschreven. Het huidige openingshoofdstuk staat enkel vooraan in het boek omdat het feiten verhaalt die chronologisch gezien het eerst komen.

Een schemerig verleden

Ten tweede krijgt de lezer hier een belangrijke aanwijzing dat Het verhaal van Genji geen beschrijving biedt van het ware leven op het elfde-eeuwse paleis. Murasaki Shikibu’s openingspagina’s geven subtiele indicaties dat haar verhaal gesitueerd moet worden in een schemerig verleden, zo ongeveer tijdens het eerste kwart van de tiende eeuw, aan een hof dat zij duidelijk idealiseert.

De talrijke ceremonieën verlopen er steevast onder optimale omstandigheden. Bij lentefeesten zijn de kersenbloesems en de blauweregen op hun best, en als er gedanst wordt op een najaarsfeest, dwarrelen er op het hoogtepunt gegarandeerd karmozijnen herfstblaadjes neer over de hoofden van de uitvoerders. Haast alle mannelijke hoofdpersonages zijn gevoelige, beeldschone minnaars die niet alleen prachtig dichten en kalligraferen, maar ook wonderschoon fluit of koto spelen en bovendien overheerlijk ruiken. Nu hechtte de aristocratie uit Murasaki Shikibu’s eigen tijd groot belang aan de kunsten, maar historische ooggetuigenverslagen maken duidelijk dat veel hooggeplaatste edelen gewetenloze strebers waren die helemaal niet wilden dichten.

En als we het toch hebben over historische nauwkeurigheid: in het Nederlands is het gebruikelijk om te spreken van een Japanse ‘keizer’, maar duizend jaar geleden had Japan geen imperialistische neigingen, en sommige westerse academici spreken dan ook liever van een ‘vorst’ (sovereign). Naar mijn gevoel past de titel ‘keizer’ echter uitstekend bij het soort romance dat Het verhaal van Genji nu eenmaal is.

Verfijnde humor

Ten slotte kan ik niet ontkennen dat er mij als vertaler een lichte zucht ontsnapt, telkens als ik de aanvang van Het verhaal van Genji onder ogen krijg. Ik weet wat er gaat gebeuren, maar het hele openinghoofdstuk staat met nog één been in een ouderwetse sprookjeswereld die weinig verraadt van de onvoorstelbaar subtiele effecten die de auteur een eind verderop in haar verhaal bereikt.

Hoe ontvouwt zich het eerste hoofdstuk? De lievelingsdame van de keizer schenkt het leven aan een bekoorlijk zoontje (Genji zelf) en sterft kort nadien. De moeder van de dame is dieptreurig om dit overlijden, en de vorst zelf ook, maar hun verdriet raakt de lezer niet omdat het enkel van buitenuit wordt beschreven en wij geen idee hebben wat voor mensen die moeder en die keizer zijn. In de loop van Genji komen er nog veel sterfgevallen voor, en meer dan eens ben je er als lezer ondersteboven van. Dat komt doordat de schrijfster, naarmate haar verhaal vordert, steeds dieper doordringt in de psyche van haar personages. Zij heeft een verfijnd gevoel voor humor en voorziet het doen en laten van haar personages vaak van ironisch commentaar, maar bovenal geeft ze hun gedachten weer door middel van monologue intérieur die verrassend modern klinkt:

En ikzelf dan, dacht ze terneergeslagen, als ik lang genoeg leef, maak ik vast hetzelfde mee als [mijn zuster, die door haar echtgenoot wordt verwaarloosd]. De raadsheer belooft alles wat je maar wilt, maar dat is alleen om mij te beproeven. Ik voor mijn part wil niets van een huwelijk weten, maar ik kan hem ook niet eeuwig op afstand houden. [...] Toen vader ons op het hart drukte dat we op onze hoede moesten zijn, wilde hij ons toch zeker waarschuwen voor een situatie als deze! En wij zijn zulke pechvogels, we overleven iedereen die zich over ons ontfermt. Ik kan me voorstellen dat ik me belachelijk maak omdat mij precies hetzelfde overkomt als mijn zuster – dat zou het lijden van mijn overleden vader en moeder nog vergroten!

Van het bestaan van dergelijke revolutionaire passages (die dik gezaaid zijn!) verraadt de openingszin van Het verhaal van Genji zo goed als niets.

Jos Vos vertaalde werk van Basho, Ryu Murakami en Kyoka Izumi, en stelde twee bloemlezingen samen uit de Japanse literatuur.

pro-mbooks1 : athenaeum