Een roman over kijken. Over de vertaling van Marcel Prousts Op zoek naar de verloren tijd, deel 2, door Désirée Schyns en Philippe Noble

19 december 2018
| | | | |

Marcel Prousts Op zoek naar de verloren tijd is weer geheel in vertaling beschikbaar! De Bezige Bij gaf alle delen, grotendeels door Thérèse Cornips vertaald, en met de nieuwe vertaling van Désirée Schyns en Philippe Noble van het tweede deel, weer uit in paperback. We vroegen Schyns en Noble hun vertaling van In de schaduw van meisjes in bloei toe te lichten. Ze vertellen over een heel andere eerste zin, syntaxis, M. en de rol van moeder en grootmoeder.

N.B. Op Athenaeum.nl brachten we ook een fragment uit deel 1, De kant van Swann, en publiceerden we voor uit de concurrerende vertaling door Martin de Haan en Rokus Hofstede, Swanns kant op; ze lichtten ook hun versie van de eerste zin toe.

Het is al vaak opgemerkt: Proust roept een complex universum op (samen met een tijd die voor de hedendaagse lezer al meer dan honderd jaar tot het verleden behoort) en hij schrijft lange, meanderende zinnen die voor vertalers een beproeving zijn. Voor het tweede deel van Op zoek naar de verloren tijd, dat in onze nieuwe vertaling In de schaduw van meisjes in bloei heet, vonden we het belangrijk dat het ritme van de Proustiaanse zin behouden blijft. Een vertaalprobleem vormen de vele vertakkingen en vooruit- en terugverwijzende elementen bij Proust, die in het Nederlands vaak onmogelijk op dezelfde manier kunnen worden weergegeven.

Wat van belang is, is dat het wezenlijke bij Proust op het einde staat. Wij konden de grammaticale structuur van de zinnen vaak niet behouden en woord voor woord weergeven, maar braken de syntactische structuur af en bouwden het geheel opnieuw op in het Nederlands. Belangrijker dan het behoud van syntaxis was voor ons de weergave van ritme, muzikaliteit, ironie, humor, register en meertaligheid (zoals het ‘dialect’ van Françoise, het studentikoze taalgebruik van Bloch, het koeterwaals van de hoteldirecteur en het snobistische taalgebruik doorspekt met Engels van mevrouw Swann). Ook de metafoor is in onze ogen een belangrijk stijlkenmerk, maar het vertalen van de beelden in de vergelijkingen die Proust beschrijft, leverde niet altijd problemen op.

Het lexicon van water en zee

Dat geldt wel voor het tweede deel van In de schaduw van meisjes in bloei, waarin de impressionistische schilderijen van Elstir een grote rol spelen. Proust beschrijft de doeken door de ogen van de verteller, die in de zeegezichten van de schilder een metaforiek van land en zee ontwaart. In de beschrijving vloeien water en land op een prachtige manier in elkaar over, een stadje wordt met het lexicon van water en zee beschreven en de bedrijvigheid op zee wordt met termen beschreven die verband houden met aarde en land. Dat was een mooie uitdaging voor de vertalers, maar op zulke moment voel je je als het ware ‘gedragen’ door de tekst. Juist in het gebruik van de ‘métaphore vive’ schuilt in onze ogen de grote originaliteit van Proust.

De wetenschap van toen

Ook in zijn psychologische, essayistische analyses is hij zijn tijd vaak ver vooruit en betoont hij zich een transgressieve denker, die nog steeds actueel én grensoverschrijdend is. Alleen is zijn terminologie daarbij die van de toenmalige wetenschap, wat ons wel eens voor het probleem plaatste in hoeverre we voor dit taalgebruik modernere begrippen mochten invoeren. Op dat vlak zijn we eerder terughoudend geweest, al zal men in de vertaling woorden als eetstoornis en depressiviteit tegenkomen. Omdat Proust in de kleine essays waarvan zijn roman wemelt vaak zelf tegenargumenten opwerpt die hij ook nog tot in de kleinste details uitwerkt laat de juiste redeneertrant zich niet altijd even makkelijk reconstrueren.

Andere vertaalproblemen houden verband met de gedetailleerde beschrijvingen van kleding en interieurs, van houdingen, gezichtsuitdrukkingen en weersomstandigheden, van de manier waarop gordijnen opbollen, de wind schuimkoppen uiteen laat spatten en de zon in duizend verschillende gedaanten aan de horizon schittert en tapijten en wastafels beschijnt. Via Elstirs esthetische opvattingen, de werkelijkheid beschouwen zonder elke vorm van rationeel begrip, vertelt Proust ons ook iets over zijn eigen stijlopvatting. En het weergeven van die stijl, zo moge duidelijk zijn, was onze voornaamste zorg.

Een heel andere eerste zin

In tegenstelling tot de eerste zin uit Du côté de chez Swann, ‘Longtemps je me suis couché de bonne heure’ en die uit Le côté de Guermantes, ‘Le pépiement matinal des oiseaux semblait insipide à Françoise’ (respectievelijk deel 1 en deel 3), is de eerste zin uit A l’Ombre des jeunes filles en fleurs erg lang. Het veelvuldig geciteerde ‘Lang ben ik bijtijds gaan slapen’ en het veel minder bekende ‘Het ochtendlijk vogelgekwetter klonk Françoise saai in de oren’ (vertalingen van Thérèse Cornips) luiden allebei poëtische passages in over slapen gaan en wakker worden. De eerste zin uit De meisjes daarentegen gaat over het uitnodigen van een stijve, ouderwetse diplomaat, markies de Norpois, en wie er nu het beste samen met hem gevraagd kan worden. Het is geen verleidelijke opening, de lezer moet zich hier even inspannen.

Na de eerste zin gaat het over regeringszaken en over Swanns nieuwe maatschappelijke relaties nu hij is getrouwd met zijn minnares, de vroegere courtisane Odette. In de oorspronkelijke opzet hoorde het deel waarmee De meisjes nu opent in feite bij het einde van De kant van Swann; omdat dit eerste deel daarmee topzwaar dreigde te worden heeft Proust de structuur veranderd, maar de cesuur tussen beide delen blijft enigszins willekeurig.

M., ma mère, en deelwoorden

Deze eerste zin hebben we heel vaak veranderd, beseffend dat je de lezers bij hun lurven moet zien te vatten en hun aandacht moet proberen vast te houden:

Ma mère, quand il fut question d’avoir pour la première fois M. de Norpois à diner, ayant exprimé le regret que le professeur Cottard fût en voyage et qu’elle-même eût entièrement cessé de fréquenter Swann, car l’un et l’autre eussent sans doute intéressé l’ancien ambassadeur, mon père répondit qu’un convive éminent, un savant illustre, comme Cottard, ne pouvait jamais mal faire dans un dîner, mais que Swann, avec son ostentation, avec sa manière de crier sur les toits ses moindres relations, était un vulgaire esbroufeur que le marquis de Norpois eût sans doute trouvé, selon son expression, “puant”.
Het plan kwam ter sprake om Monsieur de Norpois voor het eerst uit te nodigen en mijn moeder vond het toen jammer dat professor Cottard op reis was en zijzelf helemaal geen contact meer had met Swann, want beiden waren misschien boeiend gezelschap geweest voor de voormalige ambassadeur; mijn vader zei toen dat zo’n prominente gast, zo’n beroemd geleerde als Cottard, nooit de verkeerde keuze was voor een diner, maar dat Swann, met zijn opschepperige gedoe en zijn slechte gewoonte om met de onbenulligste relaties te koop te lopen, een ordinaire aansteller was die markies de Norpois, in de woorden van mijn vader, ‘stinkend arrogant’ zou vinden.’

Meteen bij de eerste regel valt de naam ‘M. (voor ‘Monsieur’) de Norpois’ op. In de Franse tekst wemelt het natuurlijk van de ‘Monsieurs’ en ‘Madames’, maar daarvan wilden we een spaarzamer gebruik maken omdat je daar in het Nederlands al heel gauw een onbedoeld komisch ‘Allo allo-effect’ mee bereikt. Wel hebben we – zoals hier – die woorden behouden als ze bij een adellijke naam horen, waarvan ze bij wijze van spreken als een titel deel uitmaken. Bij alle andere figuren in het boek staat er gewoon ‘meneer’ of ‘mevrouw’.

Wat mogelijk nog meer opvalt is dat we niet, zoals in het Frans, de zin beginnen met ‘ma mère’/‘mijn moeder’. Hoe erg is dat eigenlijk? Betekent de prominente plaats van dit woord in de openingszin dat de moeder van de verteller ook een prominente rol in dit deel van La Recherche speelt? Wij denken van niet. Het belangrijkste familielid van de verteller is in Deel 2 ontegenzeggelijk de grootmoeder, die samen met hem maandenlang aan zee verblijft en zich bijna dag en nacht over hem ontfermt.

Dat we hier aan de volgorde van woordgroepen hebben gesleuteld heeft alles te maken met onze wens om het ‘instappen’ in deze moeilijke tekst voor de lezer enigszins laagdrempelig te houden. Dat hield wel in dat we hier en daar de Franse syntaxis openbraken, waarbij we het risico van ogenschijnlijke vervlakking bewust aanvaardden. Hier is bijvoorbeeld het voltooid deelwoord uit de Franse tekst (‘ayant exprimé’) verdwenen. Proust maakt in het Frans overvloedig gebruik van de mogelijkheid om met onvoltooide of voltooide deelwoorden allerlei bijzinnen te vervangen, wat in modern Nederlands nauwelijks meer voorkomt.

In onze vertaling hebben we deze deelwoorden zoveel mogelijk weggewerkt, maar er wel voor opgepast om daarvoor in de plaats een sliert bijzinnen te krijgen. Soms houdt dat (zoals hier) in dat de opeenvolging van handelingen, vergeleken bij de brontekst, een ietwat lineair verloop krijgt. Hoewel deze eerste zin niet uitzonderlijk gecompliceerd is hebben we er ook voor gekozen om een cesuur aan te brengen door het inlassen van een puntkomma. In zekere zin is dit kenmerkend voor onze hele aanpak, waarbij we helderheid voorop hebben gesteld, hopelijk zonder dat de tekst daarbij zijn glans verloor.

In de schaduw van meisjes in bloei is een schitterend (letterlijk door alle opgeroepen kleurenpracht en door de aanwezigheid van allerlei schakeringen van licht) vervolg op deel 1 en onmisbaar om toegang te krijgen tot de rest van Op zoek naar de verloren tijd.

Désirée Schyns is Hoofdocent Vertalen en Vertaalwetenschap aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Universiteit Gent en literair vertaalster. Zij vertaalde onder andere werk van Malika Mokeddem, Nancy Huston, Assia Djebar, Sarah Kofman, Paul Ricoeur en Yoko Tawada en is redacteur van Filter.

Philippe Noble is literair vertaler Nederlands-Frans en redacteur bij de Franse uitgeverij Actes Sud, waar hij een reeks Nederlandstalige literatuur in vertaling opgezet heeft. Hij vertaalde onder andere werk van Multatuli, E. du Perron, Harry Mulisch, Cees Nooteboom, Etty Hillesum, Anne Frank.

Een roman over kijken. Over de vertaling van Marcel Prousts Op zoek naar de verloren tijd, deel 2, door Désirée Schyns en Philippe Noble

Delen op

€ 20,00
€ 29,99
€ 29,99
€ 29,99
€ 29,99
€ 29,99
€ 35,99
€ 10,99
€ 18,99
€ 17,63
pro-mbooks1 : athenaeum