Over Slobodan Šnajders De reparatie van de wereld, vertaald door Roel Schuyt

10 november 2020
| | |

Roel Schuyt vertaalde Slobodan Šnajders roman Doba mjedi uit het Kroatisch als De reparatie van de wereld. Voor ons lichtte hij zijn vertaling toe.

N.B. Lees ook een fragment uit De reparatie van de wereld op onze site.

De Nederlandse vertaling heet De reparatie van de wereld, wat is gebaseerd op de titel La riparazione del mondo en Die Reparatur der Welt van de Italiaanse, respectievelijk Duitse versie. Zo heet ook een hoofdstuk dat overeenkomt met Iscijeliti svijet van het origineel: het helen van de wereld – een verwijzing naar het Hebreeuwse Tikkun olam, het herstel van de schepping, een thema dat in een intellectuele dialoog tussen de Jood Leon Mordechai en de hoofdpersoon Georg Kempf ter sprake komt. 

De oorspronkelijke titel van deze autobiografisch getinte roman is Doba mjedi – de koper- of bronstijd. Slobodan Šnajder doelt daarmee op een tijd die bepaald wordt door de geest van de koperen of bronzen slang die Mozes in opdracht van God maakte om de aandacht van twijfelaars op slechts de Ene te richten en hen voor vreemde, giftige invloeden te behoeden. In minder Bijbelse taal: alle neuzen dezelfde kant op, of je kunt op strenge maatregelen rekenen! 

Dan de eerste alinea:

U Njemačkoj je gladna godina.
Pale su velike kiše, sve je sagnjilo. Krumpir još nije prepoznat kao prijatelj sirotinje, neki su ga uzgajali zbog lijepih cvjetova. Žito su povaljale oluje. I ratovi su učinili svoje. Vojnik ne sije, ali jede.
Staje zjape prazne, stoka se ne čuje, ali zato kuće cvile od gladi. Sirotinja nema prijatelja.
Het is in Duitsland een hongerjaar.
Het heeft lang en hard geregend en alles is bedorven en verrot. Men heeft de aardappel als grote vriend van de armen nog nauwelijks ontdekt, de meeste mensen die hem telen, doen dat om zijn mooie bloemen, bijna niemand weet nog dat de knollen eetbaar zijn. Het graan is door de zware onweersbuien tegen de grond geslagen. Ook de oorlogen hebben hun tol geëist. Soldaten zaaien niet maar eten wel...
De stallen staan leeg, je kunt geen koe horen loeien, maar de honden janken van de honger. Armenvolk kent geen vrienden.

In dit stukje zien we twee van de voor deze roman kenmerkende ‘universele uitspraken’, en wel over de soldaten en het armenvolk. In de brontekst staat overigens dat de aardappel als voedselgewas of ‘vriend van de armen’ nog niet bekend is, maar dat rijmt niet bij de constatering verderop in de tekst dat de aardappelen een rotte, zwarte en onmeetbare brij zijn geworden. Vandaar ‘bijna niemand weet nog…’

Daarop volgen in een magische en mythologische sfeer de lotgevallen van de Duitse kolonisten die in de achttiende eeuw vanuit Zwabenland wegtrokken naar Transsylvanië, het ‘gebied achter de wouden’. Dat is niet Zevenburgen, maar de streek rond de Oost-Kroatische stad Vukovar, waar de Turken waren verdreven. Onder de migranten is Georg Kempf, die in 1769 werd aangeworven door een bode van keizerin Maria Theresia van Oostenrijk. De Duitsers raken in hun Kroatische omgeving geïntegreerd, ze worden tweetalig en hun namen krijgen een Kroatisch karakter. 

Georgs afstammeling Đorđe, Đuro of Georg Kempf, wordt vlak na de Eerste Wereldoorlog geboren en beleeft de tijd van opkomend nationaal-socialisme en het Duitse streven om de in Kroatië wonende Duitsers van hun ware identiteit bewust te maken (ze heten ineens Volksduitsers!) en hen met toespraken, vaandels, marsen, tromgeroffel en het zaaien van anti-Joodse sentimenten voor het nationaalsocialisme te winnen. Georg wordt in 1943 bij de Waffen-SS ingelijfd. Hij trekt door Polen, is getuige van de Duitse wandaden, raakt gewond en maakt kennis met de verpleegster en verzetsstrijdster Ania Sadowska, die opkomt voor haar ‘gekruisigde natie’ en hem ertoe beweegt te deserteren om zich aan te sluiten bij het Poolse verzet. Hij komt uiteindelijk terecht bij een Pools-Russische sabotage-eenheid, en met een door de Russen afgegeven papiertje als bewijs dat hij aan de juiste zijde stond, keert hij in 1945 door het verwoeste Midden-Europa terug naar zijn geboorteland, waar veel andere Volksduitsers zullen worden verdreven. 
Dan ontmoet hij Vera, die bij de partizanen vocht en met wie hij in het communistische Joegoslavië een leven opbouwt. Hun relatie is door hun verschillende achtergrond tot mislukken gedoemd, maar leidt wel tot de geboorte van de verteller, die vooraf vanuit een mysterieus zielenrijk van ongeborenen het lot van de personages volgt en becommentarieert.
Kempf worstelt voortdurend met de vraag: wie ben ik, bij wie hoor ik, ben ik een succesvol literator of zal ik een tweederangs dichter blijven? En vooral: wat is mijn moreel kompas? Hij zag immers de gruwelijkheden van de Tweede Wereldoorlog in bezet Polen en de diverse politieke afrekeningen in het naoorlogse Joegoslavië. Geen wonder dat hij geleidelijk vereenzaamt en zich bewust wordt van een treurige historische continuïteit: semper idem – altijd hetzelfde – verzucht hij in de jaren negentig als de mensen zich opnieuw achter vlaggen en vaandels scharen en de Joegoslavische burgeroorlog uitbreekt. 
Dat brengt ons weer bij de bronzen of koperen slang: dikwijls zien we hoe de massa’s opkijken naar een Leider. Deze kan zich richten tot grote mensenmenigten of tot de enorme legioenen van rode en zwarte mieren (als allegorie voor Stalin en Hitler), of ratten (een soort zwart- en bruinhemden) die Georg in zijn dromen en hallucinaties ziet. 
Een nauw met het slangmotief verbonden element is de gezant, dan wel rattenvanger, ronselaar of volksmenner, die namens een land, een bevolkingsgroep, een ideologie of een leider probeert het volk om zich heen  te scharen dan wel mee te voeren.

Met deze en nog veel andere leidmotieven is de roman een robuust geheel, gekenmerkt door realistische én surrealistische, vaak ook poëtische beschrijvingen van landschappen, personen en situaties, en door compassie met soms een vleugje wrange humor, zoals de terloopse constatering dat een Übermensch toch niet geacht wordt een bril te dragen. 
De zinnen en alinea’s zijn soms lang en gecompliceerd en soms juist kort en bondig. Maar altijd zijn ze glashelder. Verder weet de schrijver altijd de geest en de sfeer te treffen van de tijd waarin een passage speelt.

Neznanac se duboko pokloni svojemu zagovaraču, usekne se, (neki od prisutnih do kraja svojih života ustrajali su pri tvrdnji da je smotao rep i gurnuo ga u hlače), te počne ovako zboriti: - Moja gospodo! Dopustite mi da vam se obratim uime svojega gospodara kojemu sam poslušan sluga. Učinio bih za nj sve, pa uzmimo da moj gospodar kaže: - Idi do potoka pa se malo utopi, ja bih to smjesta učinio. Moj gospodar dobro poznaje vašu muku, ja dolazim u njegovu nalogu da vam ponudim spas.
De onbekende maakte weer een diepe buiging, nu naar degene die voor hem was opgekomen; hij snoot zijn neus (sommigen van de aanwezigen zouden tot het einde van hun leven volhouden dat hij zijn staart oprolde en in zijn broek stopte) en sprak de volgende woorden: ‘Mijne heren! Staat u mij toe me tot u te wenden in naam van mijn heer, die ik trouw en gehoorzaam dien. Ik ben bereid alles voor hem te doen. En als mijn heer zou zeggen: “Ga naar de beek en verdrink jezelf”, zou ik zonder meer gehoorzamen. Mijn heer is bekend met de nood waarin u verkeert, en het is in opdracht van hem dat ik hier kom om u een kans op een beter bestaan te bieden.’

Regelmatig wordt er gewisseld van verleden naar tegenwoordige tijd. Daarmee creëert de auteur een levendig verhaal waarin de lezer ook gebeurtenissen van langer geleden helder voor zich ziet. Dat leverde telkens de vraag op: overnemen of kiezen voor één tijd?

Wisseling overgenomen:

Jedne od tih večeri u krug slabašnog svjetla uljanice stupi neznanac. Nitko se kasnije nije mogao sjetiti tko ga je pustio u kuću; nikakvog kucanja. Bio je srednjeg rasta ili nešto ispod toga.
Op een van die avonden stapt een onbekende de zwakke lichtkring binnen. Niemand kan zich achteraf herinneren wie hem heeft binnengelaten, er was niet geklopt. Hij was van gemiddelde lengte of iets kleiner.

Gekozen voor één tijd:

Neznanac iščezne ali, kleli su se svi, ne kroz vrata.
De onbekende verliet het vertrek [letterlijk: verdwijnt], maar iedereen durfde te zweren dat hij niet door de deur vertrokken was.

Op enkele plaatsen wordt, om een passage als overpeinzing, droom of hallucinatie te markeren, een afwijkend lettertype gebruikt, of blijven hoofdletters en interpunctie achterwege. 

Altijd hetzelfde – het is een verzuchting die in de huidige geopolitieke verhoudingen met sinistere elementen uit de jaren dertig actueler is dan ooit.

Roel Schuyt vertaalde een grote diversiteit aan auteurs uit Centraal-Europa, waaronder Danilo Kiš (1935-1989), Dubravka Ugrešic, Borislav Cicovacki maar ook jonge auteurs zoals Goce Smilevski en Olja Savicevic. Bovendien schreef hij vertaalgeschiedenis door als een van de eersten het werk van Nobelprijs-kandidaat Ismail Kadare direct uit het Albanees te vertalen. Hem werd in 2011 de Aleida Schotprijs toegekend voor de vertaling van deel 1 van De nieuwkomers van de Sloveense auteur Lojze Kovacic  en in 2017 voor zijn hele vertaaloeuvre de Letterenfonds Vertaalprijs. Op Athenaeum.nl lichtte hij vertaalkeuzes bij Dubravka Ugrešic’ De vosGoran Petrovics Villa aan de rand van de tijd en Ismail Kadare's Een noodlottig diner toe.

pro-mbooks1 : athenaeum