Vertaler aan het woord: Martin de Haan over Michel Houellebecq

28 januari 2020
| | |

Een jaar geleden verscheen bij De Arbeiderspers Aan de rand van de wereld: Michel Houellebecq, geschreven door Houellebecqs vaste vertaler Martin de Haan. Lees bij ons bij wijze van vertalerstoelichting 'Terug naar de koeien'.

Persoon en werk van Michel Houellebecq laten niemand onberoerd. Maar wat weten we eigenlijk van die excentrieke man en het wereldbeeld dat ten grondslag ligt aan zijn boeken? Is hij echt zo cynisch en nihilistisch als vaak wordt beweerd, of moeten we zijn romans juist zien als een noodroep in tijden van liefdeloosheid? In vijfentwintig compacte stukken, die zich laten lezen als de fragmenten van een dagboek, gaat Houellebecqs vaste vertaler Martin de Haan uitgebreid in op deze en andere vragen die de Franse schrijver oproept.

Deze herziene en uitgebreide editie bevat nieuwe stukken over Houellebecqs politieke ideeën, over de betekenis van Schopenhauer voor zijn werk en over de roman Serotonine, alsook een tweede ongepubliceerde tekst van Houellebecq zelf.

N.B. Lees ook een fragment uit de vertaling van Martin de Haan, Serotonine en een bespreking van het boekeen fragment uit In aanwezigheid van Schopenhauer en de laudatio voor Michel Houellebecqs Onderworpen bij de bekendmaking van de shortlist van de Europese LiteratuurprijsEerder besprak Arjen van Meijgaard Soumission en publiceerden we voor uit de vertaling van Martin de Haan. Ten slotte: in 2009 schreven De Haan en Rokus Hofstede een korte toelichting bij Publieke vijanden.

 

Terug naar de koeien

Tegen het eind van Serotonine, Michel Houellebecqs zevende roman, gebeurt er halverwege een lange zin iets heel raars. De verteller, Florent-Claude Pierre Labrouste, heeft net ontdekt dat Camille, de liefde van zijn leven, die hij jaren geleden door een stommiteit is kwijtgeraakt en nu ongemerkt gadeslaat vanuit een café, inmiddels een kind heeft gekregen: 'Een kind, ze had dus een kind; dat mocht een nieuw feit worden genoemd. Ik had erop voorbereid kunnen zijn, vrouwen krijgen soms kinderen, feit is alleen dat ik overal aan had gedacht behalve daaraan.' Dan volgt die zin: 'En mijn eerste gedachten betroffen eerlijk gezegd niet het kind zelf: een kind krijg je over het algemeen met zijn tweeën, dat was wat ik bij mezelf zei, over het algemeen maar niet altijd, er zijn tegenwoordig diverse medische mogelijkheden, daar had ik over gehoord, en inderdaad had ik liever gehad dat het kind kunstmatig was verwekt, het zou me dan in zekere zin minder echt hebben geleken, maar dat was niet het geval, vijf jaar eerder had Camille midden in haar vruchtbare periode een treinticket en een toegangskaartje voor het Vieilles Charrues-festival gekocht, en ze was naar bed gegaan met een gozer die ze bij een concert had ontmoet - ze herinnerde zich de naam van de groep niet meer.' Waarna er een vrij gedetailleerde omschrijving volgt van de omstandigheden waaronder het kind is verwekt - ze dumpt de 'gozer' na die ene nacht meteen weer - en van de reactie van haar ouders op het nieuws van de zwangerschap.
Volgens de spelregels van het romangenre kan dit eigenlijk maar één ding betekenen: Florent-Claude en Camille komen kennelijk weer bij elkaar, zij vertelt hem over de verwekking van haar zoontje, en ze leven naar verwachting nog lang en gelukkig. Maar zo werkt het niet in de romanwereld van de zelf net voor de derde keer getrouwde Michel Houellebecq. Florent-Claude wil het zoontje doodschieten om Camille voor zichzelf te hebben, hij kan de moed niet opbrengen, en uiteindelijk druipt hij af zonder haar ook maar te hebben ontmoet - waarna zijn leven geen enkele zin meer heeft en hij letterlijk zijn dagen telt.
Maar… hoe kan hij dan weten hoe het kind is verwekt? Heel eenvoudig: dat kan hij niet. De passage over de gozer op het festival is een verteltechnische aporie, een onmogelijkheid van precies hetzelfde soort als Een liefde van Swann binnen Prousts grote ik-roman: de verteller treedt buiten zijn realistische grenzen en vertelt over dingen waar hij logischerwijs geen weet van kan hebben. Bij Proust pikken we dat vrij makkelijk omdat het een losstaand boekdeel betreft, maar in Serotonine slaan bij de 'oplettende lezer' (op wie de verteller tot twee keer toe expliciet een beroep doet) op dit punt alle stoppen door. Is het een weeffout in een verder keurig uitgevoerde vertelling? Zou Houellebecq zich ervan bewust zijn?
Bedaard als altijd antwoordt hij op mijn mail dat het inderdaad niet vaak voorkomt dat de schrijver dingen weet die de verteller niet weet, als het een verhaal in de eerste persoon is. En hij voegt eraan toe: 'Het boek bevat meer van dat soort dingen, hoewel die minder choqueren; af en toe zegt de verteller dat hij iets is vergeten, of hij doet een beroep op het geheugen van de lezer.' Kortom, het is niet zomaar een foutje, zoals die in bijna elke roman wel voorkomen en in Houellebecqs romans al helemaal, door zijn intuïtieve manier van schrijven. We hebben daarover inmiddels de afspraak dat ik ze niet meer verbeter of aan hem voorleg, sinds hij in Publieke vijanden schreef: 'In Mogelijkheid van een eiland […] had ik aanvankelijk geschreven dat Daniel uit zijn Bentley stapte. Een paar maanden later wees mijn Nederlandse vertaler […] me erop dat de Bentley vijftig bladzijden eerder was verkocht; normaal gesproken had Daniel uit zijn Mercedes moeten stappen. Niemand bij de Franse uitgeverij had iets gezien. Bij die parkeerplaats langs de snelweg zag ik de Bentley voor me; ik heb hem braaf door de Mercedes vervangen. Heb ik daar goed aan gedaan? En dat gebeurt de hele tijd, voortdurend, omdat de poëzie één ding zegt en de samenhang, de constructie en de logica met hinderlijke regelmaat het tegendeel willen zeggen. Als je gehoor geeft aan de poëzie, bevind je je op de grens van de leesbaarheid. Als je er geen gehoor aan geeft, kun je je klaarmaken voor een keurige carrière als storyteller.'
In Serotonine zien we die ontregelende poëtische kracht regelmatig aan het werk. Neem bijvoorbeeld de chronologie: de roman bevat vrij veel tijdsaanduidingen, maar als je die probeert samen te voegen tot een coherente tijdslijn kom je er niet uit. Aan het begin van het boek (dat in de tijd lijkt samen te vallen met het eind) is Florent-Claude zesenveertig; op 31 december 1999, toen hij Claire ontmoette, was hij zevenentwintig, dus het verhaal zou zich moeten afspelen in 2018-2019. Maar dat klopt niet met de mededeling dat er ruim twintig jaar zit tussen zijn tweede bezoek aan Aymeric en het eerste, dat plaatsvond vlak voordat hij in 2001 Camille leerde kennen - een ontmoeting waarvan hij elders weer zegt dat die zeventien óf negentien jaar geleden is. Ook sommige 'realistische' details kunnen moeilijk kloppen of zijn onwaarschijnlijk. Wat bijvoorbeeld te denken van de bijna slapstickachtige maatregelen (de latex handschoenen die hij permanent zegt te hebben gedragen, de plastic zak waarin hij al zijn peuken en al het gebruikte bestek heeft verzameld - maar niet de glazen die hij aan zijn mond heeft gehad) die Florent-Claude achteraf gezien ineens drie weken lang blijkt te hebben genomen om geen sporen achter te laten in het panoramische restaurant waar hij zich heeft verstopt om Camille en haar zoon te observeren? En wat te denken van het feit dat hij expliciet zegt een autobiografisch boek te schrijven, inclusief verwijzingen naar wat hij later nog wil vertellen of al heeft verteld, en inclusief een herhaald beroep op de oplettendheid van de lezer, terwijl elke mededeling over de concrete schrijfomstandigheden ontbreekt en de toon allerminst die is van een man die al terugkijkend 'letterlijk doodgaat van verdriet' om het kwijtraken van de liefde van zijn leven? Wat dat laatste punt betreft doet het boek overigens aan Platform denken, waarvan de toon ook niet past bij het vertelstandpunt.
Florent-Claude Labrouste is net zomin als Houellebecqs andere ik-personen een betrouwbare realistische verteller, dat voel je tijdens het lezen van Serotonine voortdurend. In feite is er sprake van wat we met de 'Oostenrijkse pias' (Freud) een verregaande Ich-Spaltung zouden kunnen noemen: het vertellende 'ik' valt niet samen met het vertelde 'ik', niet alleen omdat iemand die naar zijn huidige of vroegere zelf kijkt daar nóóit helemaal mee samenvalt - 'Ik is een ander', schreef Rimbaud -, maar ook om een heel specifieke reden, namelijk dat bij Houellebecq verteller en personage echt verschillende personen lijken: de een afstandelijk, eigenzinnig, humoristisch en nu en dan cynisch (om nog maar te zwijgen van het onverklaarbare schrijftalent), de ander zwak en aandoenlijk, op het pathetische af. Je zou haast kunnen zeggen dat Houellebecq zijn ik-personen vaak opbouwt rond de twee polen die hij in Elementaire deeltjes heeft verbeeld als de halfbroers Bruno en Michel, de hunkerende versus de afstandelijke - die in romans als Platform en Serotonine niet worden versmolten tot één complexe persoonlijkheid, maar aan elkaar geklonken zonder dat er een eenheid ontstaat.
Dat maakt het erg moeilijk om je met zo'n ik-persoon te vereenzelvigen, tenzij je selectief leest en de alarmsignalen consequent negeert. Ook puur inhoudelijk gezien is die vereenzelviging lastig, want Houellebecq schotelt ons telkens een vrij afstotelijke 'boze witte man' voor - wat ook de allergrootste Gutmensch er niet per se van weerhoudt zich met de roman als zodanig te vereenzelvigen, juist vanwege de inmiddels heerlijk vertrouwde combinatie van zwartheid en vrolijkheid, ongrijpbaarheid en ambiguïteit. Serotonine is weliswaar niet zo meerduidig als Houellebecqs vorige vijf romans, maar met name door die gespleten ik-persoon toch ruim genoeg om een eenduidige lezing onmogelijk te maken. En inderdaad lopen de lezingen zoals altijd weer ver uiteen: voor sommigen is het een profetische gelehesjesroman (een kenschets die wat mij betreft eerder op Onderworpen van toepassing zou zijn), voor anderen een verrassende liefdesroman, en voor een enkeling zelfs een glashelder bewijs dat Houellebecq in het slappe jaren 90-denken is blijven steken.
Juist met de enige roman van Houellebecq die nog minder meerduidig en ironisch is, zijn debuut De wereld als markt en strijd, vertoont Serotonine overigens opvallend veel overeenkomsten. De sfeer is in beide boeken intimistisch, de hoofdpersonen zijn allebei depressieve ambtenaren; grote maatschappelijke vergezichten ontbreken, het verhaal glijdt niet expliciet de nabije of verre toekomst in (hoewel de tijdsaanduidingen zoals gezegd tegenstrijdig zijn); de plaats van handeling is voor een groot deel het Normandië waar Houellebecqs grootmoeder vandaan kwam, en in beide boeken speelt een regionale landbouwinstantie een belangrijke rol. Zelfs de naam van de arts in Serotonine (Azote) lijkt op die van de psychiater in De wereld als markt en strijd (Népote), zoals Wilma de Rek al constateerde in haar Volkskrant-recensie.
En dan zijn er natuurlijk de koeien. De wereld als markt en strijd: 'Ik keek naar de koeien. De meeste sliepen niet, ze waren al aan het grazen. Ik bedacht dat ze volkomen gelijk hadden; ze hadden het ongetwijfeld koud, dus konden ze maar beter een beetje lichaamsbeweging nemen. Zonder hun ochtendrust te willen verstoren sloeg ik ze welwillend gade. Een paar kwamen in mijn richting lopen tot aan de omheining, zonder te loeien, en keken me aan. Ze lieten mij ook met rust. Zo was het goed.' Serotonine: '[…] pas toen ik de Normandische koeien ontdekte begreep ik waarom de koe voor hindoes een heilig dier was. Tijdens mijn eenzame weekends in Clécy hoefde ik elke keer maar tien minuten naar een van de kudden grazende koeien in het omringende coulisselandschap te kijken om alles te vergeten […].' En: 'De koeien volgden me nieuwsgierig met hun blik terwijl ik langs de boxen liep; ik stak mijn hand door de spijlen om hun snuiten aan te raken, ze voelden lauw en vochtig.'
Koeien als enige resterende band met de wereld? Het zou zomaar kunnen. Tenzij de hoofdpersoon van Houellebecqs volgende roman natuurlijk geleerd heeft van de fouten van zijn voorganger en dus niet zo stom is om door een slippertje de liefde van zijn leven kwijt te raken. Want dat is ook iets wat na het lezen van Serotonine blijft nazeuren, net als bij Platform trouwens: het had allemaal niet zo hoeven lopen, Florent-Claude had evengoed nog lang en gelukkig met Camille door het leven kunnen gaan. Misschien wordt het toch tijd dat Michel Houellebecq eindelijk eens de handschoen opneemt die hij zichzelf in 2002 toewierp toen hij me in Spanje meldde dat hij graag een keer een roman met volstrekt gelukkige personages zou willen schrijven.

 

© Martin de Haan
© De Arbeiderspers

pro-mbooks1 : athenaeum