De eerste zin en namen in Ahmed Bouanani’s De kliniek, vertaald door Hester Tollenaar

16 februari 2021
| | | |

Hester Tollenaar vertaalde Ahmed Bouanani’s L’Hôpital als De kliniek. De roman is onderdeel van de Schwob-winterselectie. We brengen een fragment en vroegen haar haar vertaling toe te lichten. Over de kracht van de openingszin, persoonlijke ervaringen in het vertalen – en de namen in de roman.

Quand j’avais franchi le grand portail en fer de l’hôpital, je devais être encore vivant.
Toen ik door de grote ijzeren poort van de kliniek liep leefde ik waarschijnlijk nog.

De schrijver van deze zin, de openingszin van een boek over een man die in een kliniek wordt opgenomen en de kafkaëske avonturen die hij daar beleeft, baseerde zich op een persoonlijke ervaring. De auteur, Ahmed Bouanani, moest in 1967 namelijk enige tijd in een ziekenhuis in Rabat verblijven wegens tuberculose, wat genoeg in hem losmaakte om er dit kleine meesterwerk over te schrijven.
In een brief aan zijn vrouw uit die tijd zegt hij: ‘Het wordt steeds moeilijker om aan de buitenwereld te denken.’ En dat is een langzame dood, een soort afsterven. Wie afgesneden raakt van de buitenwereld loopt het risico te verdwalen in een innerlijk doolhof en zijn of haar gevoel voor de realiteit te verliezen. Een mechanisme dat zeker speelt in De kliniek en dat de openingszin zo sterk maakt: het boek ligt erin besloten.

Kort nadat ik de vertaling van De kliniek had ingeleverd gingen we in Frankrijk in algehele lockdown vanwege het coronavirus. Enerzijds was ik blij dat de vertaling af was, want ik kwam dus thuis te zitten met een vijfjarig kind waardoor werken vrijwel onmogelijk werd, anderzijds had ik juist graag aan deze tekst gewerkt tijdens de lockdown. Ineens werd mijn eigen wereld een Kliniek-achtig universum, met mijn Brit, Rouwdouwer en Snotneus binnen de muren van ons huis, die af en toe op me afkwamen.
Wie vertaalt heeft uiteraard een gedegen kennis van de betreffende talen en culturen nodig. Maar wie vertaalt maakt net als schrijvers gebruik van persoonlijke ervaringen en moet veel inlevingsvermogen en een sterke intuïtie hebben. Zeker bij een boek als De kliniek, dat soms weinig ‘technische’ houvast biedt. Als je in een tekst bij wijze van spreken niet meer weet waar je bent, wanneer je er bent of wie je bent, heb je aan taal- en cultuurkennis alleen niet genoeg bij het maken van je keuzes.
Een concreet voorbeeld van zo’n keuze was hier de vertaling van de namen van de personages. Wat te maken van Le Pet (de scheet, de wind, de flatus, de bout...), Le Litron (een oude maateenheid, informeel gebruikt als woord voor liter wijn), Argane (arganboom) en Le Corsaire (de kaper, zeeschuimer, piraat, maar ook kniebroek...)? De Nederlandse namen moesten natuurlijk de lading van hun Franse origineel dekken, maar ook overeenkomen met de toon van het boek en vooral de karakters. Na soms lang wikken en wegen en aanvoelen en inleven — het kan een achtbaan zijn in het hoofd van auteurs en in de huid van personages — werden het uiteindelijk: de Ruft, de Kegel, Argan en de Vrijbuiter.

Hester Tollenaar rondde in 2009 de VertalersVakschool af en vertaalde onder andere werk van Ondine Khayat, Anne Icart en Mohammed Khaïr-Eddine, Kateb Yacine, Tahar Djaout, Mouloud Mammeri, Mohammed Mrabet en Fadhma Aït Mansour Amrouche – maar ook van Stuart Evers (met Arthur Wevers) en Rebecca Solnit. Samen met Asis Aynan nam zij het initiatief tot de Berberbibliotheek.

pro-mbooks1 : athenaeum