Over het vertalen van Jon Fosses Septologie terwijl het nog geschreven wordt – door Marianne Molenaar
01 maart 2022Marianne Molenaar vertaalde Jon Fosses Septologie, waarvan nu Een nieuwe naam, deel VI-VII, verschenen is. Ze vertaalde tijdens het schrijfproces, waardoor oude vertaalkeuzes in nieuwe contexten terechtkomen. Over krentenbollen, een sprei en een sloep.
N.B. Voor ons lichtte Marianne Molenaar ook deel I, De andere naam toe, en we publiceerden voor uit deel II, Ik is een ander. Edith Koenders en Adriaan van der Hoeven deden hetzelfde bij Fosses Melancholie II, terwijl Miriam Rasch Melancholie I besprak. Ten slotte kun je een fragment uit Slapeloos lezen op Athenaeum.nl.
Vertalen terwijl het nog geschreven wordt
Het is heel prettig om als vertaler in één keer een aanbod voor meerdere boeken te krijgen, in het geval van Septologie van Jon Fosse voor drie zelfs! Heerlijk, je kunt plannen, je bent een zekere periode van inkomen verzekerd, wie wil dat niet!
Een smet op de euforie bij Septologie betekende dat Fosse zelf nog volop aan het schrijven was, ja, dat de originelen zelfs niet veel eerder zouden uitkomen dan de vertalingen. Ik had van collega’s begrepen dat die werkwijze grote nadelen met zich mee kon brengen, bijvoorbeeld omdat de schrijver tijdens het proces steeds weer met veranderingen komt. Maar gelukkig, dat was geen probleem in dit geval.
Een veel groter probleem was ikzelf! Aangezien ik tijdens de vertaling van het eerste boek de twee volgende nog niet kende kon ik de gevolgen van keuzes die ik in het eerste boek maakte, niet overzien… o, jee: alweer die bol, had ik toch niet liever iets anders moeten nemen? En waarom heb ik voor dat ding in godsnaam sprei gekozen, dat is toch komisch hier? Een kajuit? Op een sloep? Verdorie, had het toch een ander soort boot moeten worden?
Een kadetje of een krentenbol?
Ik weet nog heel goed dat ik voor krentenbol koos als vertaling voor bolle wanneer Asle en zijn zusje in Een andere naam als kleine kinderen bij de bakkerij opduiken. Een Noorse ‘bolle’ is een gebakken deegbolletje, een verfijnd soort kadetje maar met een eigen smaak door onder andere kardemom. Er zijn verschillende soorten ‘boller’, zo heb je rosinboller, met rozijnen, skillingsboller, spiraalvormig met kaneel en suiker en skuleboller, met vanillecrème en poedersuiker. In Een andere naam stond alleen ‘bolle’.
Nu komt het in een roman niet echt van pas uitgebreid uit te leggen wat zo’n bol in Noorwegen precies is, dus zocht ik een in Nederland passend equivalent. Hm, een doodgewoon Nederlands kadetje is voor een kind niet echt een traktatie, en gezien de tijd en het milieu waarin het verhaal speelt, ca. eind jaren vijftig van de twintigste eeuw op het platteland, vond ik ook niet dat ik een luxueuze lekkernij kon kiezen, dus bedacht ik dat krentenbol hier prima paste. Dat was voor mij in die tijd echt een lekkernij! Dat Asle die niet lekker vond omdat hij niet van zoet hield, leek me geen probleem, ten slotte zijn ze zoet.
In boek twee was er echter plotseling sprake van een ‘skulebolle’. Die kreeg Asle weer van de bakker toen hij het zogenaamde gevonden geld terugbracht. Poeh, wat hadden wij in die tijd als je iets lekkers kreeg? Een gevulde koek, maar dat was zo typisch Nederlands, bovendien verdween dan de continuïteit in de vertaling, de ‘bolle’ was opeens verdwenen. Dus koos ik ook deze keer voor krentenbol, dat leek me nog het meest aannemelijk. En storen deed het hier niet, vond ik.
Maar toen kwam boek drie! Daarin bood de hospita Asle weer gewoon ‘boller’ aan toen hij zijn kamer op kwam zeggen. Die had ze die dag spontaan in de supermarkt gekocht, iets wat ze normaal nooit deed. Nee, o, nee. Bied je als oude vrouw een jonge knul een krentenbol aan als iets lekkers bij de koffie? Wat nu? Kon ik dat weer nemen of moest ik toch opeens iets anders verzinnen? Ik werd nerveus, wat had ik gedaan met die stomme krentenbollen? Maar nu plotseling heel iets anders te nemen vond ik ook geen goed idee, in deze zeven delen komt alles steeds weer terug en dan is het raar of zelfs storend als je zomaar opeens een andere keus maakt. Het kostte me hoofdbrekens, maar, nou goed, dan had ze maar krentenbollen gekocht! En niemand die erop reageerde!
Een sprei of een deken of een plaid of een kleed?
Een ander voorbeeld is dat vermaledijde sprei dat Asle al die zeven delen met zich meesleept. Fosse gebruikt het woord ‘kvitel’, dat wollen deken of wollen sprei betekent. Oorspronkelijk waren dat redelijk dunne zelf geweefde wollen kleden die vaak als sprei werden gebruikt. Wat te kiezen? Wollen deken vond ik voor Noorwegen niet passen, zoals wij die van vroeger kennen hebben zij die nauwelijks gekend, ze slapen al sinds mensenheugenis onder dekbedden. Een plaid? Had misschien gepast als het in Septologie niet zo goed als onmogelijk was geweest zomaar zo’n ‘modieus’ Engels woord te gebruiken. Het zou onmiddellijk rood staan te knipperen in deze oerNoorse woordenstroom vol alledaagse basale begrippen. Kleed misschien? Tja, dan zie ik toch algauw een vloerkleed voor me, of een tafelkleed, iets diks in elk geval.
Uiteindelijk heb ik toch voor sprei gekozen. Iets wat op bed ligt, zoals een kvitel vaak deed, en wat je over je heen kunt trekken. Natuurlijk was ik op dat moment nog onkundig van het feit dat het woord voortdurend zou terugkomen en dat ding Asle zijn hele verdere leven zou vergezellen. Was de keus in het eerste boek wat aarzelend geweest, elke volgende keer als ik het woord tegenkwam trok zich iets onwillig in mij samen. Maar helaas, the point of no return lag achter me. En godzijdank, want wat bleek? Asle stopt diverse malen zijn schilderijen ín die ‘kvitel’ verpakt in zijn koffer: Stel dat ik ‘wollen deken’ had genomen!
Gewoon een oerdegelijke boot?
En dan de sloep van Åsleik. Het leek me een goede vertaling. Een sloep. Gewoon een oerdegelijke boot waarin je in je eentje het water op gaat om te vissen, dacht ik. In de Van Dale staat bij sloep: licht vaartuig zonder dek, ingericht voor riemen, gewoonlijk echter ook met een kleine mast. Dat leek perfect te passen. Tot die sloep in het laatste boek plotseling wel een dek kreeg, en een kajuit en een stuurhut en wat niet al. O, verdorie, wat nu? Gegoogled, gezocht, getwijfeld. Maar hé, kijk daar, een foto van een sloep mét een kajuit! En in de Van Dale staat als tweede uitleg: vissersvaartuig van plaatselijk verschillend model. Dat noem ik puur geluk!
Ik ben nu aan een boek van Hamsun bezig, heerlijk! Dat boek is al meer dan een eeuw beschikbaar. Maar goed, dat levert weer andere problemen op...
Marianne Molenaar vertaalde behalve werk van Jon Fosse boeken van onder anderen Karl Ove Knausgård, Tomas Espedal, Åsne Seierstad, Knut Hamsun, Anne B. Ragde, Hanne Ørstavik, Erlend Loe, Per Petterson en Dag Solstad.
