Over het vertalen van Lúcio Cardoso’s Kroniek van het vermoorde huis door Harrie Lemmens

16 februari 2022
| | | |

Harrie Lemmens vertaalde Lúcio Cardoso’s Crônica da casa assassinada als Kroniek van het vermoorde huis, een van de Schwob-wintertitels. Op ons verzoek lichtte hij de vertaling toe, waarin de eerste zin al een onhandig ingeslikt onderwerp opwerpt.

Een veelzijdig talent mag je de Braziliaan Lúcio Cardoso (1912-1968) wel noemen, van wie zojuist Kroniek van het vermoorde huis, zijn lijvige opus magnum, is verschenen bij De Arbeiderspers. Behalve romancier was hij dichter, dramaturg en vertaler (onder andere van Dostojevski, met wie hij zich het meest verwant voelde), hij publiceerde dagboeken en schreef filmscenario’s, werkte als toneel- en filmregisseur, en toen hij op vijftigjarige leeftijd door een hersenbloeding niet meer kon schrijven begon hij te schilderen. Hij speelde een belangrijke rol in de bohème van Rio de Janeiro en was bevriend met Clarice Lispector. Hoewel hij niet te koop liep met zijn geaardheid, heeft zijn werk veel betekend voor de emancipatie van homoseksuelen.

Een ingeslikt onderwerp

1 Dagboek van André (slot)

18-...-19... –  (... mijn god, wat is de dood? Hoelang zal ik, als zij ver van mij vandaan onder de aarde ligt die haar stoffelijke resten be­schut, telkens weer de weg van haar bewonderenswaardige leer­school in de liefde moeten afleggen...

1 DIÁRIO DE ANDRÉ (conclusão)

18 de... de 19... – (...meu Deus, que é a morte? Até quando, longe de mim, já sob a terra que agasalhará seus restos mortais, terei de refazer neste mundo o caminho do seu ensinamento, da sua admirável lição de amor...

Een roman die begint met het einde. Een vertwijfelde uitroep, in een dagboek opgetekend door een zestienjarige jongen bij de dood van de veel oudere vrouw die hem heeft ingewijd in de liefde en wier tragische overlijden hem voor het eerst confronteert met het definitieve afscheid dat de dood is. En onmiddellijk rijst er voor mij als vertaler een probleem. Het bijzinnetje zonder persoonsvorm longe de mim... heeft een ander (ingeslikt) onderwerp dan de hoofdzin até quando [...] terei de refazer... Het is niet de ik die onder de aarde ligt maar zíj. In het Portugees kan dat, in het Nederlands zou het ‘ver van mij’ moeten terugslaan op ‘ik’.

Omdat je niet alleen trouw moet blijven aan de tekst, maar ook aan de taal waarmee je werkt, en bovendien aan de lezer moet denken, heb ik het opgelost door de persoonsvorm van de hoofdzin naar voren te halen (‘Hoelang zal ik’) en aan de bijzin de ingeslikte persoonsvorm toe te voegen (‘als zij ver van mij ... ligt’). Het is altijd hetzelfde piekerverhaal: vertalen is nooit één op één, soms moet je, om hetzelfde effect te bereiken, explicieter worden, soms omgekeerd indikken, bijvoorbeeld een zin juist elliptisch maken – zonder afbreuk te doen aan de bron, die per slot van rekening alles is.

Een levensfilosofie, met uitroep- en vraagteken ineen

‘Wat, mijn god, is voorgoed?’ vraagt de jongen zich dan in één adem af. ‘Zij’ heeft hem een houvast en richtsnoer gegeven in de liefdes die hij op zijn levenspad zal ontmoeten, en die nieuwe liefdes zullen de pijn van haar verlies verlichten door de herinnering in stand te houden. Wanhoop en hoop in eeuwige verstrengeling.

Een levensfilosofie in een notendop. Het is een van de vele facetten van de vuistdikke roman Kroniek van het vermoorde huis van de Braziliaanse schrijver Lúcio Cardoso. Liefde en dood, maar ook rouw en schuldgevoel, ziekte en bedrog, boetedoening en overspel, onmacht en manipulatie – ja, waar gaat deze kroniek eigenlijk niet over? En als een soort giftige adder kronkelt het woord ‘incest’ door de tekst heen, een even verfoeilijke zekerheid als geraffineerde zet op het schaakbord van hoog oplaaiende emoties. Uitroep- en vraagteken in één.

Een vreemd element in een gesloten reservaat

In het binnenland van Minas Gerais leidt de familie Meneses een leven van vergane glorie. Ooit rijke landheren bezitten ze in de eerste helft van de vorige eeuw niet veel meer dan de chácara, ‘hoeve’, waarin ze wonen. Het fortuin slinkt steeds verder voor de drie broers, van wie de een zich vastklampt aan de traditie, de tweede zich opsluit in de kleren en sieraden van zijn moeder en de derde een uitweg zoekt in de wereld. Hij brengt uit Rio de Janeiro Nina mee, een jong meisje van ietwat lichte zeden, dat het vreemde element vormt in het gesloten reservaat. Haar aanwezigheid brengt het ooit zo stevig gegrondveste huis aan het wankelen. Ze staat voor kleur en levenslust in de zwarte somberheid van vaste patronen. Dat kan natuurlijk niet goed gaan.

Het gaat niet goed. Ze verlaat zwanger huis en man om terug te keren naar Rio. Het kind wordt opgehaald door Ana, de vrouw van de oudste van de drie broers, en opgevoed door huishoudster Betty. Zestien jaar later keert Nina terug en leidt ze André binnen in het rijk van seks en emotie. Ze lijdt dan al aan ongeneeslijke kanker en de vordering van de ziekte en haar uiteindelijke overlijden worden op een bijzonder indringende en bijna lijfelijk voelbare manier beschreven door de verschillende personages. Niet alleen door de leden van de verkommerende familie, maar ook door buitenstaanders, zoals de dorpsarts, de apotheker en – vooral! – de pastoor, die als een soort Grieks koor fungeren in deze tragedie: degene die van buiten komt, het vreemde element, sterft en het huis, de traditie, de gemeenschap, wordt vermoord. Door haar, Ina, of door zichzelf?

Een dolk in diverse registers

Lúcio Cardoso haatte Minas Gerais, waar hij in 1912 geboren werd, met zijn zwaarmoedigheid, zijn hypocrisie en verstrengeling van geld en kerk. Op zeventienjarige leeftijd verliet hij de deelstaat en het liefst had hij een dolk gehad om hem dood te steken, zegt hij ergens in een interview. Misschien heeft hij die dolk wel gevonden in deze roman, een wervelende verzameling stemmen die samen, springend in de tijd, het verhaal van de ondergang vertellen. Diverse registers dus in diverse genres: dagboek, brief, verslag, verklaring, relaas en biecht. Besmuikt, openhartig, geniepig, grootmoedig, sluw enzovoort. Zo’n breed scala is natuurlijk een zware opgave voor een vertaler (hoe doe je recht aan de gelaagdheid en veelvormigheid, hoe kun je de stemmen zo laten klinken dat de lezer het personage hoort met zijn ogen?) , maar het is ook een fantastische uitdaging, juist vanwege de gelaagdheid en veelvormigheid.

Harrie Lemmens (1953), van huis uit neerlandicus, vertaalde ruim honderd boeken uit het Engels, Duits en, vooral, Portugees, van onder anderen Fernando Pessoa, António Lobo Antunes, José Saramago, Cormac McCarthy, João Ubaldo Ribeiro, Chinua Achebe, Clarice Lispector, José Eduardo Agualusa en Eça de Queiroz. In 2006 ontving hij de vertaalprijs van het Nederlands Letterenfonds. Hij stelde verder boeken samen over Angola en de Braziliaanse indianen, schreef de boeken God is een Braziliaan en Licht op Lissabon. Stadsverhalen en publiceert in het digitale literaire tijdschrift www.zuca-magazine.nl. Momenteel werkt hij aan een boek over Berlijn.

Op Athenaeum.nl lees je zijn toelichtingen op het werk van Lobo Antunes (Reis naar het einde en De andere kant van de zee), Dulce Maria Cardoso, Raduan Nassar, Michel Laub (Overal en altijd weer en Het donderdagtribunaal), Pessoa, Agualusa en Daniel Galera. Tim Wagemakers besprak zijn God is een Braziliaan.

pro-mbooks1 : athenaeum