De (niet helemaal) eerste alinea van De jacht op het snoekje van Juhani Karila, vertaald door Annemarie Raas

01 mei 2023
| | | |

Annemarie Raas vertaalde Pienen hauen pyydystys als De jacht op het snoekje - nu op de longlist van de Europese Literatuurprijs 2023. Op ons verzoek lichtte ze haar vertaling toe. Lees over haar namen voor Finse monsters – en die ene misser: Moker-Olli.

N.B. Lees ook een fragment uit De jacht op het snoekje op onze site.

Tulemme ylhäältä, jotta ymmärrät. Lappi on iso. Vielä Sodankylästäkin saa posottaa autolla suoraan pohjoiseen melkein viisi tuntia, että pääsee Jäämerelle. Unohda, autoilu on huono mittari. Teitä ei ole paljon. Eikä taloja. Eikä ihmisiä. Kairaa on. Epämääräistä mättäistöä, ikään kuin ylijäämää, jota jumala lätki ympäri pohjoiskalottia sen jälkeen, kun oli asentanut muualle nurmikot ja nummet ja sademetsät. Yksi paskahousu koko jumala! Liioittelen. Ylängöt ovat kauniita. Mutta kaikki muu! En suinkaan valita. Täällä ei ole ketään, eli tilaa on. Lapin idea on koon ja tyhjyyden yhdistelmässä. Resuisten kuusten puhkomassa taivaanrannassa, jonka kammottava autius pitää ihmiset mykkinä ja myytit vahvoina. Myytit, ne syövät pelkoa. Niistä tiivistyy hirviöitä, jotka vaeltavat jänkiä kuin ammoin käynnistetyt koneet, joita kukaan ei osaa enää sammuttaa. Niitä ui tummissa vesissä. Niitä kyyhöttää välikatoissa, pyöreät silmät palaen kuin pöllöillä. Ja kaukana kylien ulkopuolella, metsien, aapasoiden ja järvien takana nimettömät oliot tarkkailevat valtakuntaansa ja talojen kalpeita valoja tunturien huipuilta.
We naderen van bovenaf, zodat je het beseft. Lapland is groot. Zelfs vanuit Sodankylä moet je nog bijna vijf uur lang in noordelijke richting rijden om bij de Noordelijke IJszee te komen. Laat maar, autoritten zijn een slechte graadmeter. Wegen zijn er nauwelijks. Huizen evenmin. Of mensen. Wildernis, dat wel. Een ondefinieerbare bodem met her en der verheven stukken begroeide grond, als een restant dat god over de noordkalotten uitstrooide nadat hij elders de gazons, heidevelden en regenwouden had neergelegd. Wat een lul, die god! Ik overdrijf. De hoogvlaktes zijn mooi. Maar de rest! Niet dat ik klaag. Er is hier niemand, en dus is er ruimte. Lapland zit ’m in de combinatie van omvang en leegte. In een horizon die door jammerlijke sparren wordt doorgeprikt, een horizon die zo afschuwelijk verlaten is dat het mensen doet zwijgen en mythes doet floreren. Die mythes, die voeden zich met angst. Ze brengen monsters voort die door de moerassen zwerven als machines die niemand nog kan stopzetten. Ze zwemmen in donkere wateren. Ze zitten gehurkt op zolders, met ronde ogen die branden als die van een uil. En ver buiten de dorpen, achter bossen, moerassen en meren, kijken naamloze wezens vanaf de toppen van de heuvels naar hun koninkrijk, en naar de bleke verlichting van de huizen.

Nederlandse namen voor Finse monsters

Die naamloze wezens bleken wel degelijk namen te hebben in het Fins, en dat niet alleen: ze hadden karaktertrekken, eigenschappen, reputaties. Waar te beginnen bij het vinden van een Nederlandse naam die recht deed aan al die factoren?
Auteur Juhani Karila was zo vriendelijk een toelichting te schrijven bij de monsters. Sommige had hij zelf verzonnen; sommige wezens kwamen uit de Finse mythologie maar hadden van hem andere eigenschappen gekregen; van nog weer andere monsters had hij de mythologische eigenschappen overgenomen maar de naam veranderd.

Voor sommige wezens had ik snel een Nederlandse naam gevonden: turvemörkö is een samenstelling van ‘turf’ en ‘monster’, dus ‘turfmonster’ lag voor de hand. Hetzelfde gold voor raitajalka: ‘streep’ + ‘been’ = ‘strepebeen’. (Niet ‘strepenbeen’; we bevinden ons in de diepste, duisterste Lapse wildernis, daar waar de nieuwe spellingregels nog niet zijn doorgedrongen.)
Ook de bulder had zijn naam vrij snel gekregen. Het Finse woord meteli betekent ‘lawaai’, en dit monster is in het boek voornamelijk gevaarlijk: ‘Hij had een eland geslacht en afgestroopt en de bloederige huid om zich heen gewikkeld. De hoeven van de eland hingen van zijn schouders. Niemand wist hoe de bulders hun beschaafdheid waren kwijtgeraakt.’ Het monster moest dus een naam krijgen die ‘lawaai’ betekende en iets gevaarlijks had.

De beekstakkers hadden in het Fins hun naam te danken aan de draugen, ondode wezens uit de noordse mythologie (in het Noors: draugr), die zelfs een eigen Wikipedia-pagina hebben in het Nederlands. Het Finse jokiraukka is dus enerzijds een samenstelling van ‘rivier’ + ‘draug’, maar raukka betekent ook ‘arme ziel, stakker’. Aangezien het om onfortuinlijke mensen (?) gaat die in de rivier zijn verdronken, werd die betekenis het belangrijkst bij het vinden van een naam. Uiteindelijk koos ik voor ‘beekstakkers’ omdat dat soepeler klonk dan ‘rivierstakker’.

En dan hadden we nog de potentiële publiekslieveling, de dreumel. Juhani beschreef uitgebreid hoe we de Finse peijooni moesten zien: geen meelijwekkend wezen, en absoluut niet doortrapt. Eerder een beetje onhandig. Tegelijkertijd schattig en levensgevaarlijk. Uiteindelijk koos ik ervoor het wezen ‘dreumel’ te noemen, een samentrekking van ‘dreumes’, ‘dreun’ en ‘pummel’.

De enige misser: Moker-Olli smakte

Het enige monster waarbij het ‘mis’ ging in de vertaling – niet alleen in het Nederlands, maar ook in het Pools en Duits bijvoorbeeld – is Moker-Olli. De Poolse vertaler had aan Juhani gevraagd of hij hem tot ‘Specht-Olli’ mocht omdopen, omdat Moker-Olli vroeger veel getimmerd had en zo iemand in het Pools vaak een specht werd genoemd. Juhani vond dat prima, en lichtte verder niet toe hoe Moukku-Olli aan zijn Finse naam was gekomen.

Het Finse woord moukku betekent ‘klap, slag, dreun’, en aangezien Moukku-Olli bij leven en welzijn dakspanen op schuren had getimmerd, lag de naam ‘Moker-Olli’ voor de hand. Wel was het vreemd dat hij volgens de brontekst zijn naam te danken had aan het feit dat hij bij het timmeren de spijkers in zijn mond hield, en dat de mineralen in de spijkers zijn tanden hadden aangetast, waardoor hij een smakkend geluid maakte als hij sprak. Maar toch: moukku = klap = moker, hadden de meeste vertalers geconcludeerd, en dat was dat. Pas toen de Israëlische vertaalster navraag deed bij Juhani, bleek dat moukku naar het Lapse dialectwoord voor ‘smakken’ verwees, en dat Moker-Olli’s naam helemaal geen verband hield met het timmerwerk in zijn jonge jaren!

Die naamsverwarring zal geen afbreuk doen aan het verhaal als geheel, vermoed ik. Juhani Karila maakt volkomen aannemelijk dat Lapland een streek is waar je maar beter af en toe een blik over je schouder kunt werpen, omdat je nooit weet wat voor wezens er achter je kunnen opduiken…

Annemarie Raas vertaalde meer dan zestig boeken van onder anderen Riikka Pulkkinen, Arto Paasilinna, Max Seeck en Pajtim Statovci uit het Fins. Ze werd in 2020 bekroond met de Finse Staatsprijs voor buitenlandse vertalers, in 2011 met de Zilveren Griffel voor haar vertaling van Siri Kolu’s Me Rosvolat, en stond in 2013 op de shortlist van de Europese Literatuurprijs met haar vertaling van Rosa Liksoms Coupé no. 6. Haar vertaling van Witte honger van Aki Ollikainen stond in 2017 op de longlist.

pro-mbooks1 : athenaeum