Recensie: De mens is het dier dat verdwaalt (maar wel handig met vuur)

25 november 2015 , door Pieter Hoexum

Bernd Heinrichs nieuwe boek Huiswaarts (The Homing Instinct, vertaling Pon Ruiter & Josephine Ruitenberg) gaat, zoals de ondertitel zegt, over Het wonderbaarlijke instinct van trekvogels en andere dieren, over hoe dieren de weg naar huis terug kunnen vinden. En het mooie daarbij is dat Heinrich, emeritus hoogleraar bioloog, zich eerder opstelt als ‘verwonderaar’ dan als wetenschapper. Het boek gaat ook over mensen. We leren in dit boek de mens kennen als een bijzondere diersoort, namelijk als een gebrekkig dier: de mens is het dier dat verdwaalt. Daarom zijn we ook zo angstvallig gehecht aan thuis.

Heinrich kan misschien zelf het beste vertellen waar zijn boek over gaat:

‘Voor ons en voor andere diersoorten is thuis het “nest” waar we wonen en onze jongen grootbrengen, en de omgeving die in onze levensbehoeften voorziet. “Naar huis gaan” begint met het zoeken en vinden van een geschikte plek die, aangepast aan onze behoeften, ons thuis wordt: onze eigen goede plek. En “naar huis gaan” is ook het vermogen naar die plek terug te keren als we ergens anders terecht zijn gekomen.’

Heinrich eindigt zijn inleiding met de ‘waarschuwing’ dat zijn perspectief breed zal zijn ‘en, toegegeven persoonlijk’. Vermoedelijk weet hij zelf ook heel goed dat dat zijn grote kracht is: zijn brede perspectief, gekoppeld aan een enorme precisie en gedetailleerdheid, en bovendien zijn persoonlijke benadering. Een gouden combinatie.

Thuis

Eerlijk gezegd had ik nog nooit van Bern Heinrich gehoord, hoewel hij een beroemd bioloog schijnt te zijn die al vele boeken op zijn naam heeft, en ben ik zelfs niet bovenmatig geïnteresseerd in biologische boeken over het instinct en gedrag van dieren. Wel ben ik gefascineerd door het onderwerp thuis en trok de titel meteen mijn aandacht. Het bleek een schot in de roos: dit boek is niet alleen goed geschreven, heel goed zelfs, bovendien heeft Heinich zeer zinnige dingen te zeggen over thuis en over het thuisgevoel van de diersoort mens.

In een voorwoord waarschuwde hij al dat hij zich zal bezondigen aan een biologische doodzonde: hij denkt antropomorfisch. Hij kwam namelijk tot het besef dat ‘het verschil tussen de belevenissen van een mens en die van een naakte molrat voornamelijk terminologisch is’.

Een mysterie

Bijzonder sympathiek is dat Heinrich ontwapenend onzeker durft te zijn, in tegenstelling tot collega-wetenschappers die als ze een populairwetenschappelijk boek schrijven vaak op hun hurken gaat zitten en de lezer benaderen zoals menig DWDD-professor zijn publiek – als kleuters.

Heinrich durft iets dat geen ‘deskundoloog’ durft: toegeven dat er veel is dat hij niet weet. Het boek volgt grofweg dit patroon: vele bladzijden lang beschrijft Heinrich hoe een bepaald dier zich in ruimte en tijd oriënteert, hoe ze nesten bouwen of holen graven en die weer terug weten te vinden... waarna de ontnuchtering volgt: ‘De Rocky Mountains-sprinkhaan is en blijft een mysterie.’

Huis en haard

Als er iets is dat duidelijk wordt in dit boek, dan is het dat het typisch menselijk is om te vragen naar het hoe en waarom van het wonderlijke vermogen waarmee dieren altijd maar weer de weg naar huis terug te vinden. Uit onze verbazing spreekt afgunst: alle dieren lijken het te kunnen, maar de diersoort mens bakt er niets van, die kan zich maar niet oriënteren. Heinrich: ‘Wij mensen verdwalen snel.’ Je zou kunnen zeggen: het wonderlijke is niet dat zoveel dieren wel goed de weg vinden, maar juist dat mensen dat niet kunnen.

Daarmee geeft Heinrich een antwoord op een kwestie die mij al lang bezighield: waarom zijn mensen toch zo gehecht aan hun huis en zijn we tegelijkertijd zo sterk geneigd tot zwerven en hebben mensen zich overal ter wereld gevestigd, op de meest onherbergzame plekken.

Mensen zijn zo gehecht aan huis omdat ze bij wijze van spreken al na een paar stappen de weg naar huis niet meer kunnen vinden – wat eigenlijk meteen verklaart hoe het komt dat mensen zo over de hele aarde zijn uitgezwermd: ze verdwaalden en vestigden zich dan maar op enigszins geschikte plek die ze vervolgens nog geschikter maakten.

Wat precies oorzaak en wat gevolg is geweest, blijft duister, maar doorslaggevend lijkt het typisch menselijke vermogen de omgeving aan de behoeften aan te passen. Daarbij speelde technologie een grote rol, en dat begon met het beheersen van vuur: daarmee verwarmen we ons en maken we het oneetbare eetbaar. We koken. Heinrich: ‘Waar we ook wonen, dat we ons ergens thuis voelen, komt door ons “kampvuur”.’

Al met al zet Heinrich de diersoort mens in zijn uitstekende boek op onze plaats: thuis. Omdat we zo’n gebrekkig oriëntatievermogen hebben en gemakkelijk verdwalen, hechten we ons angstvallig sterk aan huis en haard. Maar met dat laatste, met het vuur en daaruit voortvloeiend de technologie, hebben we ons nadeel in een voordeel omgezet: we kunnen ons overal een thuis maken.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor o.a. Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen kwam uit in 2003, in 2014 verscheen zijn Kleine filosofie van het rijtjeshuis. Hij heeft ook een website: pieterhoexum.wordpress.com.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum