Recensie: Een geschiedenis van de complottheorie

25 november 2015 , door Tim de Wit
| | | |

Wat hebben Tony Blair en Metternich met elkaar gemeen? Al is de Pools-Amerikaanse historicus Adam Zamoyski verstandig genoeg om deze vraag niet direct te beantwoorden, zijn nieuwste boek De fantoomterreur. Revolutiedreiging en de onderdrukking van de vrijheid 1789-1848 (Phantom Terror, vertaald door Gerrit Jan Zwier), waarin hij in detail ingaat op de laat achttiende-eeuwse en vroeg negentiende-eeuwse conservatieve angst voor het Spook van de Revolutie, roept duidelijke vergelijkingen op tussen dit historische angstbeeld en de repressieve overheidsmaatregelen die daarop volgden en hedendaagse conspiracy theories. Door tim de wit.

Lessen uit het verleden?

'Zij die zich de geschiedenis niet kunnen herinneren zijn gedoemd deze te herhalen,' luidt een uitspraak van de vaak geciteerde Spaans-Amerikaanse schrijver George Santayana. Over het waarheidsgehalte van deze uitspraak kan men discussiëren, maar Zamoyski lijkt het eens te zijn met Santayana. In De fantoomterreur gaat Zamoyski in op de cultuur van revolutieangst die ontstond in de jaren van de Franse Revolutie, de Napoleontische Oorlogen en het Concert van Europa dat daarop volgde. Hoewel hij ervoor kiest om directe lijnen te trekken tussen zijn onderwerp en de huidige angst voor het islamisme geeft Zamoyski duidelijk aan in zijn inleiding dat dergelijke vergelijkingen wel degelijk bij hem opkwamen. Hij deinst er echter wijselijk voor terug om, in zijn eigen woorden, 'parallellen te trekken tussen Prins Metternich en Tony Blair, of tussen George W. Bush en de Russische tsaren'. In plaats daarvan laat hij het aan de lezer over om zijn eigen mening te vormen.

Het perspectief van de machtshebbers

Tussen het begin van de Franse Revolutie en het Revolutiejaar 1848 maakte Europa een bijzonder turbulente tijd door, waarin de idealen van de verlichting en de romantiek de status quo onder druk zetten. Zamoyski laat dit tijdperk beginnen met de opkomst van verscheidene groeperingen in het laat achttiende-eeuwse Europa die de idealen van de verlichting hoog in het vaandel hadden staan, zoals de Vrijmetselaars en de Beierse Illuminati en eindigt met het Revolutiejaar, waarin nationalistische groeperingen zoals Giuseppe Mazzini's Jong Italië en het Frankfurter Parlement een hoofdrol speelden. Andere groeperingen die de revue passeren zijn de geheimzinnige Carbonari, de anti-industriële Luddieten en de democratiserende Britse Chartisten.

Wat al deze uiteenlopende groeperingen volgens Zamoyski vooral met elkaar gemeen hadden was hoe zij gezien en behandeld werden door diegenen die de status quo graag behouden wilden zien worden. Het is vanuit het perspectief van deze machthebbers dat Zamoyski ons deze periode laat beleven, en speciale hoofdrollen worden toebedeeld aan de Russische tsaar Alexander I en de Oostenrijkse kanselier Klemens von Metternich. Al voert Zamoyski ons door een lange periode in de laat achttiende-eeuwse en vroeg negentiende-eeuwse geschiedenis, er verandert eigenlijk maar weinig aan hoe figuren als Metternich de eerder benoemde groeperingen bestempelden: als erfgenamen van de Jacobijnen die een samenzwering aan het voorbereiden waren die heel Europa omspande.

Een cultuur van angst

In Zamoyski's boek staan talloze citaten uit de officiële en privécorrespondentie van Metternich en zijn gelijkgestemden uit heel Europa. Ze toonden een consequente angst voor de terugkeer van de Jacobijnen en de guillotines wanneer er ook maar een (al dan niet) klein opstandje uitbrak of uit dreigde te breken in één van de vele Europese landen. Het gevolg van deze hysterie was de periodieke uitbreiding van de geheime politie (die vaak met valse geruchten de revolutieangst juist vergrootte ), een uitgebreide censuur, de inperking van de vrijheid van reizen (de Russische tsaar Nicolaas I, Alexanders opvolger, wilde bijvoorbeeld niet dat zijn onderdanen in de jaren 1830 en 1840 in Frankrijk zouden studeren) en triviale verboden op kledingstukken, symbolen en woorden die als revolutionair gezien konden worden.

Hoe irrationeel deze samenzweringsangst was toont Zamoyski aan door het schetsen van de sociaal-economische omstandigheden die deze tijd plaagden. Volgens hem waren de vele opstanden die zich voordeden in de vroege negentiende eeuw meer te wijten aan de industrialisatie en mislukte oogsten dan aan beroepsrevolutionairen die het volk ophitsten en de sociale orde omver wensten te werpen. Deze figuren waren er absoluut, maar de autoriteiten overschatten hun invloed zeer consequent, en speelden hen in de hand met hun klunzige reacties.

Portret van een angstbeeld

Al met al is Zamoyski's boek een geslaagd portret van niet zozeer de daadwerkelijke omstandigheden in het Europa van 1789-1848, maar van een angstbeeld dat deze tijden grotendeels gevormd heeft. Zeer bewust heeft Zamoyski maar weinig aandacht voor de denkbeelden van revolutionairen uit deze tijd, maar richt hij zich exclusief op de machtshebbers. Daarom is De fantoomterreur niet alleen een aanrader voor historici die zich specialiseren in de vroege negentiende eeuw, maar ook voor zij die zich in complottheorieën interesseren, al is een beetje achtergrondkennis waarschijnlijk niet misplaatst.

Tim de Wit studeert geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en is redacteur van Skript Historisch Tijdschrift.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum