Recensie: Filosofische weemoed

25 november 2015 , door Jerker Spits
| | |

In 1932, toen Hitler al een voet tussen de deur had, verliet de Joods-Duitse schrijver en filosoof Walter Benjamin (1892-1940) Duitsland. Zeven jaar lang schreef hij in exil aan minstens drie verschillende versies van zijn Kinderjaren in Berlijn rond 1900 (Berliner Kindheit, vertaald door Hans Driessen, 1932-1938). Hij beschrijft in ongeveer dertig korte stukken de veranderingen in zijn geboortestad Berlijn. Benjamin schrijft niet als romancier maar als filosoof. Met een weemoedige ondertoon, de melancholie van de gevluchte denker, die 'later de geborgenheid miste die zijn kinderjaren eigen was geweest'. Door jerker spits.

Kunst en techniek

Walter Benjamin was vanaf zijn jeugd sterk gericht op intellectuele vernieuwing. Hij schreef over kunst en literatuur voor de Frankfurter Zeitung en de Literarische Welt en had contacten met Bertolt Brecht, Theodor W. Adorno en Hannah Arendt. In 1933 vluchtte Benjamin voor de nazi's naar Parijs. Hij leefde er in armoede. Vaak had hij alleen geld voor een brood.

In 1936 verscheen Das Kunstwerk im Zeitalter seiner technischen Reproduzierbarkeit, een baanbrekend werk over nieuwe kunstvormen. Benjamin beschreef de culturele betekenis van film en van de reproductie van schilderijen en muziek. Vroeger moest men naar de concertzaal, nu kan men thuis luisteren naar platen of radio-opnames. Dit heeft gevolgen voor het begrip originaliteit. Volgens Benjamin leiden de nieuwe ontwikkelingen tot verlies van het 'aura' van de kunst. Een filosoof als Adorno uitte als overtuigd marxist kritiek op de 'waar' van de 'massakunst', Benjamin was genuanceerder. Film en fotografie luidden het einde van de traditionele kunst in. Maar die kunstvormen kunnen ook bijdragen aan de emancipatie en ontwikkeling van het volk.

Telefoon

Ook in Kinderjaren in Berlijn verkent Benjamin de veranderingen van zijn tijd. Aan de hand van loggia's, jongensboeken, markthallen en binnenplaatsen beschrijft hij zijn geboortestad Berlijn. Het gaat hem niet zozeer om autobiografische herinneringen, om de gezichten van zijn familieleden en vrienden. Hij probeert de beelden te pakken te krijgen 'waarin de ervaring van de metropool haar neerslag vindt in een kind uit de burgerlijke klasse'.

Kinderjaren in Berlijn wijst vooruit naar latere transformaties: politieke, technische, culturele. In de woorden van Benjamin: 'de beelden van mijn kinderjaren in de grote stad zijn misschien in staat in hun binnenste latere historisch ervaring al bij voorbaat vorm te geven.' Die observaties zijn krachtig en actueel, bijvoorbeeld over de telefoon. Eerst is hij weggemoffeld achter de mand voor vuile was en de gasmeter, later krijgt hij een prominente plek:

'Ik mocht meemaken hoe hij de vernederingen van zijn beginjaren achter zich liet. Want toen kroonluchter, haardscherm en kamerpalm, console, gueridon en erkerbalustrade, die destijds prijkten in de voorkamers, allang verdorven en gestorven waren, hield gelijk een legendarische held die in het ravijn is achtergelaten, het apparaat, op zijn beurt de donkere gang achter zich latend, zijn koninklijke intocht in de verlichte en helderder, nu alleen door een jonger geslacht bewoonde vertrekken. Voor dit geslacht werd hij de troost in tijden van eenzaamheid. De hopelozen die deze slechte wereld wilden verlaten, straalde hij toe met het licht van de laatste hoop. Met de verlatenen deelde hij het bed. De schrille stem die hem tijdens de ballingschap eigen was geweest, klonk inmiddels gedempt, nu alles en iedereen wachtte op zijn oproep.'

De jonge Benjamin ondergaat onmachtig, zoals wij met binnenkomende WhatsAppjes, hoe hij genadeloos is overgeleverd aan een plotseling sprekende stem, die zijn voornemens en plichten teniet doet. 'Zoals het medium de stem volgt die er van buitenaf beslag op legt, zo ging ik in op het eerste het beste voorstel dat mij via de telefoon werd gedaan.'

Weemoed

Benjamin schrijft zintuiglijk over zijn Berlijnse jeugd: over ratelende naaimachines, over binnenplaatsen met conciërges, kinderen en orgeldraaiers, over zoete chocolade en stinkende wolfkooien in de dierentuin. Zijn stijl is beeldrijk en literair: 'Het ritme van de trams en het kloppen van matten wiegde mij in slaap. Het was de baktrog waarin mijn dromen gekneed werden.' Baktrog, cenotaaf, pelerines, sago, woonst: je leert ook de Nederlandse taal beter kennen, in deze soepele en doordachte vertaling van Hans Driessen.

Benjamin probeert de weemoed binnen de perken te houden, maar het boek kent een ondertoon van melancholie. De weg die Duitsland was ingeslagen maakt de afstand tot het verleden nog schrijnender. Benjamin schreef zijn stukken in Parijs. Als Jood en marxist kon hij niet langer in Duitsland werken. Vaak moest hij gebruik maken van het oer-Duits klinkende pseudoniem Detlef Holz om zijn stukken in Duitsland geplaatst te krijgen. Een woord als weltbürgerlich werd in 1934 door de redacteur van de Frankfurter Zeitung geschrapt. Het verdriet over de loop van de geschiedenis is in de eerste zin voelbaar: 'In het jaar 1932, toen ik in het buitenland verbleef, begon me duidelijk te worden dat ik spoedig vrij lang, misschien wel permanent afscheid zou moeten nemen van de stad waarin ik geboren ben.' En wat te denken van deze zin: 'Als een weekdier huisde ik in de schelp van de negentiende eeuw, die nu hol en leeg voor me ligt.'

Een vondst in Parijs

Kinderjaren in Berlijn kent een ingewikkelde uitgeefgeschiedenis. Benjamin schreef zijn stukken voor kranten, feuilletons en tijdschriften. De stukken verschenen zelden in de vorm die hij wilde: redacteuren schaafden, knipten, schrapten. Adorno nam tien jaar na Benjamins dood de eerste uitgave van het boek op zich. Hij stelde die samen met behulp van verschillende manuscripten en kranten en tijdschriften uit de jaren dertig. Adorno wist niet wat voor uitgave Benjamin had gewild. Ook bij de volgorde van de verschillende hoofdstukken uit Kinderjaren moest hij er maar het beste van maken. Het was niet bekend hoe Benjamin die volgorde van de verschillende stukken zag.

Dat werd pas in 1981 duidelijk. In dat jaar vond de Italiaanse filosoof Giorgio Agamben in de Parijse Nationale Bibliotheek verschillende verloren gewaande papieren van Benjamin terug, waaronder een complete versie van Kinderjaren in Berlijn. Het is een versie uit 1940, met een woord vooraf, dertig stukken en twee stukken in een bijlage, door Benjamin zelf samengesteld. Deze versie laat de stijl van de late Benjamin zien. Die vind je in deze nieuwe vertaling sterker terug dan in de vorige Nederlandse uitgave (Berlijnse jeugd, Privédomein 1984), die nog de samenstelling van Adorno volgde. De stijl van de late Benjamin is de nuchtere beschrijving van het bijzondere - daarin volgt hij Hebel en Brecht - maar met een filosofische inslag. Het is doordacht en geconcentreerd proza, dat je in de Duitse taal zo haast alleen bij Kafka vindt. Wat een geluk, dat deze Benjamin nu in een uitstekende Nederlandse vertaling toegankelijk is!

Jerker Spits is germanist. Hij promoveerde in 2008 op een proefschrift over de Duitstalige autobiografie en schreef over Duitse literatuur voor TrouwDe Gids en De Groene Amsterdammer.

pro-mbooks1 : athenaeum