Recensie: Gemis van de goddeloze ik

25 november 2015 , door Fred de Vries

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu al te lezen op Athenaeum.nl: Fred de Vries over Patti Smiths M-Train. 'M-train is een boek over iemand die ronddoolt in een schemergebied van jetlags, dromen en herinneringen en daarbij steeds weer stuit op de eenzaamheid die je voelt na intens verlies. Van de onbezonnen jonge Patti die ooit zei dat ze met God wilde neuken is weinig meer over.'

Meteen maar een misverstand rechtzetten: Patti Smith was geen punk, ook al afficheert de uitgeverij haar gretig als ‘punk-icoon’. Punk wilde breken met het verleden. ‘No Elvis, Beatles or Rolling Stones in 1977’, zong The Clash. Maar als Smith iets niet wilde, dan was het die breuk.

Zij werd in 1946 geboren en was daarmee tien jaar ouder dan Johnny Rotten, een andere generatie. Smith groeide op met een heilig geloof in de kracht van rock-’n-roll: de gitaar van Jimi Hendrix, de poëzie van Jim Morrison en de sexy arrogantie van de Rolling Stones. Toen Morrison, Hendrix en Brian Jones jong aan hun eind kwamen en rock allengs zijn roll verloor, vond Smith het tijd voor een nieuwe scheut energie en sloot zich aan bij groepjes artistieke misfits die in downtown New York rauwe gitaar­muziek maakten. Haar debuutalbum Horses uit 1975 werd legendarisch. Van de periode die aan ­Horses vooraf ging deed ze kond in haar bekroonde memoir Just Kids uit 2010.

Uit dat boek bleek al dat er voor Smith geen grens bestaat tussen high en low art. The Doors, William Burroughs, Arthur Rimbaud, Jean Genet, dandy’s, kruimeldieven, erotische transgressie, de uit bocht vliegende sax van Albert Ayler, het abstract expressionisme van Willem de Kooning: allemaal onderaards gerommel dat haar gedichten, teksten en optredens voedt. En daarmee gaf ze meteen aan in welke context zij en haar kunst geplaatst moeten worden.

In haar nieuwe boek M-train komt het woord punk welgeteld één keer voor. Smith’s dode-heldencanon daarentegen wordt stevig opgerekt met onder anderen Roberto Bolaño, Frida Khalo, Ludwig Wittgenstein, Alfred Wegener, W.G. Sebald en Yukio Mishima – schrijvers, kunstenaars, filosofen, wetenschappers. Ze bezoekt hun graven, gaat op hun stoelen zitten, maakt foto’s met haar polaroid, verzamelt talismans en beschrijft de reizen, onderwijl eindeloze hoeveelheden zwarte koffie van wisselende kwaliteit achterover gietend.

Wie op een vlot geschreven vervolg op Just Kids hoopte komt evenwel bedrogen uit. Er zit structuur noch verhaallijn in M-train. Smith springt heen en weer tussen heden en verleden, schrijft soms in de tegenwoordige dan weer in de verleden tijd, en laat droom en werkelijkheid ineen vloeien. Een ‘roadmap’ noemde ze het zelf. Haar credo is een zinnetje dat een gedroomde cowboy haar in de openingsalinea toevertrouwt: ‘Het valt niet mee iets te schrijven over niets.’

Het past bij Smith’s liefde voor improvisatie. Ze toont zich een begaafde schrijfster, die zelfs haar ledige uren in haar New Yorkse stamkroeg Café ’Ino als iets jaloersmakends weet neer te zetten. Ook is het een genoegen om te lezen over haar liefde voor detectiveseries als Wallander en The Killing (de Amerikaanse versie). Amusant is haar besluit om tijdens de terugreis van Berlijn naar New York stiekem een stopover in Londen te maken, een kamer te boeken in haar favoriete hotel, puur en alleen om daar een eindeloze reeks detectives te kijken.

Dergelijke passages spinnen een beschermende cocon om de grote drama’s in haar leven. In Just Kids schrijft ze over de vriendschap met fotograaf Robert Mapplethorpe en zijn dood in 1989. Het jaar erna overlijdt haar bandlid Richard Sohl. Smith heeft zich dan al tien jaar teruggetrokken uit de rock-’n-rollwereld. In een buitenwijk van Detroit leidt ze een burgerlijk bestaan met haar man, Fred ‘Sonic’ Smith (ooit gitarist bij de hyperpolitieke band MC5) en haar twee kinderen. De messiaanse rockzangeres is veranderd in een toegewijde echtgenote en moeder. Maar Freds gezondheid gaat snel achteruit en in 1994 overlijdt hij op 44-jarige leeftijd, een verslagen Patti achterlatend, die kort daarna ook de dood van haar broer Todd te verwerken krijgt. Ze keert terug uit de obscuriteit en maakt het album Gone Again, reflecties op de dood.

Fred is continu aanwezig in M-train, vaak als een soort geest, maar soms ook heel direct, zoals tijdens de reis die het prille stel maakte naar Frans-Guyana (Fred had gezegd dat hij haar overal mee naartoe zou nemen als zij hem een kind schonk), waar Patti stenen bij een vervallen Franse strafkolonie gaat halen om die vele jaren later als postuum eerbetoon bij het graf van Genet in Marokko te leggen.

M-train is een boek over iemand die ronddoolt in een schemergebied van jetlags, dromen en herinneringen en daarbij steeds weer stuit op de eenzaamheid die je voelt na intens verlies. Van de onbezonnen jonge Patti die ooit zei dat ze met God wilde neuken is weinig meer over. Ze barst midden in een vlucht naar Tokio in huilen uit omdat de hoofdpersoon van een film haar aan Fred doet denken, en ze ervaart het verlies van een door de motten aangevreten zwarte jas als een ramp. Na een telefoongesprek met een vriend die haar feliciteert met haar 66ste verjaardag schrijft ze: ‘Toen ik ophing besefte ik dat ik die bijzondere versie van mezelf miste, de koortsachtige, goddeloze ik. Die is verdwenen, zoveel is zeker.’

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum