Recensie: Het ei moet kapot

25 november 2015 , door Esther Wils
| | | |

Europa was als een grote vogel: om zich te bevrijden moest het ei, de wereld waarin het tot dan toe geleefd had, kapot en daartoe diende de Eerste Wereldoorlog. Dat waanzinnige maar aansprekende beeld komt van Herman Hesse, een van de boeiende personen die historicus Ewoud Kieft opvoert. Zijn vraag was: waarom zijn mensen zo makkelijk warm te krijgen voor oorlogsvoering, ook ontwikkelde, creatieve en/of gevoelige mensen, die zelfs aanjagers blijken van het enthousiasme? Dat proefschrift is nu als Oorlogsenthousiasme te lezen, en er is niets academisch aan: het leest als een trein.

Tegen de decadentie

‘“De oorlog dwingt ons weer om helden te zijn die niet in hun eigen dood kunnen geloven; hij bestempelt vreemden tot vijanden, wier dood moet worden bewerkstelligd of gewenst; hij raadt ons aan om ons over de dood van onze dierbaren heen te zetten.” En eigenlijk waren dat allemaal gunstige ontwikkelingen. “Het leven verarmt, wordt minder interessant wanneer de hoogste inzet in het spel van het leven, namelijk het leven zelf, niet mag worden geriskeerd.” In de moderne samenleving waren mensen zo bang voor de dood geworden dat ze vergaten te leven. En daarom, zo sloot Freud zijn lezing af, had de oorlog wel degelijk positieve aspecten. “Het blijft immers de eerste plicht van alle levenden om het leven te verdragen.”’

Freud is een van de vele intellectuelen die Kieft opvoert als – soms ambivalente – pleitbezorgers van de oorlog. Zijn tijdsdiagnose: het verlies van levenslust werd door velen in Europa gedeeld. Het verzwakken van het geloof, het verlies van individualiteit door de industrialisatie en schaalvergroting van de moderne samenleving, en andere ontwrichtende factoren, veroorzaakten een ‘obsessie met verval’: als de hemel op aarde gevonden moest worden, was elke verspilde dag er een.

Rusteloze kunstenaars en denkers gingen op zoek naar waarachtig leven, in puristische communes, de solidariteit van het socialisme, en ook: de ‘reinigende kracht van de oorlog’ die de weg naar wedergeboorte moest vrijmaken. Verval van de natie, sociale samenhang, bezieling in de kunsten of van de persoon moest worden gekeerd en de oorlog bood kansen: politieke onenigheid en eigenbelang werden overstegen, klassen schaarden zich broederlijk onder de vlag. En schrijvers voorzagen het publiek van munitie, van verhalen die de offers verantwoordden en de hoop voedden.

Soms ook op bestelling: de Britse overheid huurde al in september 2014 een groep van 25 populaire auteurs in voor haar propagandabureau. Het sturende overheidsinitiatief bleef geheim maar het bureau kreeg een enorm bereik en produceerde maar liefst 1160 pamfletten die vertaald en in de landen van de Entente verspreid werden. Ze hadden aanvankelijk voornamelijk de gewelddadige willekeur van de Duitsers tegen de Belgische bevolking tot thema; wreedheid die voortkwam uit paranoia voor sluipschutters, die terugging op de vorige oorlog en die in de Duitse media weer werd opgelierd. Onder de schrijvers die de Britse overheid aantrok waren grootheden als Arthur Conan Doyle, James Barrie, Rudyard Kipling en de verbazende H.G. Wells.

Wells: visionair

Beschaving was de kunstmatige inperking van driften en als veiligheidspal een gevaarlijke illusie geworden, aldus Freud. Wells formuleerde het nog een stuk frappanter (Kieft heeft een geweldige neus voor citaten): ‘Wat we Moraliteit noemen is de buitenlaag van opgelegde emotionele gewoonten die nodig zijn om de ronde Paleolithische barbaar in het vierkante gat van de geciviliseerde staat te proppen.’ Om de barbaar tot inzicht te brengen was oorlog noodzakelijk: een ‘war that will end war’ zoals Wells beroemde leuze luidde.

Kieft hangt zijn verhaal op aan personen als Wells, en aan de Italianen Soffici, D’Annunzio, Mussolini en Marinetti, de Fransen Péguy en Bergson, de Bosniërs Gavrilo Princip en Ivo Andric, de Russen Gorki en Majakovski, de Duitsers Thomas Mann en Herman Hesse, de Oostenrijkers Freud en Jung. Ik had Wells vanwege zijn ‘sciencefiction’-karakter altijd gemeden maar dat is een stommiteit geweest: het was een briljante en grappige man, weet ik nu. Kieft schetst hoe zijn persoonlijke geschiedenis (van fysiek zwakke, doodarme arbeidersjongen tot zeldzame beursstudent en eigenzinnige bestsellerauteur) en zijn wetenschappelijke interesse zijn denken hebben gevormd, zonder de grote lijn uit het oog te verliezen en zonder alles psychologiserend plat te verklaren – zo ook bij zijn andere ‘helden’.

Wells bedacht de tank waarmee WO I uiteindelijk beslecht werd, hij gaf de aanzet tot de atoombom, hij drong aan op een liga die de wereldvrede moest bewaken. En hij schreef in 1914 over de verdeeldheid van Oost-Europa:

‘Ik geef toe dat het aanmatigend en absurd overkomt, zoals ik hier zit boven de kaart van Europa, als een poelier boven een eend, hier het ene stuk wegsnijdend en daar het andere. Niettemin zou iedereen dit moeten doen. Ik ben van plan met ieder intelligent persoon die ik tegenkom de kaart van Europa opnieuw te tekenen. […] als we geen beslissingen nemen, dan zullen er nog meer verschrikkingen plaatsvinden; Europa zal zich in een nieuwe kluwen van lelijke complicaties blunderen en een nog kolossaler Armageddon veroorzaken dan wat zich nu aan het voltrekken is.’

Leren van de oorlog

Één oorlog was nog niet genoeg om de oorlog te stoppen. Door Duitsland in het nauw te drijven met een ‘rancuneuze houding’ – waarvoor dezelfde Wells had gewaarschuwd, was het vatbaar voor de hetze die de nazi’s zo effectief voerden.

‘In tijden van oorlog doet de werkelijkheid er niet meer toe. Dat was de conclusie die […] Adolf Hitler trok uit de Eerste Wereldoorlog. De verbeelding, hoe paranoïde en platvloers die ook mocht zijn, was veel machtiger dan alle feitenkennis en genuanceerde inzichten bij elkaar. “De mensch hoopt en gelooft nu eenmaal altijd datgene wat hij graag wil,” schreef Hitler in Mein Kampf. Het was een les die hij uit de oorlog had getrokken en die hij ongegeneerd in zijn politieke loopbaan zou toepassen.’

We kennen er in recenter tijden ook voorbeelden van. Als er eenmaal jongens op pad zijn gestuurd, gaan zelfs de meest waakzame mensen makkelijk overstag: iedereen heeft wel iets te verliezen. Kiefts leerzame, intelligente en prikkelende studie is een waarschuwing van formaat. En veel meer dan dat: ook de voorgeschiedenis van WO I wordt uit de doeken gedaan, de verdeeldheid van Oost-Europa eenvoudig verklaard, de rol van de media geschetst, het kunstzinnig, wetenschappelijk, politiek en ideologisch klimaat de temperatuur genomen. Kieft komt in de buurt van wat Ian Buruma op nog omvattender schaal deed in 1945. Biografie van een jaar: met kennis, gevoel, smaak en zelfs humor de ramp die oorlog heet menselijkerwijs duiden.

Esther Wils is freelance publicist.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum