Recensie: Ik weet niet wat ze bedoelt, maar ik weet dat ze gelijk heeft

25 juni 2015 , door Bouke Vlierhuis
| |

Lange tijd woedde er in de poëziewereld een discussie over wat beter was, begrijpelijke of onbegrijpelijke poëzie. De vraag achter die vraag was een hele fundamentele: heeft de dichter tot taak om de lezer terwille te zijn en uit te leggen wat hij bedoelt? Heeft de dichter überhaupt wel een taak, buiten de verplichtingen die hij zichzelf oplegt? Of is poëzie een verbond tussen de dichter en de taal waarbij de lezer een toevallige voorbijganger is? Monika Rincks bundel vol pure taal, Honingprotocollen, roept die hele discussie weer op. 

Dit doet niemand in Nederland

Hoewel ik altijd mijn best heb gedaan om iedere bundel op zijn eigen merites te beoordelen, ben ik altijd voorstander gebleven van een poëzie die de taal centraal stelt en niet het overbrengen van iets aan de lezer. Het gedicht is voor mij een doel en geen middel. Inmiddels is de discussie niet zozeer beslecht als wel overgewaaid. Ook ik werd wat minder vurig in mijn standpunten en keerde terug naar de ‘laat duizend bloemen bloeien’-mentaliteit.

Maar toen vond Honingprotocollen een weg naar mijn studeerkamer. Al na de eerste paar regels weet je dat je met deze bundel iets totaal anders in handen hebt:

Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen, in barnsteen en amber: vorstelijk (of vreselijk?) paart in dichter kreupelhout de wezel met de koppakking. Slangen, V-snaren, stuiptrekkende onderdelen.

De Duitse grens is nergens in Nederland meer dan twee uur rijden, maar er lijkt een hoge muur te staan tussen de twee literaire werelden. Af en toe wisselen we met onze oosterburen een roman uit, maar Duitse poëzie wordt nauwelijks vertaald. Ik had dan ook nog nooit van Monika Rinck gehoord totdat deze mooie tweetalige uitgave door de gezamenlijke inspanningen van Perdu, het Poëziecentrum, het tijdschrift Terras en Miek Zwanborn, bijgestaan door een drietal andere vertalers, het levenslicht zag. Of Rinck, zoals het achterplat beweert, ‘de nieuwe koningin van de moderne Duitse poëzie’ is, laat ik dan ook even in het midden. Ik kan wel zeggen dat wij op dit moment in Nederland geen dichter hebben die doet wat Monika Rinck doet: het opbouwen van gedichten uit fragmenten pure taal.

Bombardement van taalflarden

Het lezen van de 69 werken in dit boek, waarvan de meeste de vorm hebben van een prozagedicht en enkele van een in bladmuziek uitgewerkt lied, is een enorme klus. Behalve dat er een soort overkoepelend thema is van een zoemende kolonie honingbijen in een honingraat en behalve dat de meeste gedichten beginnen met ‘Horen jullie dat, zo honen honingprotocollen’ is er heel weinig houvast voor de lezer. Honingprotocollen is een bombardement van taalflarden die in een willekeurige volgorde achter elkaar lijken te zijn gezet. Als Rinck al expliciet betekenis heeft willen meegeven aan haar regels, dan is die onmogelijk te achterhalen. Iedere associatie bij deze regels, iedere interpretatie ervan is afkomstig uit het hoofd van de lezer.

En dat is dus, als ik die oude koe dan nog één keer uit de sloot mag halen, de reden dat onbegrijpelijke poëzie beter is dan begrijpelijke: deze gedichten confronteren de lezer met zichzelf. Gedwongen om iets te interpreteren wat niet te interpreteren is, worden we gewezen op de vreemde kronkels in ons eigen hoofd.

Doordat iemand van de taal die wij als vanzelfsprekend beschouwen iets heeft gemaakt wat we niet begrijpen, worden we geconfronteerd met de onvolkomenheden van onze taal en ons denken. We worden op onze plaats gezet en tot reflectie gedwongen. En dat kan niet vaak genoeg gebeuren.

Ieder gedicht van Monika Rinck is voor iedere lezer een totaal ander gedicht. Ik vind dat mooi. Veel te veel gedichten zijn niet alleen gemaakt om de lezer precies te vertellen wat de dichter wilde zeggen, ze zeggen er ook bij wat de lezer zou moeten voelen. Dat maakt veel poëzie plat en saai. Monika Rinck zal het overduidelijk een rotzorg zijn wat we bij haar gedichten voelen. Ze vuurt haar taal op ons af en laat ons het ermee uitzoeken. En dat is heerlijk.

Wakker

Monika Rinck heeft iets in mij wakker gemaakt wat lang heeft geslapen. Het verlangen naar pure taal. Dankzij Monika Rinck pak ik Schierbeek en Lucebert weer af en toe uit de kast. Dankzij Monika Rinck kan ik deze recensie, die waarschijnlijk voor lange tijd de laatste keer is dat ik een stuk over poëzie schrijf, afsluiten met het gevoel dat ik terug ben bij de reden dat ik gedichten lezen en maken zo leuk vind: in een gedicht kan alles. De dichter pakt de taal op, gooit hem aan brokken en plakt er een eigen maaksel van dat raar, onbegrijpelijk en soms zelfs ronduit lelijk is. Toch doet het iets met ons.

Monika Rinck besluit deze bundel zo:

‘Deze heerlijke liederen worden niet bij glashelder bewustzijn gedicht. Ze verzamelen voor elkaar en geen doet iets enkel voor zichzelf. De honingmaag is de maag van de totaliteit. De liefde is de liefde van de totaliteit. Hoor, hoor. Wie binnenin verongelukt, wordt met alle middelen gered. Wie buiten verongelukt, verteerd.’

Ik heb geen idee wat ze bedoelt, maar ik weet dat ze gelijk heeft.

Bouke Vlierhuis is schrijver, dichter, columnist en recensent.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum