Recensie: Lachen om een infarct

07 januari 2015 , door Fabian Takx
| |

Wat doet een gevierd schrijver van ironische miniaturen en beoogd cartoonstandaardwerkschrijver,  tevens oud-lid van een legendarisch komisch duo, als hij een hartaanval krijgt? Kees van Kootens overlevingsstrategie tijdens aanval, operatie en herstel is de droogkomische. Hij is misschien wel de eerste die een attaque zo beschrijft dat hij (ook) leuk wordt. Leve het welwezen heet zijn nieuwste boek – ‘laten we wel wezen’ voor uw ‘welzijn’, maar tegelijk een origineel verwoorde oproep het leven te vieren zolang het nog kan. Vintage ‘Koot’ dus.

N.B. Eerder publiceerden we voor uit Hartstochtjes. Lees het fragment op Athenaeum.nl.

Hartpatiënt op de pingpongtafel

Eigenlijk moest hij een heel ander boek schrijven, een standaardwerk over cartoons, in lijn met zijn eerdere humorbeschouwingen zoals die over en met Billy Collins en Mijn plezierbrevier. Van Kooten is een echte liefhebber van cartoons. Hij moet er nog aan beginnen, terwijl hij het riante voorschot hij al opgesoupeerd heeft aan reisjes en koffers vol tekenboeken. Maar tijdens een vakantieverblijf in zijn résidence secondaire in de Cévennen, waarin hij tussen alle drukke bezigheden door een aarzelend begin van zijn standaardwerk probeert te maken, kondigen lichamelijke signalen al aan dat het uit is met de pret.

Terug in Amsterdam slaagt hij er nog net in ’s ochtends vroeg de straat over te steken, verkleed als kabouter, met ‘ondersteboven een gekke zonnebril op’ en ‘de loze shoebag uit mijn reistas als een kaboutermuts over mijn hoofd’ en een literpot pindakaas om zijn kleinkinderen te verrassen. Maar op het schoolplein moet hij op zijn rug op de pingpongtafel gaan liggen en met een geleende mobiel zijn dochter een ambulance laten bellen. ‘Binnen een minuut hoor ik de sirene naderbij zwellen.’ En even later: ‘Wat rijden wij lekker hard!’ En nog even later: ‘Hier snellen wij de gangen met hun automatisch openzwiepende deuren al door en wel in het marathontempo van een kopgroep Kenianen, zie ik aan het overvliegende systeemplafond.’

Vlak voor hij de operatietafel opgaat telt hij zijn zegeningen en constateert op zijn vijfenzeventigste dat hij het nu helemaal niet erg zou vinden om dood te gaan. ‘Zo is het goed, want beter kan het nooit meer worden.’

Gordiaanse draden en infusen

Maar hij overleeft het, inclusief vijf bypasses, anders was dit boekje er niet. Er volgen nog heel wat glorieus beschreven, herkenbare ziekenhuiservaringen, waaronder een onnavolgbaar grappig genoteerd incident waarbij hij verstrikt raakt in alle draden en infusen die in zijn ziekbed Gordiaans aan hem zijn vastgeknoopt. Ook mooi zijn neologismen als ‘cellofaankaas’, verzuchtingen als ‘Tinnitus welles!’, bespiegelingen over het groeiende aantal mensen dat tegenwoordig hun naderende dood aan het papier toevertrouwt en manieren om de tijd te verdrijven in een ziekenhuis, bijvoorbeeld met associatiereeksen als: ‘Panorama Mesdag, Dag Hammerskjöld, Victor Löw, Wim Landman, Edwin van der Sar, pesten op de früobelschool, Smørrebrød.’
En ja, af en toe is er een ontroerende emotionele noot.

Lach-of-ik-schiet

Maar er is altijd nog dat verdomde cartoonboek, waar dat voorschot eigenlijk voor was bedoeld. Nu blijkt hij op een kamer te liggen met een kletsmeier die hij uit piëteit meneer Hartman noemt. Die laat hem door zijn vrouw een door de Nederlandse Spoorwegen uitgegeven boekje overhandigen met lach-of-ik-schiet-cartoons, getiteld EnEsser-tjes?. Zo wordt zijn ziekenhuisverblijf een mooie gelegenheid om na te denken over kwesties als wanneer een getekende grap ‘werkt’ en wat het betekent als je om een cartoon moet lachen.

Volgens Van Kooten is er altijd een element bij van bevrijding (dat je hem snapt) en tevredenheid (je bent voor je examen geslaagd). Of meneer Hartman nu echt heeft bestaan (en is overleden, vreest Van Kooten als hij een bericht leest over een Cantarijder die tegen een lantaarnpaal is gereden na een dodelijke hartaanval), vraag ik me af. Zoals een Frans gezegde luidt: als het niet waar is, is het goed verzonnen. Maar als het wel waar is, komt meneer Hartman toch niet echt goed uit de verf. Het blijft een typetje à la Koot & Bie, dat van de irritante sukkel zonder enig gevoel voor humor.

De cartoontest en de werkelijkheid light

In het boek staan ook cartoons, vooral van ziekenhuissituaties. Gemaakt door bekende cartoonisten uit de hele wereld. Een mooie test. En helaas, ik zak grandioos, want ik vind alleen de tekening van Gummbah echt leuk, en die van Kamagurka aardig. Een door Van Kooten navertelde grap van Peter van Straaten is ook niet slecht. Maar de fameuze cartoons uit The New Yorker vind ik meestal alleen een flinterdunne glimlach waard. Zou gevoel voor humor misschien ook iets persoonlijks of zelfs lokaals zijn?

Achterin staan biografietjes van de cartoonisten wier tekeningen zijn afgedrukt, maar dat vind ik niet de meest geslaagde stukjes. Kees van Kootens standaardwerk over de ontwikkeling van de cartoon zal nog wel even op zich laten wachten, als het nog komt. Maar dan hebben we nog steeds deze geweldige chroniqueur van de werkelijkheid light.

Fabian Takx is freelance journalist en auteur. Hij heeft een website, fabiantakx.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum