Recensie: Lof der mislukking

25 november 2015 , door Korneel de Ruiter
| | | | | |

Terwijl in De Gids allerlei literaire idealen langskomen, met beschouwingen over goede en geëngageerde literatuur, trekt in de Revisor van deze maand voornamelijk een parade van wereldvreemden, eenzamen en mislukkelingen voorbij. Zo wordt de lezer maar liefst driemaal het beeld voorgeschoteld van een man die zich stiekem bevredigt op het toilet, de kraan aanlatend zodat het niet te horen is. Hun vrouwen liggen op bed, ziek, dronken, minstens zo ongelukkig. Maar hoewel sommige Revisor-schrijvers met hun mislukkingskunst hardhandig een einde aan het idealisme maken, levert het een aantal prachtige verhalen op. Door korneel de ruiter.

Mislukt en nog mislukter

Van deze drie genadeloze portretten van seksuele schlemielen, van de hand van Elfie Tromp, Harm Hendrik ten Napel en Jori Stam, overtuigt dat van Stam het meest. Het hoofdpersonage in zijn ‘Rhodos.jpeg’ fantaseert onophoudelijk over de collega die een stukje meerijdt naar en van het werk, in de elektrische auto waar hij door zijn vrouw toe veroordeeld is. De apotheose, een mislukt driegangendiner dat de hoofdpersoon heeft voorbereid voor zijn jonge meerijdster, is een waardige afsluiting van de onontkoombare tragiek. Het belooft wat voor het debuut van Stam – gezien de titel Een volstrekt nutteloos mens zit hij op het goede spoor.

Maar het kan nog mislukter, én beter, toont Jan van Mersbergen ons met ‘Station Zuid’. Peter, de 49-jarige hoofdpersoon is door zijn moeder, bij wie hij nog steeds woont, aangespoord ‘eens iets te gaan doen’; nu begeleidt hij blinden. Zo ontmoet hij de vlotte Leo, waar hij verwacht een dag mee door te brengen, maar die per spoor op weg blijkt naar betaalde liefde in Amsterdam. Meedogenloos wordt Peter beschreven als hij de uren uitzit op het station, wachtend op de terugkeer van de blinde man. ‘De dakloze knikt een paar keer naar hem. Peter knikt niet terug. Hij is geen dakloze.’ En, uiteindelijk: ‘De trein komt precies op tijd, iets wat Peter goeddoet. Dat is tenminste nog iets wat te vertrouwen is.’

Lichtheid en sprankeling

Maar ‘Station Zuid’ is niet puur neerslachtigheid – waar een aantal andere mislukkingskunstenaars uit de Revisor wel naar neigen. De blinde Leo zorgt voor contrast, lichtheid, en dat brengt me bij De Gids. Daarin worden Italo Calvino’s ‘Zes memo’s voor het volgende millennium’ – over wat hij de belangrijkste nieuwe literaire waarden achtte – door evenzoveel schrijvers beschouwd. Niña Weijers trapt af met lichtheid, waarvan ze de kracht perfect weet te vatten door Jan Hanlo te citeren die, nadat hij van het dak gesprongen was, schreef: ‘Toen ik het gevoel in mijn achterhoofd en een lichte pijn in mijn knie bemerkte, nam ik dit God een klein beetje kwalijk’ [uit: Zonder geluk valt niemand van het dak]. Precies deze lichtheid, ‘die uitwist en invult en die, boven alles, nauwkeurig is als een etsnaald’ – onderscheidt Van Mersbergen ook van het essay over ‘literatuur en eenzaamheid’ van Sandra Heerma van Voss en Kees ‘t Harts gedichten over en voor eenzaam gestorvenen.

Wel is deze lichtheid – en meer mislukking, uiteraard – te vinden in het wonderlijke ‘Gebakken kalfszwezerik met verse morieljes’ van Pierre Autin-Grenier (vert. Rokus Hofstede). De ongelezen schrijver die optreedt als verteller, leest in de wachtkamer van de tandarts een artikel over het lievelingsgerecht van Jim Harisson. Dit schijnbaar nutteloze feit leidt tot een onnavolgbare vervlechting van een onaangenaam tandartsbezoek, een minstens zo onaangenaam huwelijk en de dromen van een schrijver met ambitie. Dan is de behandeling achter de rug, de verteller loopt over straat en laat zijn literaire verbeelding vrijuit spreken – hij gaat zelfs geloven in de ‘louterende kracht van zijn eenzame mijmering’. Het levert een sprankelende scène op, waarin Autin-Gretier de arme sukkel in prachtige taal boven zichzelf uit laat stijgen. Maar dan komt hij thuis, ziet hij zijn vrouw en de betovering is verbroken – hij is weer terug bij af, de mislukkeling.

Snelheid, scherpte, één moment

Snelheid is een volgende literaire waarde van Calvino, beschouwd door Peter Terrin. Met ‘Scheer een zwerver’ schreef J.M.A. Biesheuvelprijswinnaar Rob van Essen niet alleen het hoogtepunt uit De Gids; het verhaal belichaamt ook de snelheid als literaire waarde. Maar eerst een omweg naar Daan Stoffelsen, die in de Revisor een artikel aan scheerscènes in de literatuur wijdt; het scheren als ritueel, dat in het verhaal diepgang en betekenis krijgt. ‘Herhaling geeft ritme, geeft nadruk, een rustpunt in de tekst. Uiteindelijk gaan het scheren en de literatuur daarom, en om variatie, uitstel, afstel, afleiding.’ Stoffelsen schrijft zo een uitnodiging om zelf scherp te kijken naar patronen, rituelen en wat ze oproepen in de tekst.

En dan Van Essen, die één, lichtelijk absurdistische ontmoeting tussen een vriendengroep en een zwerver beschrijft. Die laatste lijkt in eerste instantie slachtoffer te worden van een studentikoze grap; de spanning neemt toe, een schaar en later een scheermes komen tevoorschijn. Gesproken wordt er nauwelijks, het enige wat de zwerver voortbrengt is ‘Ho! Ho! Ho!’ Terrins oproep – in navolging van Calvino – om literatuur die ‘niet rechtlijnig maar exponentieel [is], die ons met de toenemende snelheid van een draaikolk het leven in [zuigt], wentelend en cirkelend’ krijgt navolging in deze lange scène, waar de mannen helemaal opgaan in het scheren van de zwerver. Door de handeling wordt de voorheen flink bebaarde zwerver deel van de groep; het scheren wordt een transformatieve actie. Tegelijkertijd is het een spel met de tijd; constant vertraagt Van Essen, hij rekt het moment tot allen één zijn in een extatische draaikolk.

‘Het was alsof niemand meer wist hoe dit begonnen was, áls dit al begonnen was. Er was geen begin en er was ook geen einde, er was alleen maar datgene wat we aan het doen waren, nu, op dit moment, in Floris’ badkamer, en tegelijkertijd niet in Floris’ badkamer, want waar kon dit zich anders afspelen dan in het rijk van de verbeelding, op een locatie die nog niet had bestaan voordat deze gebeurtenis zichzelf had verzonnen?’

En even zo snel valt, in de laatste alinea’s, alles weer uit elkaar: vriendschappen, levens. ‘We hebben levens van niks geleid,’ concludeert de verteller.

Snelheid en lichtheid, dus; literaire waarden waardoor de schrijver erin kan slagen de eenzamen, de mislukkelingen uit hun bestaan te rukken, boven zichzelf te verheffen – al is het maar voor even.

Korneel de Ruiter studeerde Literatuurwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam en liep stage bij Athenaeum.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum