Recensie: Waarom vertel je dit?

25 november 2015 , door Kees 't Hart
| | |

Later vandaag in De Groene Amsterdammer, nu al te lezen op Athenaeum.nl: Kees 't Hart over Ernest van der Kwasts De ijsmakers. 'Niet altijd snapte ik wat al die verhalen met de hoofdvertelling te maken hadden. Bijvoorbeeld het verhaal over het vogeltje van de vader. Dit levert wel leuke ruzies op tussen vader en moeder, maar echt leuk wordt het niet, net zo min als die verliefdheid op de discuswerpster, waarbij ik zat te denken: ja maar, ja maar, ja maar…waarom vertel je dit? Gelukkig vertelt Van der Kwast aanstekelijk, dus moet ik niet zeuren.'

N.B. Zie ook onze voorpublicatie uit de roman.

In Leeuwarden kochten we altijd ijs bij ijssalon Talamini op de Nieuwe Buren. Heerlijk ijs in een mooie entourage. Ik herinner me dat veel jonge en ook oudere meisjes graag bij de salon rondhingen om een glimp op te vangen van de prachtige Italiaanse ijsmakers.

De ijssalon, in 1934 opgericht door Antonio Talamini, wordt nu voortgezet door kleindochter Sarina. Op de website kun je het allemaal vinden: ‘Nog steeds maakt Sarina het ijs met hetzelfde geheime basisrecept van opa.’ De Talamini’s zitten overal in Nederland, allemaal nazaten van de Italiaanse oerfamilie. Ernest van der Kwast stuitte blijkbaar op een dag op de geschiedenis van de ijsmakerij in Italië, op verhalen over wat er daarna in Nederland mee gebeurde en besloot er een vrolijke, niet al te pretentieuze, roman aan te wijden. Er moest Italië in zitten, romantiek, poëzie en liefde. En, toegegeven, ingrediënten genoeg voor een pakkende geschiedenis. Dat geheimzinnige ijsmaken, hoe gaat dat precies, die merkwaardige Italianen die het er ooit op waagden in Nederland ijs aan de man te brengen en dat tot aan vandaag volhielden. Verhalen te over en de geschiedenis van consumptie-ijs in Nederland is ook al flink gedocumenteerd, Van der Kwast noemt in zijn ‘Verantwoording’ onder andere het mooie boek van Frank Bovenkerk e.a., Italiaans ijs. De opmerkelijke historie van de Italiaanse ijsbereiders in Nederland.

Hij bedacht een roman rond een Rotterdamse Talamini-familie, grootouders, ouders en daar weer twee zonen van. De ene zoon neemt de ijssalon over, de andere (de verteller van de roman) heeft daar geen zin in, hij studeert Engels, gaat bij een uitgever werken en schopt het tot directeur van het Rotterdam World Poetry festival, waarin we gemakkelijk Poetry International kunnen herkennen. IJsmakers en poëzie, het ligt niet voor de hand, maar als je er wat langer over nadenkt zouden er genoeg aanknopingspunten kunnen zijn. De ene club maakt langs geheimzinnige weg heerlijk smakend ijs en dichters leggen een even geheimzinnig parcours af voordat ze een gedicht schrijven waar je, als het goed is, net als bij Italiaans ijs, niet snel over uitgesproken en nagedacht raakt.

Het verband tussen ijsmakerij en poëzie blijft in de roman jammer genoeg weinig uitgewerkt. De schrijver doet vooral zijn best wanneer hij de smaak van Italiaans ijs beschrijft, dan wordt hij enthousiast. Bij poëzie lukt het minder, daarover straks nog. Van der Kwast bedacht er nog een mooi Italiaans meisje bij, waarop beide broers verliefd worden. Moet kunnen, denk ik dan, maar toch. De ijsmakende broer krijgt haar, zoals dat heet, maar ze kan geen kinderen van hem krijgen, hij is onvruchtbaar. Ja, Italianen en ‘bambini’, daar kun je als romanschrijver niet langs, dus wordt de poëziebroer erbij geroepen om bij haar een kind te verwekken. ‘Nudge nudge, say no more.’

Dit is zo ongeveer de verhaallijn, maar voor het overige barst de roman van de anekdotes over ijsmaken, over de organisatie van poëziefestivals, over jongensconcurrentie, over verdrietige vrouwen, over een opa die verliefd wordt op een Duitse discuswerpster, over een overgrootvader die naar Amerika vertrekt, over het Noorden van Italië, over pasta, over namen van dichters. En nog heel wat meer. Niet altijd snapte ik wat al die verhalen met de hoofdvertelling te maken hadden. Bijvoorbeeld het verhaal over het vogeltje van de vader. Dit levert wel leuke ruzies op tussen vader en moeder, maar echt leuk wordt het niet, net zo min als die verliefdheid op de discuswerpster, waarbij ik zat te denken: ja maar, ja maar, ja maar…waarom vertel je dit? Gelukkig vertelt Van der Kwast aanstekelijk, dus moet ik niet zeuren. Dit alles in een stijl die hangt tussen mythologie en vlot bedoelde vertelkunst, met een voorkeur voor het absurde. ‘De vader van de vader van mijn vader heette ook Guiseppe Talamini. Hij had golvend haar, een grote neus, en donkerblauwe pretogen. Het verhaal gaat dat hij om het leven is gekomen bij een ongeval met een ontsnapte koe.’ De schrijver schiet daarbij regelmatig in een stijl die de literaire gemeenplaats gevaarlijk dicht benadert of zelfs ermee samenvalt. ‘Ze was zestien toen ze hem leerde kennen in een café; hij droeg een besmeurd overhemd en was twintig jaar ouder. Hij had haar talloze malen bedrogen, maar ze kon hem niet verlaten. Het zou als verraad zijn.’ Mij hielp het vroeger bij de meisjes niet wanneer ik een besmeurd overhemd droeg, maar in de romanwereld van Van der Kwast zijn dit allemaal tekens van de aantrekkingskracht tussen mannen en vrouwen. En zijn vrouwen, zoals vaak in dit soort vrolijkromantische literatuur, mythische wezens met uiterst geheimzinnige verlangens, naar seks en naar kinderen om maar wat te noemen, waar wij mannelijke onnozelaars slechts vertwijfeld begrip voor mogen opbrengen. Ja, ermee naar bed gaan, dat mogen we in deze romans wel. En vooral de ik, opschepper als hij is, kan er wat van, hij neukt niet alleen zijn schoonzus, maar ook haar moeder. Toe maar weer!

‘Ze was tweeëntwintig, haar lichaam een godendrank’, laat Van der Kwast zijn verteller ergens over een jonge vrouw schrijven. Het heeft iets merkwaardigs, de directeur van een groot poëziefestival, die beter zou moeten weten, zo’n nepzin te zien schrijven. De poëzie blijft in deze roman toch aan de buitenkant. De verteller is er gelukkig wel enthousiast over en hij vertelt veel vrolijke verhalen over de gang van zaken op festivals maar interessante of rare beschouwingen over poëzie ontbreken. Wel komen rijen namen van dichters voorbij. ‘Er zijn dichters die afdalen naar de donkerste regionen van hun ziel en niet meer terugkomen, er zijn ook dichters die streven naar het licht, het ware geluk.’ Waarom geen citaten erbij om dit toe te lichten? Daar had Van der Kwast meer werk van moeten maken, nu bleef ik met lege handen achter. En het blijft raar dat de verteller van het verhaal werkelijk met zijn schoonzusje naar bed gaat om een kind te verwekken. Dat kan toch ook via een spermabank? Maar goed, als je je als recensent dit soort dingen begint af te vragen, wordt het tijd een einde aan de bespreking te maken.

(Athenaeum Boekhandel en De Groene Amsterdammer werken samen, bijvoorbeeld in boekverkoop.)

pro-mbooks1 : athenaeum