Recensie: We zijn er

25 november 2015 , door Ruth Kief
| | | |

Waarom zou je je zo intensief bezig willen houden met iets wat al zo lang geleden gebeurde? Dat is vaak de eerste vraag wanneer ik vertel dat ik onderzoek doe naar mijn Joodse familieleden en wat hen tijdens de Tweede Wereldoorlog aangedaan is. Het is een begrijpelijke reactie, waarom je vrijwillig verdiepen in al die ellende? Ook schrijfster en documentairemaakster Natascha van Weezel, kleindochter van vier Joodse grootouders, is veel met de oorlog bezig. En, zo ontdekte ze, dat geldt voor veel van haar Joodse vrienden. Ze schrijft erover in De derde generatie. Door ruth kief.

Film en boek

Van Weezel studeerde aan de Filmacademie, het is dus niet zo verwonderlijk dat ze eerst een film over het onderwerp maakte. Haar documentaire Elke dag 4 mei, die in april vorig jaar door de publieke omroep uitgezonden werd, is zo’n beetje de beknopte versie van het boek: veel van de Nederlands-Joodse vrienden die ze voor de film interviewde komen ook in De derde generatie voorbij, en in boek en documentaire wordt Van Weezels familiegeschiedenis uit de doeken gedaan.

Wie het zichzelf makkelijk wil maken kan dus alleen de documentaire kijken, maar het boek heeft zeker meerwaarde. Zo kijkt Van Weezel in De derde generatie bijvoorbeeld over de grens: hoe zit het met Joodse leeftijdsgenoten in Amerika en Israel? Maar belangrijker nog is dat de boekvorm zich beter leent voor haar veelzijdige benadering. Zowel Elke dag 4 mei als De derde generatie is in zekere zin een kruising tussen sociologisch onderzoek, (orale) geschiedenis en memoire. Alle drie deze elementen komen in het boek beter tot hun recht.

Kleinkinderen van de Holocaust

In zijn opzet doet De derde generatie aan Helen Epsteins Children of the Holocaust denken, het boek dat in 1979 de tweede generatieproblematiek op de kaart zette. Ook Epsteins boek combineert interviews met persoonlijke herinneringen, en ook zij interviewde mensen in Europa, Israel en de Verenigde Staten. Het zal dan ook niet voor niets zijn dat de ondertitel van Van Weezels boek Kleinkinderen van de Holocaust is.

De overeenkomst tussen beide boeken roept de vraag op of Van Weezel erin slaagt aannemelijk te maken dat er zoiets als een derde generatie bestaat. En, zo ja, wat deze mensen dan precies met elkaar gemeenschappelijk hebben. Er is een aantal thema’s dat vaak in de gesprekken voorbijkomt. Zo hebben de meeste geïnterviewden een bovenmatige interesse in de oorlog en voelen veel van hen zich niet echt verbonden met Nederland. Van Weezel heeft het ook vaak over een gevoel van onveiligheid. Niet noodzakelijkerwijs de angst dat het antisemitisme opnieuw op zo’n grote schaal de kop op zal steken, maar meer het constante besef dat er zomaar iets heel naars kan gebeuren. Dat je ineens alles kwijt kan zijn.

Daarnaast komt in veel gesprekken ook de bijzonder hechte band met ouders en grootouders voorbij en het verlangen om er als (klein)kind voor te zorgen dat alles goed komt met je (groot)ouders. Vriendin Daniëlla zegt bijvoorbeeld:

‘Ik durfde nooit iets “onverantwoordelijks” te doen. Ik wilde er hoe dan ook voor zorgen dat ik alles goed deed, zodat mijn ouders trots op me zouden zijn. Ik lette erop dat ik deed wat zij wilden, of waarvan ik dacht dat ze het wilden.’

De overeenkomsten tussen (vooral de Nederlandse) geïnterviewden zijn opvallend. En veel van wat ze zeggen komt ook mij bekend voor. Het is gek om te zeggen dat je je als geboren en getogen Nederlandse net niet helemaal thuis voelt, en je kunt je natuurlijk afvragen of dit niet een existentiële kwestie is: is het wel mogelijk je volledig te identificeren met het Nederlanderschap? Tegelijkertijd vind ik het ook niet vreemd dat de radicale, gewelddadige afwijzing die het nazisme inhield nog altijd effect heeft. ‘Verloochen mij maar,’ zei mijn oma soms. ‘Als het erop aankomt zeg je gewoon dat wij geen familie zijn.’ Haar opmerking getuigt voor mij van grote liefde – ze hoopte ons op die manier te kunnen beschermen – maar tegelijkertijd zei ze: realiseer je dat je anders bent en dat er een moment kan komen dat je daardoor gevaar loopt.

Mentaal onderduiken

Veel mensen van de tweede generatie identificeren zich niet, of in elk geval niet openlijk, met hun Joodse achtergrond. Van Weezels vader, journalist en politicoloog Max van Weezel, zegt hier in het boek het volgende over:

‘Mijn generatie is volgens mij erg opgevoed met de boodschap dat je het buiten de deur niet te veel over het Jodendom moet hebben. Je sprak daar thuis over, maar niet naar buiten toe. Wij waren nog heel lang een soort onderduikers qua mentaliteit.’

De kleinkinderen van Holocaust-overlevers lijken hier anders mee om te gaan. ‘Dingen als antisemitisme en de verdrietige geschiedenis versterken mijn Joodse bewustzijn, alleen probeer ik het een positieve draai te geven,’ zegt Nathan Bouscher bijvoorbeeld in De derde generatie.

Wat komt daarna

In dat opzicht is het citaat van Hirsch Glick dat Van Weezel als motto voor haar boek koos en dat eindigt met de woorden ‘mir zaynen do!’ (we zijn hier!) ook opvallend. Een citaat dat doet denken aan een liedje van de Nederlands-Surinaamse rapper Typhoon, dat de doorwerking van het slavernijverleden thematiseert. ‘We zijn er / We zijn er nog / Ja we zijn er nog,’ zingt hij. De vraag is wat er na deze constatering komt. Een van de kenmerken van trauma is het onvermogen een onderscheid te kunnen maken tussen verleden en heden: in zekere zin komt er voor de getraumatiseerde nooit een einde aan de gruwelijkheden. Dat overlevenden er niet in slagen om de oorlog te boven te komen is zeer begrijpelijk, maar nieuwe generaties moeten waken voor een te grote identificatie met (met het trauma van) de (groot)ouders. Historicus Dominick LaCapra doet in zijn Writing History, Writing Trauma interessante uitspraken over het gevaar van identificatie:

‘If we who have not been severely traumatized by experiences involving massive losses go to the extreme of identifying [...] with the victim and survivor, our horizon may unjustifiably become that of the survivor, if not the victim, at least as we imagine her or him to be. In other words we may come to feel that it is enough if we simply survive and, at most, bear witness.’

Het is deze overidentificatie en de daarmee gepaard gaande passiviteit die ervoor gezorgd hebben dat termen als tweede en derde generatie door veel mensen als problematisch ervaren worden. Gelukkig gaat deze vlieger voor Van Weezel niet op. Ze is duidelijk sterk beïnvloed door het oorlogsverleden van haar grootouders, maar blijft er niet in steken. Ze zet haar familiegeschiedenis juist in om na te denken over hedendaagse politieke situaties. Zo besteedt ze in haar boek uitgebreid aandacht aan de situatie in Israel.

De derde generatie is een mooie dwarsdoorsnede van een nieuwe Joodse generatie. Er valt wel het een en ander op het boek aan te merken. Soms wordt Van Weezel wat al te persoonlijk. Wat mij betreft had haar verhaal er bijvoorbeeld niet onder geleden als ik niet had geweten waar en wanneer ze ontmaagd is. Maar dat laat onverlet dat Van Weezels respectvolle, genuanceerde benadering niet alleen interessant leesmateriaal oplevert maar ook hoopvol stemt. Tijdens een interview op Radio 1 liet ze zich ontvallen dat ze nu, samen met een Palestijnse vriend, aan een documentaire over het conflict tussen Israel en Palestina werkt. Ik kijk ernaar uit.

Ruth Kief is webboekverkoper bij Athenaeum.nl en werkt daarnaast aan een documentaire over haar familie ten tijde van de Tweede Wereldoorlog.

pro-mbooks1 : athenaeum