Recensie: Wonderschone talige opmerkzaamheid

25 november 2015 , door Fleur Speet
| |

Ze zit nog net niet achter de geraniums nu Inez van Dullemen bijna negentig is en in haar hoofd twee rivieren laat samenkomen van belevenissen en herinneringen. De twee rivieren, dat het midden houdt tussen een dagboek en memoires, is een soort afscheid, zoals ze eerder al met Vogelvlucht vaarwel had gezegd, toen ze haar boerderij in de Drôme ontruimde en doordesemd raakte van verlies. Maar de lezer wil nog lang geen afscheid nemen.

In het kleine het grote zien, is dat niet wat schrijven is? Inez van Dullemen bestudeert in dit boek de vogels voor haar raam en eigenlijk aanschouwt ze daarmee de hele wereld: in dat kleine waarnemen zit de kiem van haar hele bestaan. Nu wacht ze op de lente, in de wetenschap dat dit haar laatste lente kan zijn. De gedachte dat tijd geen cyclus meer vormt, maar eindigheid kent, vormt de rode draad van dit boek. ‘Allerlei bezigheden zijn op een wonderbaarlijke manier ongemerkt uit mij verdwenen.’

Uit Van Dullemens herinneringen aan reizen en toneeluitvoeringen blijkt dat ook veel níet is verdwenen. Zoals de kunstenaars die haar bleven inspireren. Zoals Shakespeare, die de doem over zijn onsterfelijke woorden liet dalen. Zoals Pablo Neruda, die de tijd te lijf ging met magie. Die het stoffelijke van een ziel voorzag en zo de werkelijkheid verdubbelde of op z’n minst frisse lucht inblies. Of een schilder als Frida Kahlo, die als puber een busstang door haar lijf kreeg en daardoor wild met haar tijdelijkheid stoeide in portretten vol dubbele werelden. Of Freddie Mercury die toen hij aids kreeg in zijn lyriek en fysiek steeds de vurige drang uitdrukte het leven vol te nemen.

Zoeken naar de uit zijn as herrijzende vogel

Van Dullemen zoekt in haar herinneringen naar de kiem van willen voortbestaan. Ze zoekt naar de phoenix, het herrijzen. De hoop waaronder het niet-willen-sterven verborgen ligt. Een drang die ze sust met berustende woorden, want komen gaat het sterven toch. Zo bezien lijken haar verhalen bezweringsformules.

Dat maakt De twee rivieren tot een energiek boek, dat helemaal niet van een negentigjarige lijkt te komen. Het had geschreven kunnen zijn door een veertiger, iemand met een diep gevoel voor melancholie en sterfelijkheid, maar met een scherpe, aandachtige en vurige geest vol humor en zelfspot. Een soort Paul Auster eigenlijk, net zo herfstig en onverwacht energiek.

Moet gezegd dat ik in beginsel dacht van doen te hebben met een suf Koos van Zomeren-achtig bekentenisboek waarin zoetjes de werdegang van vogeltjes bestudeerd wordt. Ik begon bij voorbaat te gapen. Maar toen ik de woorden na een straffe koffie opnieuw las, nauwkeurig want alerter, zag ik de sublieme kracht van Van Dullemen. Daarvan bloesemde steeds meer op uit de pagina’s. Alsof daadwerkelijk een phoenix uit haar as herrees.

Meerlagigheid

Een phoenix die net als Neruda het stoffelijke en dierlijke bezielt. Die het kleine, de anekdote, diepte geeft. Niet zozeer doordat alles wat Van Dullemen schrijft op een bepaalde manier met de oorlog en het verlies en daardoor de donkerte verbonden is. Maar meer door de taal waarover zij onmiskenbaar meester is. Ze tovert met meerlagige woorden, roept hallucinerende werelden op in enkele zinnen, zonder emotioneel te zijn, gemakzuchtig of hautain. Zoals wanneer ze zoekt naar graven uit de Tweede Wereldoorlog:

‘Waar ik ook kijk zijn mollengangen. Jeneverbesboompjes tasten naar de diepte met hun wortels, op zoek naar ruimte en voedsel. Die hebben hun eigen ingang tot het dodenrijk, die kruipen gehoorgangen binnen en vullen de schedels met nieuwe woekeringen.’

Zie hoe mooi de gangen zich herhalen op een lugubere manier. Van Dullemen maakt het gewone – een onschuldig jeneverbesboompje – verassend ongewoon. Het grauwe maakt ze gevaarlijk: ze wekt als een tovenaar energie op. Ze mixt gevoelige woorden met gewone spreektaal, waardoor haar taal iets stoers krijgt: mij krijg je niet zomaar (stuk). En dat ontroert. Want het is vechten tegen de bierkaai.

Empathie

Deze talige opmerkzaamheid, misschien een manier van kijken die ze moeizaam heeft verworven omdat schrijven nooit makkelijk voor haar was, is wonderschoon. Van Dullemen weet zich te verplaatsen, zelfs in een kauw of een eend. Empathie is het woord, een rijk vloeiende empathie. ‘De tekenen lezen, daar gaat het om,’ schrijft ze aan het einde, ‘dingen die zich in je vast steken en verbindingsdraden vormen.’

En juist dat bruisende talent die dingen en draden te zien en dan ook nog eens subtiel en onderkoeld te verwoorden maakt het onverteerbaar dat dit boek misschien wel het laatste zal zijn dat ze publiceert. Van Dullemen heeft nog zoveel te geven, nog zoveel wonderlijke woorden huizen in haar.

Fleur Speet is literair recensent. Ze schrijft onder meer voor De Morgen.

pro-mbooks1 : athenaeum