Recensie: Zelfportret van een tekenaar

23 november 2015 , door Martin Smit
| |

Hij mag dan de kunstnijverheidsschool hebben doorlopen en al tientallen jaren een succesvol tekenaar zijn, de technische finesses van het tekenen zijn voor Peter van Straaten van ondergeschikt belang: verhandelingen over diagonaallijnen en perspectief in tekeningen en schilderijen zijn aan hem niet besteed. Zijn stijl is ogenschijnlijk ‘uit de losse pols’, op z’n janboerenfluitjes, zegt hij zelf. Een aantal jaren geleden is hij het al rustiger aan gaan doen. Nu, op zijn tachtigste, geeft hij met het boekje Over tekenen en over de natuur een onthullend inkijkje in zijn tekenstijl, -techniek en ervaringen. Door martin smit.

De andere kant van een lange carrière

Tekenen doet Peter van Straaten dan tegenwoordig niet meer zo vaak, zijn publicatiedrift is er niet minder om. Al jaren verschijnt de uiterst succesvolle Peter’s Zeurkalender, waarvoor hij zelf de selectie maakt uit eerder gepubliceerd werk en ieder jaar verschijnt een boek met thematisch gebundelde cartoons, zoals koken (Er kan wel wat zout uit en Heeft het gesmaakt?), bejaarden (Niet doen opa), jongeren, caféleven of seks (Roken, neuken, drinken).

Van Straaten begon ooit als rechtbanktekenaar, maar werd bekend door zijn dagelijkse strip Vader & Zoon, die in Het Parool liep van 1968 tot 1987. Daarna maakte hij jarenlang een dagelijkse cartoon in diezelfde krant, een wekelijkse politieke tekening in Vrij Nederland en schreef hij in afleveringen de serie Agnes. Met de eerder in NRC Handelsblad verschenen stukjes en tekeningen in Over tekenen en over de natuur laat Peter van Straaten op geestige, anekdotische wijze de andere kant zien van zijn lange carrière: van zijn belevenissen als rechtbanktekenaar (neem nooit een potje Oost-Indische inkt mee de banken in!) tot zijn mislukte poging om ook in Amerika voet aan de grond te krijgen.

Doordacht nonchalant

De technische kant van het tekenen komt in een aantal stukken aan de orde. Van Straaten leerde weliswaar modeltekenen en aquarelleren, maar dat heeft hij al lang achter zich gelaten. En hij maakt geen potloodschets vooraf meer, het liefst tekent hij direct met inkt op papier. Niet lang geleden keek hij vol ongeloof naar een tekenaar die met de muis op een computerscherm zijn tekeningen maakte, maar die methode vindt Van Straaten maar niks. Zijn techniek komt nonchalant over maar is absoluut doordacht. Met enkele rake lijnen weet hij een beeld vast te leggen. Illustratief hiervoor is het voorbeeld van een straatscène. Een meisje op de tekening lijkt echter enkele decimeters boven straatniveau te zweven. Snel tekent hij een stoepje onder het meisje en het probleem is opgelost. ‘Ach, voor een beetje handige knoeier is tekenen zo makkelijk. Niet verder vertellen,’ schrijft Van Straaten.

Het dagelijks leven

Vraag Van Straaten nooit naar waar hij zijn inspiratie vandaan haalt. Hij zal het antwoord schuldig blijven. Enkele tekenaars zijn echter zeker inspirerende voorbeelden voor hem. Zoals Jo Spier (1900-1978), die tekende in een simpel lijkende stijl maar daarmee een situatie doeltreffend wist te schetsen, de inmiddels vergeten Amerikaanse illustrator Ralph Barton (1891-1931) en het werk van Eppo Doeve (1907-1981), een duizendpoot met de tekenpen. De ware inspiratie voor Van Straaten is wellicht het dagelijks leven: situaties in een winkel, relaties, de generatiekloof, (moderne) kunst en natuurlijk het café en het kroegleven. In dit verband is het niet verwonderlijk dat hij aandacht besteed aan Simon Carmiggelt, die zijn inspiratie veelal haalde uit datgene wat hij observeerde en meemaakte, uit gesprekken in een café, een trein of op een terras, zijn kleinkinderen, vakanties of zijn jeugd.

Ooit kwamen Peter van Straaten en een bevriende fotograaf op het idee dat hun tekeningen en foto’s goed combineerbaar waren met Carmiggelts Kronkels. Omdat ze niet zomaar bij Carmiggelt durfden aan te bellen, struinden ze de café’s in Amsterdam af in de hoop de schrijver te treffen om hem quasi-toevallig een voorstel te kunnen doen. De speurtocht eindigde tevergeefs in het zoveelste café en van het plan kwam niets. Pas jaren later zou hij een uitgave van Carmiggelts Kroeglopen illustreren.

Enthousiasme voor de natuur

De stukjes van Van Straaten, in combinatie met zijn tekeningen, doen hier en daar aan de Kronkels van Carmiggelt denken: beschrijvingen van een gebeurtenis, een gesprek, een gedachte, zonder dat het stukje met een pointe dient te eindigen. Het kan ook een mijmering, een filosofische overweging zijn. Zo geeft hij een wijds uitzicht over eindeloos lijkende landerijen, met alleen een kaarsrechte vaart met brug, de term ‘minimal landscape’ mee. Van Straaten is er lyrisch over. Dit enthousiasme voor de natuur is zijn minder bekende kant.
Zijn bespiegelingen over de natuur variëren van jeugdherinneringen waarin de natuur een rol speelt tot de ontspannende rust die uitgaat van onkruid wieden en de constatering dat het zangdeuntje van de vink tegenwoordig niet meer is wat het geweest is. Hij interpreteert het begrip natuur zeer ruim. Hij schrijft over een onheilspellend stormachtige wind of een donker silhouet van een hert op de Veluwe. En passant geeft hij nog even antwoord op de door Maarten ’t Hart opgeworpen vraag waarom er in olifantenpaadjes altijd een afbuigende lijn zit. Met een eenvoudige tekening geeft hij de oplossing. ‘Simple comme bonjour’, schrijft hij.

Vogelaar

Vooral vogels hebben zijn voorliefde als het om de natuur gaat. Van Straaten had graag een geroutineerd vogelaar willen zijn, zo blijkt. In zijn jeugd hield hij al een vogeldagboekje bij waarin hij waargenomen vogels noteerde. Hij is zeker bekend met veel ‘gevederde vrienden’ maar met enige jaloezie lijkt hij te kijken naar auteurs en vogelkenners als Hans Dorrestein en Siegfried Woldhek. Hij kijkt niet alleen naar de bij Artis rondhangende reigers of naar een heggenmus, hij kan zich opwinden over de toenemende populatie halsbandparkieten in Amsterdam of hij geeft het verschil aan tussen de lokroep van de glanskop en de zwartkop. Op vermakelijke wijze beschrijft hij hoe op de Loosdrechtse Plassen de zang van de grote karekiet hem bijna noodlottig wordt. Zijn vogelbelevenissen illustreert hij niet met cartooneske tekeningen in zijn bekende stijl, maar – en dat is wéér een andere kant van Van Straaten – met natuurgetrouwe detailtekeningen van bijvoorbeeld de pestvogel of de uiterst zeldzame steengors.

Martin Smit is redacteur van het tijdschrift De As, publiceerde artikelen in De As, De Parelduiker en Leovardia en is medewerker van Athenaeum Nieuwscentrum.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum