Recensie: Boerenjongens in het Germaanse Rijk

12 mei 2016
| | | | |

Met de Duitse kolonisatie van het Oosten gedurende de Tweede Wereldoorlog, niet te verwarren met de Ostkolonisation van de Slavische en Baltische gebieden in de middeleeuwen door het Heilige Roomse Rijk, zat het uitgestrekte Duitse Rijk verlegen om arbeiders die het veroverde land konden cultiveren. Dat is het aspect van de Oostkolonisatie dat historica en politicologe Geraldien Von Frijtag Drabbe Künzel behandelt in haar nieuwe boek Hitlers Broedervolk. De Nederlandse bijdrage aan de kolonisatiepolitiek van de Nazi’s in Oost-Europa. Ze neemt als leidraad de kolonisatie van het Europese Oosten door Nederlandse boeren en werpt met het onderzoek naar de werving van deze landbouwersnieuw licht op dit thema.

De boerenbroeders van Hitler

Na het veroveren van Oost-Europa moesten de bezette gebieden door ‘broeders’ van Adolf Hitler worden bewoond. Een deel van de uitverkoren Germanen bestond uit Nederlandse boeren, die vanuit hun benarde economische positie graag de Duitse strohalm aangrepen. Deze pioniers moesten daar het land cultiveren omdat de oorspronkelijke bewoners volgens de Duitsers hiertoe niet in staat waren. Bovendien: grote delen van Oost-Europa vielen onder het voormalig grondgebied van het Heilig Roomse Rijk en werd zodoende als van origine Germaans gezien, dus moesten Germanen het bewerken.

Von Frijtag Drabbe Künzel weet een boeiend en onderbelicht terrein binnen de historiografie aan te snijden. Zoals Christopher Browning in zijn minutieuze studie over Bataljon 101, Ordinary Men, de soldaten erg dichtbij brengt, gaat Von Frijtag Drabbe Künzel in op een relatief klein aantal Nederlanders die de stap maakten – met iets meer afstand tot de personages. Het zijn er zo’n 5500, die zich als onderdeel van de kolonisatie in het huidige Oekraïne en Litouwen vestigden.

Zonder een oordeel te vellen beschrijft de auteur de manier waarop de Nederlanders boeren gebruik maakten van het arbeidsvacuüm in het Oosten, mede door het ‘verdwijnen’ van de plaatselijke bevolking. De eerste Nederlanders waren dan ook voornamelijk ‘gelukszoekers’, die wegens de matige landbouwmogelijkheden in eigen land een praktische oplossing zochten om financieel het hoofd boven water te houden. De latere kolonisten hadden echter steeds vaker een politieke drijfveer en vonden het gebruiken van de grond, en het bijbehorend materieel gewin, gerechtvaardigd. Zij waren overtuigd aanhanger van de nationaalsocialistische ideologie waarin een historische ‘rectificatie’, het heroveren van de verloren Germaanse grond na het instorten van het Heilig Roomse Rijk, de kolonisatie noodzakelijk maakte.

De VOC van het Duitse Rijk

In tegenstelling tot de huidige geschiedschrijving probeert de auteur niet enkel vanuit een institutioneel perspectief te schrijven, maar ook op een niveau dat meer naar microgeschiedschrijving neigt, over het leven van de ‘normale’ man en vrouw. Tot op zekere hoogte is dat gelukt met een gedetailleerde beschrijving van het bekendere personage Rost von Tonningen, president van de Nederlandse Oost Compagnie (NOC). Ook onbekendere mannen dan Von Tonningen beschrijft ze, zich baserend op brieven, dagboeken en krantenartikelen maar hierbij blijven de echt scherpe details achterwege.

Zo vervalt Von Frijtag Drabbe Künzel deels tot een institutionele beschrijving, als ze de Commissie tot Uitzending van Landbouwers naar Oost-Europa (CULANO) behandelt, die in 1941 speciaal werd opgericht voor de Nederlanders die naar het Oosten zouden vetrekken. Een groter instituut was de NOC, een bewuste connotatie met de VOC (Vereenigde Oostindische Compagnie), die de Nederlandse kolonisten wierf en vervolgens huisvestte in het veroverde gebied. Voor de totstandkoming van dit boek teert de schrijfster dan naast de brieven en dagboeken ook voor een groot deel op de uit het archief van de NOC verkregen informatie. Dit leidt vaak tot het beschrijven van groepen individuen in plaats van de individuen an sich. Zo stelt ze dat ‘onder de geworven vrijwilligers velen waren die uit ideologische overtuiging deelnamen aan het project (NOC project)’, maar de beweegreden van het individu kunnen daar niet uit worden afgeleid.

Vernieuwend perspectief

Hitlers broedervolk bestaat uit acht hoofdstukken waarbij Von Frijtag Drabbe Künzel logischerwijs steeds meer naar een verklaring voor de beweegredenen van de Nederlandse boeren toewerkt: een koloniale drijfveer. In de beschrijvingen van de gebeurtenissen en personages wisselt ze af tussen macro- en microgeschiedenis. Dat leidt tot een gestructureerd verhaal maar zorgt ook voor enige afstand tot de personages. Het ontbreekt zo nu en dan aan diepgang op momenten waar je zou wensen dat ze verder was ingegaan op details.

Zo wordt een aantal boeren tot op redelijk microniveau benaderd maar blijven de beschrijvingen allemaal vrij zakelijk zonder de karakters zelf te laten spreken: ‘Wodka en sigaretten waren er vaak wel in grote hoeveelheden, maar in het algemeen was het leven in de bezette oostgebieden een leven vol ontberingen.’ Boeren die vol overtuiging Oostwaarts trokken maar van een koude kermis thuis kwamen, daarvan zou je graag willen weten waarover ze klaagden, of wat ze naast hun werk in de landbouw deden – maar dat komen we niet te weten.

Die bezwaren staan niet in de weg dat Hitlers broedervolk licht werpt op een grotendeels onbetreden onderwerp, met oog voor de bredere context van de Oostkolonisatie. Door het combineren van institutionele met meer persoonlijkere bronnen bereikt Von Frijtag Drabbe Künzel een interessant perspectief – ergens tussen macro- en microperspectief in, maar wel degelijk dichterbij de ‘normale’ man. Ze brengt de motieven van kleine groepen Nederlandse boeren duidelijk in kaart en creëert daarmee een helder beeld van de boeren die vol verwachtingen als kolonisten naar het Oost-Duitse Rijk trokken, een onvergelijkbare wereld ten opzichte van hun eigen dorpjes waaraan ze zo gewend waren. Dat alleen al is de moeite waard.

Mart de Jong volgt een bachelor geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam en is redacteur bij Skript historisch tijdschrift.

pro-mbooks1 : athenaeum