Recensie: De koningin als spektakel

05 december 2016 , door Floris Serné
| | | |

Koninklijke biografieën zijn geen sinecure. Er zijn weinig anderen die zo’n bekendheid genieten, zo leven onder een groot publiek, en toch altijd een bepaalde schimmigheid behouden. De taak van de koninklijk biograaf is zijn subject van die schimmigheid te ontdoen en in het licht te brengen. Hierin is Jolande Withuis grotendeels geslaagd in Juliana, vorstin in een mannenwereld.

N.B. We publiceerden eerder voor uit de biografie. Lees het fragment op Athenaeum.nl.

In haar inleiding stelt Withuis dat het een ‘wetenschappelijke biografie, compleet met annotatie, literatuurlijst en bronvermelding’ betreft, hoewel ‘geschreven voor een breed publiek’. Mijn indruk is dat dat laatste voorop heeft gestaan, en zo’n insteek kent genoeg voordelen: het boek leest vlot, in korte hoofdstukken met uitnodigende en prikkelende hoofdstuktitels en tussenkoppen (‘Psychische besmetting’, ‘Koude douche’, ‘Aan de schandpaal’), en waar Withuis anderen citeert zorgt ze ervoor dat een sappig detail nooit ver te zoeken is (‘Needless to say, Bernhard is not there’).

Spektakel en rafels

Dit is echter ook meteen het grootste manco van het boek. Withuis maakt – ten behoeve van dat brede publiek? – aannames over het gevoelsleven van de koningin die niet thuishoren in een wetenschappelijke biografie. Het begint al in de hoofdstukken over haar jeugd, waarin Withuis stelt dat:

‘Juliana’s jeugd ruimschoots aanknopingspunten biedt om haar levenslange, weinig omschreven en veelvormige godsdienstigheid te begrijpen. Juliana, die als enig kind had genoten van elke minuut aan huiselijke gezelligheid die haar ouders boden, werd geconfronteerd met de verslechterde verhouding tussen haar ouders. Door de uiteenlopende en zelfs schurende geloofsovertuigingen van haar ouders op te vatten als een gezamenlijke zoektocht en spirituele, belangstelling, kon ze de illusie handhaven dat ze nog in een ongebroken gezin leefde. Het maakte spiritualiteit tot een aantrekkelijk domein om zich op toe te leggen.’

Dit fragment illustreert Withuis’ methodiek: soms ietwat rafelig archiefwerk (ze baseert deze uitspraak grotendeels op het commentaar dat Juliana bijna zestig jaar later schreef op een concepthoofdstuk van de Jongs Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog), gecombineerd met kennis van de zielsbeleving van een vrouw die zij nooit ontmoet heeft en wier persoonlijke correspondenties en ander archiefmateriaal haar grotendeels onbekend is gebleven (Withuis heeft geen toegang gekregen tot het Koninklijk Archief, wat ze in de introductie spijtig noemt). Dat leidt tot iets te veel spektakel.

Nieuwe informaties en inzichten

Ondanks dit gebrek is het Withuis wel degelijk gelukt om met nieuwe informaties en inzichten te komen. Verreweg het interessantste deel van het boek betreft Juliana’s tijd in Canada en de Verenigde Staten gedurende de Tweede Wereldoorlog. Wat de koningin in de oorlogsjaren deed was tot nu toe grotendeels onbekend, afgezien van het standaardbeeld van de trouwe troonsopvolgster die in Canada voor de kindjes en hiermee voor de toekomst van het Huis van Oranje zorgde.

Dat Juliana er veel op uit trok en de Nederlandse zaak actief en succesvol onder de aandacht wist te brengen, is zeker een vernieuwend inzicht te noemen. Daarnaast slaagt Withuis erin de unieke relatie tussen Juliana en Eleanor Roosevelt evenwichtig weer te geven, gebaseerd op stevig onderzoek (onder andere in het Rooseveltarchief). Het is zeer interessant te lezen over deze twee vrouwen, beiden door externe omstandigheden gedwongen zich zelfstandig te bewegen in een door mannen gedomineerde oorlogswereld (deze episode in het leven van Juliana doet de ondertitel van het boek zeker recht). Withuis ontwaart, terecht, ook hier de wortels voor Juliana’s latere religieuze behoefte:

‘Canada vormde in de Juliana’s leven een in velerlei opzicht uitzonderlijke periode. Zonder man, moeder en hofhouding maar nog vol hooggestemde verwachtingen van haar huwelijk en met een duidelijk, concreet doel, functioneerde ze goed en hield ze zich met geloofszaken weinig bezig. Bovendien was daar als rolmodel en surrogaatmoeder Eleanor Roosevelt, die haar inspireerde tot activisme en zelfstandigheid. Geconfronteerd met een overvloed aan realiteit en concrete taken verdween Juliana’s religieuze aandrang naar de achtergrond en won ze aan competentie. Het autonome politieke optreden van mevrouw Roosevelt voedde bovendien haar ambities […].

Terug in Nederland geconfronteerd met miskenning; een reislustige, overspelige echtgenoot; een gehandicapt kind; maatschappelijke restauratie; en het besef dat ze haar koningschap alleen moest volbrengen in plaats van in teamwork met Bernhard, was religie - maar dan wel op haar manier – een voor de hand liggende compensatie.’

Staatshoofd en vrouw

Withuis weet het precaire evenwicht tussen archief- en giswerk goed te bewaren, al verschilt de mate waarin erg per hoofdstuk. De lezer krijgt een goed beeld van de dilemma’s waar de koningin mee te maken had, vooral in de naoorlogse jaren. Toch blijft ze veel aannames maken over het gevoelsleven van de koningin, zoals bijvoorbeeld het feit dat Bernhard de rol van ‘oorlogsheld’ werd toebedeeld terwijl zij het ‘verbannen moedertje’ was, ze als krenkend moet hebben ervaren. Dit past echter wel in Withuis’ wens om Juliana als staatshoofd, maar vooral als vrouw neer te zetten. Hierin is Withuis op haar genuanceerdst: ze weet de koningin te portretteren als iemand met een grote neiging tot afhankelijkheid, die toch wel degelijk ageerde tegen het jaren-vijftig-beeld van de moeder die thuis behoort te zitten. Deze ambiguïteit en tegenstrijdigheid in het karakter van de koningin weet ze goed te vangen.

Withuis laat de lezer achter met een beeld van een koningin die grillig, innemend en veeleisend kon zijn, en ondanks het feit dat zij een koninkrijk bestuurde en in haar eigen woorden ‘het land had aan alles wat conservatief en ouderwets was’, niet onder het juk van haar man uit heeft kunnen komen. Maar ook een vrouw met een sociaal hart en een morele verantwoordelijkheid die aan het hoofd stond in een tijd van wederopbouw, vernieuwing en democratisering. Dit beeld zal het succes van het boek niet in de weg staan, hoewel de kritische lezer er niet omheen kan vraagtekens te zetten bij de aannames en spektakels.

Floris Serné (25) studeert Internationale Betrekkingen in Leiden en voltooide hiervoor de bachelors Geschiedenis en Wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam.    

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum