Recensie: De korst die wordt losgekrabd

26 april 2016 , door Fleur Speet

De Israëlische schrijfster Zeruya Shalev overleefde in 2004 een terreuraanslag, een bus die ontplofte terwijl zij met haar auto langs reed. Het verbrijzelde haar, niet alleen fysiek. Ze rook en zag hoe een man naast haar verbrandde. Nu schrijft ze over die aanslag en laat haar hoofdpersoon Iris door de pijn gaan die zij voelde. Maar wat is pijn eigenlijk? Het is iets hyperindividueels waar bijna niet over te praten valt. Hoe omschrijf je pijn zodat een ander meevoelt? Dat is bijna onmogelijk. Pijn bouwt een gevangenis rond een mens, waardoor een mens opgesloten raakt in zijn eigen wereld. Shalevs nieuwste roman Pijn bewijst haarscherp het teleurstellende feit dat wij mensen elkaar nooit volledig kunnen begrijpen. Dat we eenzaam zijn. En toch geeft Shalev hoop.

Pijn

Shalev koos ervoor om haar bekende en geliefde stijl voort te zetten: de van Virginia Woolf geleende stream of consciousness. In Het hart van de familie (2012) zwierf Shalev als een Milan Kundera door drie hoofden in meanderende zinnen en liet een van die hoofden volledig vastlopen in een kinderwens. Shalevs lange zinnen vol ambivalenties, sensitiviteit, nuances en innerlijke conflicten maken haar in Israël inmiddels bekender dan haar oom Meir Shalev. Melancholisch en uiterst teder, vol mededogen legt zij de sterfelijkheid van haar personages bloot omdat de werkelijkheid alleen maar te begrijpen valt als een diffuus geheel van honderdduizend stemmen en gedachten die ronddolen in je hoofd.

Ditmaal krijgen we alleen het perspectief van de hoofdpersoon van Pijn, de schooldirectrice Iris. Haar zinnen vloeien als potten inkt over rul papier. Groot, beverig, vlekkerig, snel. Romantisch. De pijn komt in golven. ‘Als weeën dienen ze zich elke één of twee minuten aan, wikkelen zich om haar lichaam, zagen haar bekkengordel aan stukken.’ En ja, de zinnen zijn ook puberaal, grotesk soms. Wat niet zo gek is, zelfs niet voor een vrouw van 45. Want ze ontmoet opnieuw haar jeugdliefde, die haar na een relatie van een jaar verliet toen ze 17 was. Inmiddels is Iris getrouwd met een programmeur. Ze heeft met hem twee kinderen, een zoon die binnenkort in militaire dienst moet en een dochter die dat al achter de rug heeft en nu zelfstandig woont en werkt in een bar.

Iris was tien jaar geleden slachtoffer van een terroristische aanslag. Ternauwernood overleefde ze, haar heup is met schroeven aan elkaar gezet. Weken, maanden lag ze in bed te creperen, afhankelijk van haar gezin. De pijn was één ding, verzorgd moeten worden was een harder gelag. Nu krijgt ze fantoompijn. Ze gaat ervoor naar een pijnarts. En laat die arts nou juist haar jeugdliefde zijn, om wie ze maanden catatonisch in bed heeft gelegen, zichzelf dood wensend omdat ze zijn liefde moest ontberen. Het is een korst die wordt losgekrabd, een pijn die nog intenser is dan de fysieke pijn van de aanslag. Zeker als blijkt dat hij spijt heeft. Haar vriendin noemt haar opvlammende liefde pathetisch, omdat de opwindende fase hooguit een jaar zal duren, waarna familiale teleurstellingen en complicaties volgen. Maar ze laat haar emoties kolken.

Is frunniken met je jeugdliefde een schande als je getrouwd bent? Het is immers overspel? Iris voelt weinig schuld, het is eerder een recht dat ze neemt. En het lijkt erop dat ze haar geluk vindt.

Vergeving

Maar er speelt nog iets anders, wat haar uiteindelijk dichter bij zichzelf brengt en bij een vorm van vergeving. Iris’ dochter lijkt in de ban van een goeroe, ze is op zoek naar haar ware zelf. Zoals in al het werk van Shalev is de moeder-dochterrelatie uiterst fragiel en beladen. Een geur, een gebaar, een woord kan al genoeg zijn om afkeer in te boezemen. Het is nooit duidelijk waarom, het is een feit. Een verdrietig feit, dat misschien te maken heeft met de verwarrende mengeling van liefde en verlies die al bij de geboorte inzet:

Hoe moeilijk is een afscheid waarvan je al op de hoogte bent, een afscheid opgelegd door de natuur, die ons de tijd dat we zwanger zijn voorschrijft, de tijd om de kinderen op te voeden, de tijd van leven die we hebben, en soms de tijd van de liefde. Ja, de pijn gescheiden te zijn was die nacht groter dan haar blijdschap over de ontmoeting, haar lege lichaam treurde om het verlies van de natuurlijke binding.

De moeder-dochterrelatie ligt in het verlengde van Shalevs thema. De vraag is steeds: hoe vergeven wij mensen elkaar? Willen en vooral kunnen we dat wel? Kun je je moeder vergeven voor het feit dat ze je wil beschermen? Vergeef je je dochter wanneer ze het leven niet kan dragen, of ketst dan als een boomerang je tekortschietende opvoeding terug? Vergeef je degene die je lichaam om zeep hielp, die een bom met spijkers af liet gaan terwijl jij net langs kwam? Vergeef je je echtgenoot, die niet openstaat voor je emoties? (‘We gebruiken woorden om iets te verbergen in plaats van te verduidelijken.’ ‘Dat is ongetwijfeld de opvallendste paradox van samenleven, je komt nader tot elkaar om je vervolgens van elkaar te verwijderen’.)

Vergeving en schuld hangen nauw samen. Niet voor niets nam Shalev een brief op, geschreven door Iris als schooldirecteur, over de Bijbelse Jozef en zijn broers. Zijn broers vernederden hem, Jozef was hun slachtoffer, maar als hij eenmaal macht heeft, vergeeft hij hen dan werkelijk, of is het schijn?

De voorwaarde voor vergeving is de erkenning van de pijn, die niet alleen ons, maar ook de ander wordt aangedaan, het vermogen het perspectief van de ander naast dat van onszelf te erkennen.

Daar begint iedere genezing, bij het universele weefsel van de mensheid als geheel. Bij verbondenheid en empathie. Bij zien wat menselijk is. Het is het verdriet van tekortschieten dat Shalev prachtig indringend openbaart in een tijd dat mededogen meer dan ooit nodig is. Het is haar kwetsbaarheid die hoop geeft.

Fleur Speet is literair recensent. Ze schrijft onder meer voor De Morgen.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum