Recensie: De lessen van het Duizendjarige Rijk

23 februari 2016 , door Tim de Wit
| | | |

Het Heilige Roomse Rijk wordt vaak door de nationale historici van de negentiende en vroege twintigste eeuw omschreven als een gedecentraliseerde mislukking die de natuurlijke natievorming van Duitsland heeft afgeremd, met noodlottige gevolgen. Maar doet deze karakterisering het Rijk wel recht? De Britse historicus Peter H. Wilson meent van niet, en probeert in zijn nieuwe boek The Holy Roman Empire: A Thousand Years of Europe’s History te beargumenteren dat het Heilige Roomse Rijk helemaal niet zo’n mislukking was, en dat we er vandaag de dag misschien zelfs lessen uit kunnen trekken. 

Een rem op de Duitse natievorming?

Eens overheerste het Centraal Europa voor het grootste deel, maar tegenwoordig is het zogenaamde Heilige Roomse Rijk een ondergeschoven kindje in de geschiedschrijving. Het bestond van de keizerskroning van Karel de Grote in 800 – of 962 als men rekent vanaf de kroning van Otto I, die het keizerschap definitief vestigde – tot haar opheffing door Keizer Franz II in 1806, om Napoleon het Heilige Roomse Keizerschap te ontzeggen. De beperkte aandacht geldt in ieder geval voor het Rijk na 1250 of in ieder geval na 1648, toen het onherstelbaar gedecentraliseerd werd als gevolg van de Dertigjarige Oorlog en de Vrede van Münster, die de macht van de keizer inperkte.

Volgens Peter H. Wilson heeft deze benadering van het Heilige Roomse Rijk gezorgd voor de volgende verstrekkende implicaties aangaande de contemporaine reputatie:

‘The Empire took the blame for Germany being a “delayed nation”, receiving only the “consolation prize” of becoming a cultural nation during the eighteenth century, before Prussian-led unification finally made it a political one in 1871. For many observers this had fatal consequences, pushing German development along a deviant “special path” (Sonderweg) away from western civilization and liberal democracy and towards authoritarianism and the Holocaust.’

Wilson beschouwt dat als onterecht, en heeft zichzelf in dit boek voorgenomen om de reputatie van het Heilige Roomse Rijk te redden van deze duistere associaties.

Een karakterschets van een imperium

Ook al beweert de ondertitel dat het boek duizend jaar Europese geschiedenis behandelt, het is ondoenlijk om de geschiedenis van dit rijk in al haar aspecten in een enkel boek te behandelen. Wilson geeft dan ook herhaaldelijk aan dat zelfs de thema’s die voorkomen in zijn boek noodzakelijkerwijs gelimiteerd zijn. Daarom poogt Wilson vooral  een beeld te geven van het karakter van het Rijk, en waarom het, zelfs in haar latere jaren, nog steeds een relevant instituut was. Fel keert Wilson zich tegen de nationale geschiedschrijving, die vaak aangeeft dat het Heilige Roomse Rijk een mislukt stadium van de Duitse natievorming was. Dit doet het Rijk tekort: het was geen ‘Duits Rijk’ maar een Europees christelijk Rijk. Rooms-koningen en keizers kwamen niet alleen uit wat nu Duitsland is, maar ook uit Italië, Holland, Bohemen en zelfs Engeland.

Na 1250, toen de positie van de keizer begon te verzwakken met de val van de Staufer dynastie (1138-1254), bleef het Rijk zelf een sterk idee:

‘Already sanctified by its divine mission, the Empire did not need the pope’s approbation. This powerful idea survived the Staufer’s political demise in 1250, persisting thereafter even in the long periods when no German king was crowned emperor.’

Wat Wilson hiermee wil aangeven is dat het Heilige Roomse Rijk een idee was dat de ambities van individuele keizers oversteeg. Ook de paus was niet onmisbaar voor het voortbestaan van het Rijk, wat als een onafhankelijk heilig instituut werd beschouwd. Dit zorgde ervoor dat de Habsburgers zichzelf uiteindelijk tot keizer konden kronen zonder hulp van de paus, en dat de protestanten na de reformatie loyaal bleven aan het Rijk. Zelfs tot in de achttiende eeuw, toen de autonomie van de vele vorstendommen van het rijk op zijn hoogst was, genoot het idee van het Heilige Roomse Rijk respect omdat het de ‘Duitse vrijheden’ garandeerde.

Een gecompliceerde structuur

De structuur van The Holy Roman Empire is een mengvorm van thematisch en chronologisch. Wilson heeft het boek ingedeeld  in vier thema’s die ieder drie of vier subthema’s behelzen. Deze thema’s hebben helaas ietwat vage namen: ‘Ideal’, ‘Belonging’, ‘Governance’ en ‘Society’. Ook de namen van de subthema’s die hij gebruikt zijn af en toe wat onduidelijk in betekenis. Daardoor raakt het overzicht af en toe  kwijt, wat niet verbeterd wordt door het feit dat Wilson de neiging heeft om in het begin van het boek terminologie te gebruiken die hij pas later in het boek uitlegt. Zo noemt hij de persoonlijke heersstijl van de Salische keizersdynastie (1024-1125) een ‘Command Monarchy’ op pagina 44, maar legt hij pas vanaf pagina 346 in detail uit wat  dat precies inhield.

Binnen de verschillende thema’s en de subthema’s die hij daarbinnen aanhaalt, houdt Wilson een chronologisch verhaal aan. Bij ieder subthema begint hij bij de Karolingen of de Ottonen, en werkt langzaamaan naar de laatste jaren van het Rijk toe. Het komt echter vrij vaak voor dat hij, in ieder geval in de eerste hoofdstukken van zijn boek, de jaren na de Dertigjarige Oorlog verwaarloost. Dat is vreemd, gezien zijn doel om ook de waarde van het gedecentraliseerde achttiende-eeuwse Heilige Roomse Rijk aan te tonen. Maar in de latere hoofdstukken van zijn boek die gaan over de mate waarin het Rijk in de samenleving gegrond was, gaat hij hier wel dieper op in.

Anti-Pruisische ondertonen

Ondanks het feit dat de structuur van het boek af en toe wat onduidelijk is, kan je Wilson er niet echt van beschuldigen dat hij zaken generaliseert. In zijn missie om in detail aan te tonen wat voor soort orgaan het Heilige Roomse Rijk was, en hoe de aard van het Rijk door de jaren heen veranderde, maakt Wilson, die al meerdere boeken over specifiekere episodes van de geschiedenis van het Rijk heeft geschreven, gebruik van een groot aantal details. Zo claimt hij bijvoorbeeld in een paragraaf over de behandeling van Joden in het Rijk dat het keizerschap in de regel goed omging met Joden, maar dat sommige individuele keizers, zoals de Habsburgers Maximiliaan I en diens kleinzoon Ferdinand I, wel antisemitisch waren. Ook noemt hij een voorval van hoe Joden behandeld werden in Pruisen:

‘The briljant Jewish intellectual, Moses Mendelssohn, visiting Berlin in 1776, was made to pay a head tax fixed at the rate levied on cattle passing the main city gate in a deliberate attempt to ridicule him. His treatment reveals the hollowness of Frederick II of Prussia’s much-celebrated toleration.’

Het is niet toevallig dat juist Pruisen hier op een dergelijke ontluisterende manier genoemd wordt. In Wilsons opinie was het namelijk Pruisen dat er in belangrijke mate verantwoordelijk voor was dat het Heilige Roomse Rijk in de achttiende eeuw afnam in prestige, en in de negentiende eeuw bijna genegeerd werd door het Duitse Keizerrijk van 1871-1918. Als advocaat voor de verdediging van het Heilige Roomse Rijk kan Wilson dat niet over zijn kant laten gaan. Het is een begrijpelijke reactie voor iemand die duidelijk veel liefde draagt voor zijn onderwerp, maar het komt af en toe wat partijdig over.

Lessen voor de Europese Unie

The Holy Roman Empire is net als zijn onderwerp verre van perfect en zeer complex, maar het is zeker een waardevolle studie. Wilson is zeer deskundig in zijn vakgebied,  en The Holy Roman Empire puilt uit van de interessante feiten. Aan het einde van zijn verhaal doet Wilson zelfs een vrij interessante bewering die aantoont hoe relevant het Heilige Roomse Rijk nog steeds is. Nu een toenemende hoeveelheid politici, politicologen en historici menen dat de Europese Unie beter af is in een gedecentraliseerde staat, lijken wij ons volgens Wilson in een situatie te bevinden waarin decentralisme wederom een rol zou kunnen gaan spelen in een overkoepelend Europees orgaan:

‘Rather than providing a blueprint for today’s Europe, the history of the Empire suggests ways in which we might understand current problems more clearly.’

Al is Wilsons boek dus verre van perfect,  het is wel aan te raden voor politicologen en historici. Politicologen die zich bezighouden met de Europese Unie doen er goed aan om dit boek als een studie van de werkingen van een multinationaal, gedecentraliseerd rijk te lezen. Historici die zich bezighouden met de middeleeuwen of de vroegmoderne tijd kunnen dit boek lezen als een interessante karakterschets van het Duizendjarige Rijk dat Centraal Europa overheerste van de tijd van Karel de Grote tot die van Napoleon.

Tim de Wit volgt een onderzoeksmaster geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en is redacteur van Skript Historisch Tijdschrift.

pro-mbooks1 : athenaeum