Recensie: De logistiek van de rouw

21 juni 2016 , door Daan Stoffelsen
| | |

Ze is dood. Het was een aanslag. Maar feit is: morgenochtend wordt jullie zoon weer wakker, je moet door. Dat is de situatie waarin Antoine Leiris zich bevond, de nacht van de aanslagen in Parijs. Hij moest door en ging door en schreef een brief aan zijn aanslagplegers. Het werd een boek: Mijn haat krijgen jullie niet (Vous n'aurez pas ma haine, vertaald door Martine Woudt). Een waardig boek met een meer dan actuele waarde, want door die indrukwekkende brief te omringen met scènes uit de anderhalve week na de aanslag, én door de praktische instelling van de verse weduwnaar, gaat het juist ook over vaderschap en rouw. Misschien zijn die thema's de enige overeenkomst met Max Porters novelle Verdriet is het ding met veren (Grief Is the Thing with Feathers, vertaald door Saskia van der Lingen), rond een verweesd gezin en een kraai, maar het loont de moeite om met een verlate vaderdagsrecensie de lof te verkondigen van deze twee zo verschillende boeken, en van vaders in het algemeen.

Schuld en gemis

Leiris' boek blijft actueel, door de terugkerende aanslagen, ik schrijf dit op vaderdag, drie dagen na de moord op Jo Cox. Maar feitelijk voor elke weduwnaar en wees, want het gaat juist ook over doorleven, verdriet hebben, rouwen, knuffelen, voorlezen, bad, bed. Dat is een sterk punt van Leiris' kleine boek, de mate waarin hij de schuldvraag nuanceert.

'Het had ook een wegpiraat kunnen zijn die vergat te remmen, een tumor die wat kwaadaardiger was dan een andere, of een kernbom, het enige wat telt is dat ze er niet meer is. [...] Tranen tel je niet, en je droogt ze niet aan de mouw van de woede. Degenen die niemand hebben om het kwalijk te nemen, zijn alleen met hun verdriet. Ik voel me zo iemand. Alleen met mijn zoon, die me later zal vragen wat er die avond gebeurd is. [...] We zullen nooit terug kunnen naar ons vroegere leven. Maar we zullen ook geen leven opbouwen dat tegen hen is gericht. We zullen verder gaan met ons eigen leven.'

Het verdriet is eenzaam, de woede helpt niet: het beeld van de tranen en de mouw is effectief. Toch lees je Leiris niet om de beelden. Niet om de scènes of de dialogen, Leiris beschrijft zijn situatie, en die is schrijnend, pijnlijk, van een snijdend ongemak, een immens gemis. En dat is nu wat Porter in zijn novelle goed beschrijft:

'Vader

Olie, als je beter kijkt modder, als je beter kijkt zand, als
je het proeft: zilt veranderend in zijde.

Ik miste haar zo erg dat ik met mijn blote handen
een vijftig meter hoog gedenkteken voor haar wilde
bouwen. Ik wilde haar op een grote stenen troon in
Hyde Park zien zitten, genietend van het uitzicht. Alle
voorbijgangers zouden snappen hoe erg ik haar mis.
Hoe fysiek mijn gemis is. Ik mis haar zo erg dat het een
gigantische vorst van goud is, een concertzaal, duizend
bomen, een waterpartij, negenduizend bussen, een
miljoen auto’s, twintig miljoen vogels en meer nog. De
hele stad is mijn gemis.

Getver, zei Kraai, je klinkt als een koelkastmagneet.'

Het is niet voor niets dat Porters novelle een gestileerde bladspiegel heeft, als poëzie, of als theater, de tekst is niet zelden zeer poëtisch. Maar deze hyperbolen van sentiment - concreet en fris, dat wel - krijgen geestig contrast met de reactie van Kraai, de indringer in dit rouwende gezin.

Kraai en seconden als een jaar

Kraai is een personage uit de gedichten van Ted Hughes, de dichter over wie de vader van Porters gezin een boek schrijft. Kraai komt enkele nachten na haar overlijden aan de deur en dringt binnen (lees het fragment op Athenaeum.nl). Hij blijft en geeft ranzig, troostrijk, geestig commentaar. Hij maakt van de clichés van rouw iets bijzonders, hij is de rafel aan de vormelijkheid van de triestheid. In het boek komen naast de vader en de kraai ook de twee zonen aan het woord, in een lange, rommelige, allengs in intensiteit afnemende rouwperiode. Bloederige mythologie, wrang spel en woedeuitbarstingen wisselen prachtige, droevige passages af. Dat samen verdiept de grote zieligheid van het geamputeerde gezin, Kraai maakt het verdriet aards.

De lengte van die rouwperiode is wel een belangrijke relativering bij de volgende kritiek op Leiris' boek. De opening van het boek (PDF-fragment) is heel direct, en de situatie laat geen ruimte voor literair voorbehoud:

'Dan blijft onder aan mijn beeldscherm de tekstregel met nieuws, die te snel langs trekt, opeens stilstaan. Het einde van de onschuld.
"Aanslag in de Bataclan."
Het geluid valt uit. Ik hoor alleen nog maar mijn hart, dat uit mijn borstkas probeert te breken. Die paar woorden galmen in mijn hoofd als een echo die nooit lijkt te willen stoppen. Een seconde als een jaar. Een jaar stilte, daar, stokstijf op mijn bank. Het moet een vergissing zijn. Ik controleer of ze wel daarheen is, ik kan me vergissen, het vergeten zijn. Het concert is echt in de Bataclan. Hélène is in de Bataclan.
Het beeld valt uit. Ik zie niets meer, maar ik voel een stroomstoot door mijn lijf gaan. Ik wil rennen, een auto stelen, haar gaan zoeken. Er is alleen nog maar urgentie die in mijn hoofd brandt. Er is alleen nog maar actie mogelijk om die vlammen te bedwingen. Maar ik kan geen kant op, want Melvil ligt hiernaast en ik zit hier vast.'

Lees het na, en stel vast: een groot woord als onschuld, de verbinding tussen geluid, hart, seconde als een jaar, de stroomstoot, het werkt, maar vooral omdat je je die situatie heel goed kunt voorstellen, er stiekem altijd al bang voor was. Leiris' verwoording is weinig oorspronkelijk. Hij probeert het verderop wel, door de rouw te beschrijven als 'een droevige reisgenoot', 'een bruine vlek', die 'zich meester maakt van mijn borst' en 'zijn gif met de kleur van de dood' in zijn hart loost, maar die lyriek is concreet noch scherp. Deze beelden zijn te snel gevonden, en hadden een herschrijving verdiend waar de actualiteit niet op wachten kon.

De logistiek en de keuze

Nu is die kraai ook geen nieuw gegeven, maar als personage is hij onvoorspelbaar, zijn woorden rieken en schieten alle kanten uit, hij is een genot om te ontmoeten. En hij was nodig, want ja, denkt de vader:

'Het voornaamste gevolg van het feit dat zij er niet meer was, bedacht ik, was misschien wel dat ik voortaan alleen nog maar aan het regelen zou zijn, alleen nog maar bezig lijstjes op te stellen en clichés van dankbaarheid uit te delen, machinaal dagindelingen te bedenken voor kleine kinderen zonder mama. Rouw voelde als iets uit een vierde dimensie, abstract, vagelijk vertrouwd. Ik had het koud.'

Dat is ongetwijfeld waar: niet het gemis maar de logistiek overheerst het leven van de weduwnaar. Leiris geeft er heel concrete voorbeelden van: soep en hapjes van de moeders van de crèche. Tegelijk verdient rouw een concrete vorm, zo onderga je hem, ook al is die vorm een zwarte vogel die maar niet wegvliegt terwijl je hem vervloekt. Concreter althans dan een bruine vlek met gif.

Zo valt er meer op Mijn haat krijgen jullie niet aan te merken - minder beeldspraak en meer scène, detail, meer lijstjes en machinale dagindelingen hadden het een interessanter boek gemaakt. Maar wát Leiris overkomen is, en de ingrijpende versheid ervan, geeft de tekst de pijnlijke scherpte die de stijl ontbeert. Leiris laat zien, meer nog dan Porter, wat vaderschap betekent. Je hoefde nooit te kiezen, je had alles. Maar dan moet je kiezen tussen het redden van je grote liefde en het beschermen van je tweede grote liefde. Maar de tv brengt het doodsbericht en je kunt niet weg. Dan ben je geen geliefde meer, maar alleen maar een vader, puur zoals het geen vader ooit gegund is.

Daan Stoffelsen is webboekverkoper bij Athenaeum Boekhandel, recensent en redacteur van Revisor. Hij is vader en zoon.

pro-mbooks1 : athenaeum