Recensie: Draad, of: de Oekraïener is een verhaal

05 april 2016 , door Lisa Weeda
| | | | |

Ik zit in een Chroesjtsjovkeuken in Kiev, vijf metrostations van de Maidan. Aan de wand hangt de oude vergeelde Sovjetradio waarvan ik eerst dacht dat het de intercom was. Het gasstel staat vol pannen, op de plank daarboven een rij gevulde weckpotten. De kachel, die hier per gebouw wordt  aan- en uitgeschakeld, loeit. Naast mij aan de eettafel zitten Liliia, Dasha, Maria en Yulia: drie Oekraïensen, één Russische. Ikzelf ben een kwart Oekraïens. Ik lijk op de meisjes, zij lijken op mij. Onze jukbeenderen zijn sterk, wangen bol, bovenarmen breder dan we zouden willen. Op de tafel staan halfvolle kommen borscht, literflessen bier en wodka, augurken in een pot en een bord bruin brood met daarop plakken witte salo, varkensvet. Het lijkt een Sovjetcliché, vijfentwintig jaar na dato. Een terugblik naar een verdwenen stilleven, maar ook een zwart-witbeeld dat zichzelf bevestigt: sommige dingen veranderen niet.

*

Bij het lezen van Laura Starinks pro-Oekraïne pamflet Slag om Oekraïne zit ik weer in die keuken, tussen die meisjes. Wat Starink schrijft en uitlegt over corruptie, de oorlog in het oosten, hervorming en de jonge generatie die een vuist maakt tegen het huidige bestel, dat is waar deze meisjes het ook over hebben. Dit las ik: ‘Miljoenen mensen hebben zich uit de naad gewerkt en het zou vreselijk zijn als die inspanning voor niks is geweest.’ En: ‘Ik had nog nooit zoveel mensen bij elkaar gezien in Kiev.’ Ik hoor het ze zeggen. We springen van de Euromaidan naar Donetsk, Ivano Frankivsk, Moskou, terug naar de eettafel. De actuele politiek plaatst zich als vanzelf tussen het nemen van selfies en het lachen om liefdesverdriet in.

Wat Starink schrijft, die woorden uit die keuken in Kiev, lees ik de afgelopen weken ook als tactisch ingezette onderbouwingen in krantenartikelen en campagnekrantjes, ik hoor ze bij Pauw en het NOS journaal. Een machine heeft van persoonlijk en emotioneel geladen gedachtegoed een hapklaar blokje gemaakt. De echte stem is een er tussenuit gehaald. De mensen zijn tot kartonnen borden verworden, platte beelden, en aan de achterkant zie je niets. Van wat Oekraïne nu daadwerkelijk voor land is en wat voor mensen daar nu eigenlijk wonen, is weinig te zien.

Om die platheid tegen te gaan, stel ik voor gedachte-experiment te doen. Kies één inwoner van Oekraïne. Neem een draad. Het maakt niet uit welke kleur de draad heeft, daar gaat het niet om. Die Oekraïner wordt een punaise die je in de kaart van het land prikt. De draad bind je om de ijzeren punt die door het papier steekt. Zodra je dit gedaan hebt, begint hij of zij te vertellen en vanaf dat moment luister je niet meer naar alle stemmen die naar deze persoon verwijzen. Je luistert alleen naar hem. Naar de cadans van de taal, de route van de vertelling, de haperingen, de pauzes in anekdotes en de momenten dat diegene zijn woorden weegt.

*

De meisjes in de keuken laten veel van zichzelf zien. Maria heeft een gebroken hart. Haar schouders hangen ervan, maar haar strakke staart doet haar sterker lijken; Yulia hakkelt, ze is Russische maar wil alles in het Oekraïens zeggen, zo min mogelijk met haar geboorteland verbonden worden. Dasha is koket, maar zacht. Ze zit fier aan de kop van de tafel, kin hoog, laat haar blik de ruimte rondgaan, zoals een trotse koning zijn kroondomein overziet. En dan Liliia. Van alle meisjes hier heeft zij het warmste gezicht. Ze biedt iedereen om de zoveel tijd drinken aan. 'Ik schenk het wel in,' maant ze, ‘ik schenk het wel in.' Haar ene oogkas staat ongelijk ten opzichte van de andere, maar haar donkere ogen zijn fel.

Stel, Liliia is de persoon van het gedachte-experiment. Als je echt luistert, lang en dichtbij, tot je haar zo op de huid zit dat ze onder je vel kruipt, waar prik je de punaise dan in? Waar span je die draad naartoe? Liliia haalt adem en schuift haar stoel iets weg van de eettafel, begint:

'Ik reis al twee jaar niet meer naar de Krim. Ik skype. Elke dag. Met mijn oom Sasja en mijn nichtje Anna. Als het internet het daar doet tenminste, soms trekt iemand de stroom eruit. Ik kan daar geen logica in ontdekken. Soms wacht ik een half uur achter mijn scherm, soms langer. Ik zeg er wel eens een afspraak voor af. Er zijn momenten dat we niets te zeggen hebben, een minuut ofzo, maar we zien elkaar. Het is niet hetzelfde als daarheen gaan. Heel veel is niet meer hetzelfde. De laatste twee jaar voel ik me telkens of ik een ledemaat verloren ben.'

*

De Oekraïense cultuur is er een van vertellen, van oreren, luisteren, toehoorders hebben, een verhaal delen, liefst van haver tot gort, met nog een zijpad of tien. Een ongestructureerd maar alomvattend spreken. Het is treurig dat deze verteltraditie niet helemaal in acht kan worden genomen, nu er plotseling grote aandacht voor Oekraïne is.

In het kraakheldere pamflet van Laura Starink zou zo’n manier van vertellen voor een ruis zorgen die het nut en doel van het werk teniet doet. Maar deze ruis is wel het geluid dat ik mis in andere boeken en stukken die de afgelopen tijd verschenen. Werken die maar doorhameren op data, percentages en bruto nationaal product. Over dodentallen en geldbedragen, grenzen en tactieken. In deze stukken is een persoon slechts handige aankleding die soms een aantal onderbouwende woorden uitspreekt. Een middel, zoals Oekraïne momenteel een middel is voor een heel andere agenda.

Dat geluid waar ik het over heb, is die draad. Span maar eens een draad voor elke bewoner van Oekraïne. Probeer het eens, luister eens naar alles. En bouw dan een beeld op, met alles wat je hoort. Er is een vertelling nodig die van wat jij leest een lichaam maakt. Iets van vlees en bloed, iets voelbaars, voelbaarder dan dit. Ik wil lezen hoe de gebeurtenissen in Oekraïne, waar het gros van de Nederlander misschien een snipper van heeft opgemerkt, precies verlopen. Ik wil elk detail, ik wil beelden. Laat me zien hoe een achtentwintigjarige jongen midden op een in de fik staande Maidan door zijn nek gesniperd wordt. Toon me waar die kogel precies vandaan komt. Leg me maar uit hoe die scherpschutter verdwijnt. Als je dat doet, maar dan via een veelvoud van verschillende vertellingen, moet iemand vanzelf kunnen voelen waar de schoen wringt. 

*

Er is een reden dat Svetlana Alexijevitsj (Oekraïense moeder, Wit-Russische vader) in 2015 de Nobelprijs voor de literatuur won met Het einde van de Rode Mens. Alexijevitsj laat op magnifieke wijze zien dat er een gigantisch gesprek aan monologen bestaat. Zij toont dat haar cultuur er een is van je ergens over opwinden of laconiek zijn, van het niet meer zien, of het juist wel zien, van je troosteloos voelen, verlaten en belazerd, naïef maar enthousiast. Alexijevitsj toont dat alles voor iedereen anders in brand staat. Niet wat hier, in Nederland, in brand staat, die referendum van gesubsidieerde pleerollen, en nee, ik wil het er ook niet over hebben.

Het vuur waarmee Laura Starink dit pamflet schreef, ondanks het grote aantal journalistieke bewoordingen, is groot. Je voelt het aan de snelheid waarmee zij dit werk schreef, net nadat haar boek De schaduw van de grote broer. Dit gebied en de landen daaromheen zijn bij haar onder de huid gekropen, als een steengoed verhaal dat haar niet meer loslaat of haar overweldigd heeft. Zij neemt iedere pannenkoek die geen idee heeft heel gestructureerd aan de hand, legt een systeem en een deel van een land bloot. Maar voor de rest zijn we daar wat mij betreft de afgelopen tijd gigantisch aan voorbijgegaan. En wat die meisjes in de keuken betreft ook. Een mens is geen infographic. Een mens is een verhaal. Deze meisjes hebben zelf genoeg, als het niet meer is, te vertellen.

Lisa Weeda schrijft, maakt literair programma bij Mooie Woorden in Utrecht, geeft les en workshops. Haar werk verscheen onder meer in Das Magazin, De Titaan, op De Optimist en Hard//Hoofd.

pro-mbooks1 : athenaeum