Recensie: Een manier om een huis te bouwen

19 april 2016 , door Pieter Hoexum
| |

Rob van Essen werd geboren in 1963, in Nederland. Tegen de tijd dat hij halverwege de middelbare school was, eind jaren zeventig, was het land af, klaar: ‘Niets meer aan doen.’ Er viel voor Van Essen inderdaad niets meer te doen: hij stopte met school – en eigenlijk met leven. Hij werd bevangen door levensangst, waar hij uiteindelijk, al schrijvend, toch mee heeft leren leven.

Kind van de verzorgingsstaat is een mooi, vreemd, caleidoscopisch boek, typisch zo’n boek dat een mooi gesprek op zou hebben geleverd met Wim Brands (God hebbe zijn ziel): het is een mengsel van van alles, autobiografie, cultuurgeschiedenis, cultuurkritiek, een ziektegeschiedenis en de wordingsgeschiedenis van een schrijver.

En niet te vergeten een soort architectuurbeschouwing. Het boek doet denken aan Lelystad van Joris van Casteren, hoewel diens ouders helemaal opgaan in de tijdgeest, terwijl de Van Essens zich er vanaf keren. Hoe dan ook, ze beschrijven allebei hun jeugd door vooral de omgeving waar ze opgroeiden te beschrijven. Van Essen is geboren in Amstelveen, maar groeide op in verschillende provincieplaatsen in het oosten van het land, aangezien zijn ouders aan een soort verhuisdrang leken te lijden. Hoe opmerkelijk dat ook was, ze woonden meestal heel gewoon in rijtjeshuizen in nieuwbouwwijken, ‘de architectuur van het einde van de geschiedenis’. Geheel in lijn met Bernard Hulsman ziet Van Essen een verband tussen het rijtjeshuis en de verzorgingsstaat.

Als een vis in het water

De verzorgingsstaat is slechts als een triomf te beschouwen, blijkt bij Van Essen, als je hem ziet als sluitstuk van een ontwikkeling, als je de voorgeschiedenis kent. Als je ziet hoe de doorsnee Nederlander rond 1875 woonde – als die al woonde – en hoe die rond 1975 woonde, dan moet je wel juichen, zoals Van Essen zelf ook doet: ‘Hoera voor de tijdgeest.’ Punt is dat de jonge Van Essen die voorgeschiedenis niet kende: hij groeide op in rijtjeshuizen van de verzorgingsstaat en wist niet beter.

‘Zoals een vis geen idee heeft wat water is, had ik geen idee van de verzorgingsstaat. Om wat er bestaat bij je geboorte hangt een zweem van eeuwigheid wanneer je opgroeit. Voor ons, kinderen die werden geboren toen de verzorgingsstaat stevig op zijn fundamenten stond en alleen nog verder geperfectioneerd hoefde te worden, kregen vrede, welvaart en staatszorg het aura van stabiele natuurverschijnselen die zo vanzelfsprekend waren dat we ze niet eens herkenden. […] Sommigen van ons lagen vaker in het vangnet dat dat we aan de trapezes hingen; achteraf zou je zweren dat we het vangnet voor een hangmat hielden.’

Van buitenaf ziet de verzorgingsstaat er perfect uit, maar van binnenuit zie je de tekortkomingen. Het is er verstikkend en verlammend. De vrijheid en de zorg slaan om in vrijblijvendheid en zorgeloosheid, zelfs in achteloosheid en desinteresse. Van Essen werd geboren in een land dat klaar was. Niets hoefde, alles mocht. ‘Consequentieloos’ leeft Van Essen in kraakpanden en HAT-eenheden, van baantjes en de sociale dienst. Het is dat hij werd uitgeloot, anders was hij dienstweigeraar geworden – Van Essen was een alles-weigeraar.

Tijdgeest

Wie in dit boek een originele analyse van het verschijnsel verzorgingsstaat en van de tijdgeest van de jaren zeventig en tachtig hoopt te vinden, zal in eerste instantie teleurgesteld zijn, want Van Essen verwijst slechts kort naar de analyses van anderen. Het boek heeft minder wetenschappelijke of historische pretenties dan literaire. En die worden waar gemaakt. Van Essen geeft een fraaie, treffende beschrijving van een leven in de verzorgingsstaat, afwisselend ironiserend en stemmig van toon. En hij relativeert dat denken in termen van tijdgeest.

‘[De] tijdgeest gaat over ideeën, nooit over mensen. Wanneer je je […] ideale, in overeenstemming met de tijdgeest ontworpen interieurs voor de geest haalt, zijn ze leeg. Laat de bewoners binnen en het is gedaan met elke eenheid, elk evenwicht, elk ideaalbeeld. Bewoners brengen dynamiek met zich mee, drama, trauma, onvoorspelbaarheid, etensgeuren, poeplucht, lawaai. Laat de bewoners binnen en je merkt hoe klein en benauwd alles is. Ondanks de grote ramen voor en achter.’

Van Essen ‘laat de bewoners binnen’, hij beschrijft hoe het is in de tijdgeest te wonen.

‘Alleen in mijn gedichten kan ik wonen’

Het boek is ook een ode aan de openbare bibliotheek, die Van Essen het leven heeft gered: daar kon hij boeken en platen lenen waarin hij wel kon leven. Later begint hij zelf te schrijven en dokters en therapeuten die hem voor zijn levensangst behandelen, raadden hem onveranderlijk aan door te blijven gaan met schrijven. Dat doet hij dan ook, dit is zijn tiende boek. Je zou kunnen zeggen dat hij zich het leven inschrijft: ‘Ik schreef door. Het was mijn manier om een huis te bouwen.’ Het lezen van dit boek is een soort logeren in dat huis, een bijzondere, rijke en niet te vergeten vermakelijke ervaring.

Pieter Hoexum is filosoof, publicist (voor onder andere Trouw) en huisman. Hij was boekverkoper bij Athenaeum Boekhandel. Zijn boek Gedenk te sterven. De dood en de filosofen verscheen in 2003, begin 2014 verscheen Kleine filosofie van het rijtjeshuis. Hij heeft ook een website: pieterhoexum.wordpress.com.

pro-mbooks1 : athenaeum