Recensie: China's Culturele Revolutie, uitputtend en meeslepend beschreven

28 juni 2016 , door Bart van den Bosch
| | | |

Na het grote succes van de eerste twee delen van zijn trilogie over China tussen 1945 en 1976 (Mao's Great Famine: The History of China's Most Devastating Catastrophe (lees onze recensie) en The Tragedy of Liberation: A History of the Chinese Revolution, 1945-1957) heeft Frank Dikötter nu het laatste deel over Mao's schrikbewind gepubliceerd. The Cultural Revolution: A People’s History, 1962-1976 (nu ook vertaald door Ronnie Boley als De culturele revolutie) zet zowel in toon als inhoud de lijn van de eerdere delen voort; Dikötter schetst een ontluisterend beeld van de pathologische machtswellust van De Grote Roerganger en beschrijft op basis van talloze memoires en – soms abusievelijk vrijgegeven – overheidsarchieven, de gewetenloze machinaties waarmee Mao zijn positie keer op keer veilig stelt.

N.B. tot 1 juli krijgt u nog 20% korting op een selectie uit het fonds van Bloomsbury - en dus ook op de nieuwe Frank Dikötter.

Dikötters meest interessante constatering, en tevens de verklaring voor de ondertitel, is dat hij de laatste fase van de Culturele Revolutie (1971-1976) als de opmaat beschouwt voor het economische model dat China in de 21ste eeuw de tot een van de machtigste handelsnaties ter wereld heeft gemaakt. In tegenstelling tot de communis opinio, acht Dikötter niet de van staatswege doorgevoerde hervormingen na het aantreden van Deng Xiao Ping in 1979, maar de onder het veerkrachtige Chinese volk nooit helemaal verloren gegane ondernemersgeest doorslaggevend.

Op zoek naar China's Chroetsjov

De ongeëvenaarde ramp die de door partijleider Mao obsessief nagejaagde politiek van de Grote Sprong Voorwaarts (1958-1962) voor communistisch China had veroorzaakt, verstoorde de machtsverhoudingen binnen de partijtop. Vanaf het moment dat de ontwrichting ten gevolge van de enorme hongersnoden, de massale sterfte en de daaruit voortkomende chaos in regeringskringen duidelijk begon te worden, raakte de positie van Mao Zedong verzwakt. Binnen de partijtop werd er steeds meer getwijfeld aan zijn leiderschap en Mao zag zijn zelfopgelegde historische missie in rook op gaan.

Naast dit groeiend ongenoegen onder een deel van het partijkader was Mao bevreesd voor een revisionistische coupe, analoog aan de destalinisatie die Nikita Chroetsjov die in de Sovjet Unie had doorgevoerd. Het waren Deng Xiaoping, maar vooral president Liu Shaoqi die door Mao als doelwit worden uitgekozen. Zij waren het die, na de ravage van de Grote Sprong Voorwaarts, enigszins ruimte gaven aan particulier initiatief en kleinschalige handel en er daarmee in slagen een voorzichtig, maar hoopgevend economisch herstel te bewerkstelligen. De Grote Roerganger ziet dit knarsetandend aan, vreest voor 'zijn' revolutie en zint op middelen zich te ontdoen van de Chinese Chroetsjov, zoals Liu Shaoqi gebrandmerkt wordt, en de rest van het vermeende revisionistische partijkader.

De Rode Gardes

Om zijn concurrenten in de partijtop uit te schakelen en het partijkader te zuiveren van kapitalisten, nationalisten en anderen ideologisch twijfelachtigen, wendt Mao zich tot de jeugd. Zij moeten het revolutionair elan overnemen van de oude kliek revolutionairen en krijgen van de Voorzitter een mandaat om iedereen die hen feitelijk of ingebeeld dwarsligt, uit te schakelen. Een storm van geweld en vernielzucht trekt over het land. De Rode Gardes, gerekruteerd uit studenten, scholieren en jonge arbeiders met een ideologisch betrouwbare achtergrond, verbinden zich, onder meer door het beruchte Rode Boekje, persoonlijk aan Mao. Hij zorgt er voor dat zij gefaciliteerd worden met vrij reizen, gratis onderdak en voedsel; zij schakelen 'verdachte' elementen uit en zetten de Voorzitter weer vast in het zadel.

Deng Xiaoping en Liu Shaoqi worden verbannen en gevangengezet. De laatste overlijdt door ziekte en uitputting in 1969. De Rode Gardes breken dwars door de bestaande communistische partijstructuren heen, maar dreigen daardoor een te sterke machtsfactor, en daarmee voor Mao bedreigend, te worden. De Voorzitter countert met een verbijsterend staaltje van verdeel-en-heers-politiek. Via een van zijn onderknuppels, partijtheoreticus Chen Boda, neemt Mao afstand van de ideologische zuiverheid van de Rode Gardes. Hij laat proclameren dat niemand zich kan laten voorstaan op de ideologische betrouwbaarheid van zijn afkomst. Een beroep hierop, zoals Rode Gardisten constant deden om zich te onderscheiden van medestudenten die uit minder betrouwbare milieus kwamen, wordt bestempeld als feodaal, burgerlijk en dus in strijd met het dogma van de eeuwige revolutie.

Het leger grijpt in

Deze nieuwe richtlijn van Mao zet de deur wijd open voor een burgeroorlog tussen de elitaire Rode Gardes en alle andere jonge rebellen die hun trouw aan de Voorzitter willen tonen. In heel China komt het tot bloedige en niet zelden langdurige conflicten tussen beide facties, die in wisselende allianties met groepen arbeiders er allen van overtuigd zijn, de ware vertegenwoordigers van de wil van Mao te zijn. De chaos is compleet. Scholen, universiteiten, fabrieken, overheidsorganen en winkels functioneren niet meer en zelfs buitenlandse ambassades zijn niet meer veilig. Zelfs Mao moet erkennen dat hij de regie kwijt is en kan niet anders dan het leger toestaan orde op zaken te stellen.

Er volgt een nationale crack-down. Rode Gardes en rebellen worden ontwapend en in groten getale voor heropvoeding naar het platteland gestuurd. Mao forceert een militaire confrontatie met de Sovjet-Unie om een gezamenlijke vijand te creeëren en de diepgewortelde binnenlandse tweespalt te verhullen. Geheel volgens Mao's logica wordt het leger de nieuwe focus van zijn machtspolitiek. Lin Biao, minister van Defensie en nummer twee in de partijhiërarchie (nog steeds lichtjaren verwijderd van de bijkans goddelijke status van de Voorzitter) heeft, naar Mao's idee, te veel macht binnen het leger, en dus de Chinese samenleving, gekregen. Door de manipulaties van de Grote Roerganger raakt Lin geïsoleerd en kan hij zijn zuivering alleen voorkomen door te vluchten. Helaas voor hem stort zijn vliegtuig onder verdachte omstandigheden neer.

Met de dood van Lin Biao breekt de laatste fase van de Culturele Revolutie aan. Het leger wordt gezuiverd van Lins aanhangers, een taak waarvan Mao's derde vrouw Jiang Qing en haar collega's in de Bende van Vier zich met bovenmatige energie kwijten. In zijn streven de Sovjet-Unie te isoleren, en daarmee de acute oorlogsdreiging te verminderen, besluit Mao toenadering tot het Westen te zoeken, resulterend in het historische bezoek van Nixon in 1972. Het overlijden van Zhou Enlai en Mao in 1976 bezegelt het einde van de Culturele revolutie.

Dikötters these

Met zijn uitputtende en meeslepende beschrijving van de aanloop en de verschillende fases van de Culturele Revolutie volbrengt Dikötter zijn Mao-trilogie. De excessen, waanzin en misdadigheid waren al bekend en in de historiografie uitgebreid beschreven. De toegevoegde waarde van The Cultural Revolution: A People’s History, 1962-1976 is vooral gelegen in het gebruik van nieuw bronnenmateriaal, dat de afgelopen jaren wordt vrijgegeven. Dat de Culturele Revolutie een ramp was, wordt vandaag de dag zelfs door de CCP erkend.

Interessant is het hoe er tegen de rol van Mao wordt aangekeken. De voormalige Voorzitter is nog steeds grotendeels onaantastbaar in de officiële beeldvorming, studies als die van Dikötter ten spijt. Maar het meest interessant is de rol die Dikötter het Chinese volk, en dan vooral de boeren toekent. Zij zijn volgens hem de bewaarders, against all odds, van een onverwoestbare drang tot ondernemen, handel drijven en op alle mogelijke en onmogelijke manieren een marktcultuur in stand te houden, die de basis vormt voor het economische succes van het huidige China. Waar alle staatsinitiatieven spectaculair falen, redt het kleinschalige particulier initiatief het wel. Het mooiste voorbeeld hiervan is misschien wel de spontane zwarte, hard-core kapitalistische schaduw economie die ontstaat bij de productie en verkoop van badges, op het hoogtepunt van de Mao-verering:

‘Badges were the most hotly traded pieces of private property [...] open to every form of capitalist speculation. Red guards became expert at recognizing the relative value of different badges, and traded them among themselves or used them as currency [...]. The amount of aluminium [voor de productie van de badges, BvdB] diverted away from other industrial activities was so excessive that in 1969 Mao intervened: 'Give me back my aeroplanes.’

Bart van den Bosch is historicus en wetenschapsfilosoof.

pro-mbooks1 : athenaeum