Recensie: Vergilius is overal

21 maart 2016 , door Lujzika Adema van Kooten
| |

In The Last Trojan Hero, sinds kort verkrijgbaar in paperback, betoont Philip Hardie zich een erudiet verteller met een encyclopedische kennis. Zijn onderwerp is groots van zowel vorm als inhoud: de receptie van Vergilius’ Aeneïs. Voor wie denkt dat de oudheid voorbij is, think again. De Trojaanse held Aeneas en zijn scheppend vader Vergilius keren terug in een stortvloed aan literaire werken van Ovidius tot T.S. Eliot, op het schip van Columbus naar de Nieuwe Wereld, in keurige Engelse landschapstuinen, geruchten en stormen op zee. Vergilius is overal.

De receptie van Vergilius is ongekend veelomvattend. Zijn werk, en dan met name de Aeneïs, kreeg al gauw na verschijnen een heilige status. Zijn graf werd een tempel, hijzelf een orakel. Als dodenbezweerder werd hij nog in de twintigste eeuw via mediums door classici aangeroepen. Via Vergilius wordt de oudheid telkens weer tot leven gebracht. In The Last Trojan Hero doet Hardie niet anders. Het boek is een duizelingwekkende tour de force langs uiteenlopende werken, personen en personages uit de klassieke wereld en (ver) daarna. Van alles passeert de revue, van usual suspects Dante en Milton tot Sannazaro en Vondel. Als een trionfo van Petrarca (een adaptatie van Vergilius’ heldenprocessie uit boek 6) laat Hardie historische en mythische figuren in noodtempo de revue passeren, in een ‘attempt to establish contact with those long dead’.

De geleerde bij het haardvuur

Moeiteloos springt Hardie van de ene Vergiliusverwerking op de andere. In één adem gaat het van Macrobius op Scipio en Cicero via Plato naar Bernardus Silvestris en zo door naar Dante, Coluccio Salutati en Cristoforo Landino, waarbij hij herhaaldelijk verwijst naar Vergilius en zijn rol in het geheel. Als een oude geleerde die gezellig op een fauteuil bij een haardvuur zit te vertellen over wat hij allemaal weet, zonder daarbij op enig moment belerend over te komen. Het is druk, het is veel, maar hij lijkt het allemaal zo uit zijn mouw te schudden, een effect van zijn eloquente manier van vertellen en uiteraard meer schijn dan werkelijkheid: zijn tekst stoelt op decennia van onderzoek en publicaties.

Hardie vindt de Aeneïs overal. Op de boot van Columbus naar die andere ‘Nieuwe Wereld’ in het westen, in het ontwerp van Engelse landschapstuinen, op dollarbiljetten, in een gerucht (Fama) dat verspreid wordt en in motto’s van Oklahoma en Melbourne. Veruit het grootste deel van The Last Trojan Hero is gewijd aan literair werk, waarbij een aantal thema’s en passages uit de Aeneïs regelmatig terugkeert: het stichten van een nieuw vaderland, het gevaar van liefde (het oponthoud bij Dido en haar vloek), satanische tegenslag in de vorm van Juno en de toekomstvisies in de Onderwereld en op het schild van Aeneas.

Storm en Homerus

Eén thema voert echter de boventoon: storm op zee als symbool van epische chaos en tegenslag. In boek 1 wordt Aeneas geplaagd door een hevige storm op zee, waaraan hij ternauwernood ontkomt. Deze storm keert overal terug. Zelfs als er géén storm is, zoals bij Cesare Stella die Columbus’ reis beschrijft, is dat gerelateerd aan onze epische dichter; Stella laat immers de storm achterwege, ‘avoiding too slavish an adherence to the Virgilian script’. Maar is dat een adaptatie van Vergilius, of van een topos waar Vergilius ook al dankbaar gebruik van maakte? Zelf gaat Vergilius direct terug op zijn eigen grote voorbeeld Homerus, wat Vergilius’ receptie niet altijd ten goede kwam. Vergilius vergelijken met Homerus is kunst vergelijken met natuur, de kopie met het origineel, zoals het prachtig verwoord is door Joseph Warton in 1763:

‘He that peruses Homer, is like the traveller that surveys mount Atlas; the vastness and roughness of its rocks, the solemn gloominess of its pines and cedars, the everlasting snows that cover its head, the torrents that rush down its sides, and the wild beasts that roar in its caverns, all contribute to strike the imagination with inexpressible astonishment and awe. While reading the Aeneid is like beholding the Capitoline Hill at Rome, on which stood many edifices of exquisite architecture, and whose top was crowned with the famous temple of Jupiter, adorned with the spoils of conquered Greece.’

Die vaststelling maakt The Last Trojan Hero extra gelaagd. Vergilius’ Aeneïs is zelf een encyclopedisch receptiestuk en vormt tegelijk een belangrijke schakel in een ketting van commentaren, kritieken en imitaties, die bovendien ook weer naar elkaar verwijzen. Gelukkig hebben we Hardie, die ons door deze wildgroei aan intertekstualiteit gidst, zoals de Sybille Aeneas door de Onderwereld.

Politiek en parodie

Het verhaal en de thematiek van de Aeneïs leven ook voort in de politiek. De waardering voor Vergilius heeft altijd sterk afgehangen van heersende, veelal nationalistische en imperialistische, opvattingen. Onder republiek bewind genoot Vergilius als Augustusaanhanger doorgaans een verminderde populariteit en werd zijn laatste wens om de Aeneïs te verbranden maar al te goed begrepen. In andere politieke systemen werd deze wens juist verguisd, want het werk (en Vergilius) hoog geprezen.

Telkens weer bogen nieuwe groepen op een antieke afkomst, in navolging van Aeneas. Families, zoals de Tudors, of hele naties, waaronder de Franse en de Engelse, zullen eeuwen later nog hun afstamming blijven terugvoeren op zowel Trojanen als Latijnen als Romeinen. Zo houden ze Trojaanse en Italische oorlogen levend. In de strijd met Engeland werd Nederland vergeleken met Carthago, de brand van Troje met de Great Fire of London van 1666 en het daarna herrezen Londen was natuurlijk Rome, het tweede Troje. Mussolini zag in Augustus zijn gelijke als beslechter van oorlogschaos. De Aeneïs is altijd een speelbal van politieke ontwikkelingen gebleven, gebruikt (of misbruikt) voor diverse politieke en religieuze stromingen en leiders.

Dat Vergilius’ (politieke) receptie ook kan worden voorzien van een komische noot, bewijzen de laatste twee hoofdstukken, waarin Hardie ingaat op parodie, burleske en kunst. Het ernstige epos leent zich bij uitstek voor allerhande grappen en spotprenten. Zoals onderstaande cartoon in Punch uit 1909, waarin John Bull vecht met een kluwen kabels, een kritiek op de hoge telecomkosten in de Britse Gemenebest destijds, waarin natuurlijk de Laocoöngroep te herkennen valt, die weer gebaseerd is op een dramatische episode in het tweede boek van de Aeneïs.

John Bull, In the Coils (Punch 1909)

Voetsporen

Na het lezen van The Last Trojan Hero is duidelijk: Vergilius is overal. Tenminste, voor wie goed kijkt. De Aeneïs appelleert aan allerlei verschillende opvattingen: Aeneas is Achilles, Hercules, Odysseus en zelfs Jezus in één. Trojanen zijn nu Britten, Nederlanders kunnen Carthagers zijn, de Rooms-Katholieke kerk een voortzetting van het rijk van Augustus. Het werk is als alle goede literatuur ambigu, open voor interpretatie. Daardoor kan iedereen met het werk aan de haal en het een eigen invulling geven, passend bij persoonlijke doelstellingen of de tendens van de tijd. Die ambiguïteit is misschien wel de grootste kracht van Vergilius, het heeft zijn voortleven in ieder geval bestendigd, want het doet hem al ruim tweeduizend jaar overal terugkeren. In The Last Trojan Hero laat Hardie zijn lezers Vergilius’ voetsporen steeds beter herkennen, waardoor zijn boek een must is voor geïnteresseerden in de receptie van de Aeneïs. Stormt het buiten? Denk dan aan Aeneas. Vergilius is werkelijk overal.

Lujzika Adema van Kooten is classicus en rubrieksbeheerder Klassieke Oudheid bij Athenaeum Boekhandel.

pro-mbooks1 : athenaeum