Recensie: Het doodsbed van het Tsarenrijk

02 augustus 2016 , door Tim de Wit
| | |

De geschiedenis herinnert zich het Rusland van Tsaar Nicolaas II doorgaans niet positief. Het wordt vaak gezien als een achterlijk land dat geregeerd werd door een autocratisch regime dat dissidenten hard onder de duim hield. Zijn beleid in de Balkan wordt daarnaast ook vaak gezien als een belangrijke oorzaak voor de Eerste Wereldoorlog, die de tsaar letterlijk en figuurlijk zijn kop zou kosten. De reden achter de Russische beslissing om die fatale oorlog aan te gaan blijkt vaak nog onduidelijk. In zijn boek Towards the Flame: Empire, War and the End of Tsarist Russia (door Ronnie Boley vertaald als Oorlog & Revolutie) probeert Dominic Lieven een portret te schetsen van een diplomatieke elite die klem zat tussen de noodzaak om in het buitenland autoriteit uit te stralen en de chaos in het eigen land.

N.B. Onze zomeractie met non-fictie van Penguin is een terugkerende hit, maar onder het gunstige jubileumgesternte nog meer: u krijgt tijdens de zomer van 2016 30% korting in alle winkels op de nieuwe boeken van Noel MalcolmNathaniel PopperNeil MacGregorJoseph StiglitzSudhir HazareesinghRichard H. ThalerSean McMeekinPaul MasonIan Kershaw en dus Dominic Lieven.

Een struikelende reus met potentie

Rusland begon de twintigste eeuw niet sterk. Sociaal en economisch was het achtergebleven vergeleken met de rest van de Europese grootmachten, politiek was het onrustig en op het gebied van buitenlandse politiek kreeg het een flinke klap toen het de Russisch-Japanse Oorlog van 1904-1905 vernederend verloor. Dit laatste zorgde er niet alleen voor dat er een voorlopig einde kwam aan Russische ambities in het Verre Oosten, maar dat ook in het binnenland de vlam in de pan schoot toen de Revolutie van 1905 uitbrak.

Lieven benadrukt in Towards the Flame echter dat er, in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, hoop was voor het Russische Keizerrijk: 'A sense of backwardness and an acute geopolitical threat were key factors behind the policy of rapid industrialization pushed by the Russian government from the 1880s. The push for economic growth had achieved much by 1914.' Ook de spoorwegen die in de eerste decennia van de twintigste eeuw aangelegd werden boden hoop voor het kwakkelende Russische leger en zorgden vooral in Duitsland voor angst: als men Rusland te veel tijd zou geven om te moderniseren zou het weldra niet meer te verslaan zijn.

Toch waren de uitdagingen voor Rusland volgens Lieven immens. Oostenrijk-Hongarije, gesteund door Duitsland, was sinds de late negentiende eeuw haar invloed in de Slavische Balkanlanden aan het uitbreiden ten koste van het Ottomaanse Rijk, en als Rusland daar niet iets aan zou doen zou dit samen met het Japanse fiasco het imago van Rusland als grootmacht de grond indrijven. Rusland had echter ook ambities die tegen Istanbul gericht waren: nu het verkrijgen van een warmwater haven in Oost-Azië uitgesloten was, begon men te kijken of men geen concessies in de Zwarte Zee kon krijgen. In deze chaos moesten de Russische diplomaten zich tussen 1905 en 1914 manoeuvreren, zonder de felnationalistische publieke opinie binnen Rusland tegen zich op te hitsen.

Processen, personen en gebeurtenissen

Om de logica achter de beslissing van Rusland om Servië te verdedigen tegen Oostenrijk-Hongarije in juli 1914 zo volledig mogelijk te begrijpen gaat Lieven in zijn boek in op zowel grote historische processen als individuele personen en gebeurtenissen. De eerste twee hoofdstukken gaan over de grote geschiedenis: het eerste hoofdstuk gaat in op wereldwijde processen en de historie achter de grootmachten die de wereld vorm gaven in de vroege twintigste eeuw. Lieven beschrijft bijvoorbeeld de opkomst van het Britse Rijk, de complexe relatie tussen het Duitse Keizerrijk van Bismarck en Rusland en zelfs de gevolgen die de Amerikaanse Burgeroorlog voor de wereldgeschiedenis had. Het tweede hoofdstuk houdt zich bezig met processen binnen Rusland zelf, zoals de gevolgen van de Krimoorlog van 1853-1856 en het reactionaire beleid na de moordaanslag op de liberale Tsaar Alexander II in 1881.

Het derde hoofdstuk is vrij lang, en gaat over de persoonlijke geschiedenissen van de mannen die in de vroege twintigste eeuw invloed hadden op het Russische buitenlandse beleid. De eerste die aan bod komt is uiteraard Nicolaas II, maar daarna volgt een enorme stoet van premiers, ministers van buitenlandse zaken, ambassadeurs naar de verscheidene Europese hoofdsteden en militaire en civiele figuren. Deze lijst van namen is soms lastig te volgen, maar Lieven probeert de karakters van zijn hoofdpersonen wel leven in te blazen, zoals hier:

'Stolypin's successor as premier, Vladimir Kokovtsov, was a less imposing man than either his predecessor or Serge Witte. This was true even in physical terms. Witte was a bear of a man, whose very ungainliness and lack of polish gave him an aura of raw strength. Petr Stolypin too was a big and handsome man, full bearded, and with personal charisma and a gift for inspiring rhetoric. Kokovstsov by contrast was a small man, who though a good public speaker tended towards pedantry and could never stop talking. His nickname was Gramophone.'

De laatste vijf hoofdstukken gaan chronologisch in op specifieke crises en diplomatieke onderhandelingen die Rusland onderging, zoals de Bosnische crisis van 1908, de twee Balkanoorlogen van 1912-1913 en de Julicrisis van 1914.

Meerdere perspectieven

Al is het soms lastig om de vele hoofdpersonen te blijven volgen, door het verhaal van de laatste vijf hoofdstukken heen is hun inclusie toch wel de kracht van Lievens boek. De inclusie van al deze verschillende personen biedt namelijk een panoramisch beeld van de Russische buitenlandse politiek in de cruciale jaren 1905-1914 van binnen het tsaristische regime, wat nog niet vaak is gedaan. Lieven heeft dan ook gebruik gemaakt van veelvuldige citaten uit dagboeken, officiële documenten, memorandums en brieven. Hij gebruikt de gedetailleerde beschrijvingen van de personen die aan bod komen soms ook als uitleg voor de beslissingen die genomen worden. Tijdens de Bosnische crisis van 1908 staan bijvoorbeeld de Oostenrijkse en Russische ministers van buitenlandse zaken, Alois von Aehrenthal en Alexander Izvolsky, als vijanden tegenover elkaar:

'Both Aehrenthal and Izvolsky were stiff-necked men, very quick to take offense. In addition, Aehrenthal was an archconservative […] He despised Izvolsky for his liberalism […].'

Lieven noemt niet alleen hoofdpersonen, maar ook de stemmen van politieke kampen die afweken van de meerderheid. Zo beschrijft hij in het stuk over de Bosnische crisis de Russische generaal Aleksei Kuropatkin als iemand die atypisch was voor de heersende publieke opinie, die zeer fel was tegenover Izvolsky's plan om Bosnië aan Oostenrijk-Hongarije op te offeren in ruil voor een deal met Aehrenthal, wat gezien werd als verraad tegenover mede-Slaven. Volgens Kuropatkin waren de Slavofielen gevaarlijk:

'The Slavophiles were encouraging illusions that could easily drag the Russian people into war with Germany and Austria. Kuropatkin asked rhetorically whether Slavophile dreams were worth the devastation to Russia that would result from a war in which even at the start seven million Russians, Germans and Austrians would be fighting each other.'

Omdat Lieven Kuropatkins mening als een accurate voorspelling ziet van wat Rusland te wachten stond in de Eerste Wereldoorlog, noteert hij ietwat neerslachtig dat Kuropatkin, omdat hij aan het hoofd had gestaan van het leger dat in 1904-1905 door Japan was verslagen, niet het noodzakelijke militaire prestige had om zijn overtuigingen kracht bij te zetten.

Een imperfect diplomatiek epos

Lievens werk is vernieuwend en indrukwekkend, maar het is niet iets voor iedereen. De vele namen helpen om het verhaal in te kleuren, maar dat haalt niet weg dat Towards the Flame vooral een verhaal is over eindeloze diplomatieke onderhandelingen, zeker vanaf hoofdstuk vier. Wie geïnteresseerd is in waarom Rusland zich inmengde in de Balkan zal zeker wat antwoorden vinden wanneer hij of zij dit boek leest, maar het is geen lichte kost. Dit strookt niet helemaal met de luchtige inleiding waarmee Lieven zijn werk begint, waarin hij zijn boek halfslachtig aan de huidige problematiek omtrent Oekraïne lijkt te koppelen: hij gaat zelfs zo ver dat hij zegt dat het lot van Oekraïne belangrijk was voor de Eerste Wereldoorlog, een uitspraak die hij vervolgens niet heel overtuigend probeert te rechtvaardigen.

Hieruit moet niet afgeleid worden dat Towards the Flame niet de moeite waard is: het is een fascinerende kijk op een perspectief van de vroeg twintigste-eeuwse internationale politiek dat niet vaak belicht wordt, maar zeker belangrijk en controversieel is. Ik zou dit boek aanraden voor eenieder die zich interesseert in de politiek van de Eerste Wereldoorlog en die van het Russische Keizerrijk, dat weldra hardhandig kennis zou maken met de moderne tijd.

Tim de Wit volgt een onderzoeksmaster geschiedenis aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en is redacteur van Skript Historisch Tijdschrift.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum