Recensie: Het woord van de mens is als een gebarsten ketel

30 augustus 2016 , door Joeba Bootsma
| | |

Als puber had ik een vriendin waar ik nu een beetje om moet gniffelen. Ze was dol op aandacht, werd soms uit het niets chagrijnig en kon zich vreselijk aanstellen. Toch was ze een goede vriendin, misschien omdat het nooit saai was met haar. Er viel altijd wel iets te beleven. Maar het was niet de vriendin die ik élke dag opbelde, want godallemachtig, wat kon ze vermoeiend zijn, een echte drama queen. Net zoals Madame Bovary, Flauberts beroemde drama queen.

N.B. Tot 1 september 2016 zijn alle delen in de reeks L.J. Veen Klassiek, waaronder Gustave Flauberts Madame Bovary, maar € 10,-.

Wellicht was het voor Emma (Madame Bovary) allemaal heel anders afgelopen als zij een drama queen tegen het lijf was gelopen. Misschien was ze dan een tikkeltje minder pessimistisch geweest over haar saaie plattelandsleven:

'Al wat haar onmiddellijk omgaf, het saaie platteland, de domme burgerman, de grauwe middelmaat, kwam haar voor als een uitzondering op het werkelijke leven, een vreemd toeval waarvan zij de dupe was, terwijl zich daarbuiten, onafzienbaar, het mateloze land van passie en geluk uitstrekte.'

Op zoek naar mannen

Het valt echter te betwijfelen of dat goed was uitgepakt, twee drama queens in een kleine dorpje in Frankrijk. Daarbij komt dat Emma sowieso niet erg van de vriendinnen is, het is vooral de mannelijke aandacht waar Emma naar hunkert. Affaires bieden haar de mogelijkheid om voor korte duur aan haar echtgenoot Charles en de verveling thuis te ontsnappen. Er zijn momenten waarop ze zich even helemaal een andere vrouw voelt en met volle teugen geniet van de aandacht van haar minnaars Rodolphe en Léon:

'Toen zij in de spiegel keek, was ze verbaasd over haar uiterlijk. Haar ogen waren nooit zo groot geweest, zo donker en zo diep. Over heel haar wezen was iets verfijnds gekomen en zij zag er stralender uit. Telkens weer fluisterde zij: Ik heb een minnaar! Een minnaar!'

De liefde die volgens Emma 'met donder en bliksem' komt voldoet echter nooit aan haar idealen.

'Voor Emma kwam de vraag of zij wel van [Léon] hield niet aan de orde. De liefde, meende zij, moest plotseling komen, met donder en bliksem - als een orkaan uit de hemel, die het leven overvalt, het omverwerpt, ieders wil als blaadjes van de bomen rukt en het hart volledig in de afgrond stort. Zij wist niet dat de regen plassen vormt op het plat van de huizen als de goten zijn verstopt; en zij zou zich dan ook nergens zorgen om hebben gemaakt, als zij niet plotseling een scheur in de muur had ontdekt.'

Flaubert plaatst geregeld droom en werkelijkheid tegenover elkaar, zonder verder enig commentaar te leveren. Dit verhoogt het drama queen-gehalte van Emma's gedachten. Het romantische beeld dat Emma van de liefde heeft wordt op ironische wijze in een klap onderuit gehaald door de scheur in de muur.

Bruine lokken en clichémensen

Op een gegeven moment spreekt ze elke week met Léon af in een hotelkamer in Rouen, waar ze heerlijk de minnares uit kan hangen. Emma - zo zeer op aandacht van het andere geslacht uit dat ze tijdens een opera denkt dat de operazanger háár aankijkt, terwijl de zaal bomvol zit - zal vast en zeker zijn gesmolten bij Léons gedachten:

'Het bed was groot, van mahonie, schuitvormig. De gordijnen van rode keper hingen van de zoldering neer en welfden laag boven het grote hoofdkussen weg; - en bij deze purpergloed was niets mooier dan haar bruine lokken en haar blanke huid, als zij in een schroomvallig gebaar haar handen voor haar gezicht sloeg […].'

De pracht van haar 'bruine lokken' en haar 'blanke huid' is natuurlijk eigenlijk zo afgezaagd als wat. Flaubert laat zijn personages voortdurend clichématig denken en spreken. Emma's woorden lijken af en toe regelrecht overgenomen te zijn uit de liefdesromans die ze leest:

'Maar ik houd zo veel van je,' zei ze dan weer, 'zoveel, dat ik zonder jou niet kan leven, weet je? Soms brand ik van verlangen om je te zien en word ik verteerd van liefde.' […] Deze woorden had [Rodolphe] al zo vaak gehoord dat ze niets bijzonders meer voor hem inhielden. Emma leek op alle andere maîtresses; en nu de bekoring van het nieuwe langzamerhand als een kledingstuk van haar afgleed, kwam de eentonigheid van de hartstocht bloot, die altijd dezelfde vorm heeft, dezelfde taal spreekt. […] Alsof men juist in de volheid van zijn gemoed niet zo nu en dan de meest zinledige beeldspraken te berde brengt; want niemand kan ooit de juiste maat aangeven van zijn verlangens, van zijn denkbeelden noch van zijn smarten; het woord van de mens is als een gebarsten ketel waarop je een wijsje trommelt dat nog net een beer aan het dansen krijgt, terwijl je de sterren zou willen ontroeren.'

Iedereen drama queen

Flaubert - grotendeels onzichtbaar in zijn roman, maar soms toch even aan het woord, verscholen achter de gedachten van zijn personages - lijkt te suggereren dat we een beroep moeten doen op de taal van anderen wanneer we onze eigen gedachten en emoties willen uitdrukken. En ook al geven ze niet altijd precies weer wat we voelen, die woorden zijn wel de enige waar we over beschikken. In wezen nemen we de woorden van anderen over wanneer we taal gebruiken. Maar met het beeld van de dansende beer lijkt Flaubert ook te willen zeggen dat we desondanks ons best doen voor een taalgebruik waar we zelf vorm aan kunnen geven. En met deze reflectie op de relatie tussen taal en individu, die niet alleen voor Emma geldt maar voor ons allemaal, wordt Madame Bovary de Drama Queen iets minder dramatisch. Net als iedereen is Emma op zoek naar eigen woorden, maar heeft ze alleen andermans woorden tot haar beschikking. Ze had natuurlijk voor andere woorden dan die uit de liefdesromans kunnen kiezen, maar juist via dit 'jargon' levert Flaubert indirect kritiek op de romantische idealen uit de Romantiek.

Met een persoon als Emma ga je liever geen langdurige vriendschap aan, maar elke lezer die weleens een periode van onvrede heeft meegemaakt, zal zich herkennen in dit vermoeiende personage. En de vermoeidheid van het personage wordt iets opgeheven door het ritme van de zinnen van Flaubert. In de woorden van Rudy Kousbroek: 'Flauberts zinnen hebben altijd een prachtig soepel verloop zoals een kat die zonder zichtbare inspanning over obstakels springt en door een volle etalage kan lopen zonder iets om te gooien.' Alles behalve vermoeiend dus. Ook in de Nederlandse vertaling van Hans van Pinxteren.

Joeba Bootsma doet de researchmaster Literair Vertalen aan de Universiteit van Utrecht en loopt momenteel stage bij Athenaeum.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum