Op 23 juni 2016 stapten de Britten naar de stembus om zich te verlossen van de Europese tirannie. Dat was althans een van de argumenten; de Brexit zou leiden tot de wederkeer van de Britse soevereiniteit en het recht op zelfbestuur. Sommigen noemden het een overwinning van de democratie, anderen plaatsten daar kanttekeningen bij. Wat betekenen deze termen eigenlijk? Bestaan er verschillende antwoorden? In Toward Democracy, een monumentale catalogus van het Amerikaanse en Europese democratische gedachtegoed, probeert J.T. Kloppenberg deze vragen te duiden.
James T. Kloppenberg, verbonden aan Harvard University als hoogleraar Amerikaanse Geschiedenis, werkte naar verluid twintig jaar aan dit boek, dat zijn oorsprong vond in de vraag waarom de huidige democratische staten zulke diverse vormen hebben aangenomen. Deze vraag kan op verscheidene manieren beantwoord worden, zij het aan de hand van economische, of politieke analyses; voor Kloppenberg ligt het antwoord in de geschiedenis intellectuele tradities die aan de democratische revoluties ten grondslag lagen. Hoewel de focus van het boek op Amerika ligt, laat hij zien dat ook deze intellectuele ideeën intiem verbonden waren met het Europese gedachtegoed en contemporaine gebeurtenissen. Het boek opent dan ook met Montaignes overpeinzingen tijdens de Franse burgeroorlogen van 1585, en leidt de lezer langs verschillende Europese en Amerikaanse denkers, zoals Rousseau, Hume, Smith en Locke, tot het boek tot een abrupt eind komt in de 19de eeuw, en culmineert in een hoofdstuk waarin de ideeën van Lincoln, Mill, en de Tocqueville tegenover elkaar gezet worden.
De auteur stelt zichzelf een duidelijk doel: het boek is geen politieke theorie, noch een allesomvattende analyse, maar een van de mogelijke interpretaties van de geschiedenis van het democratisch denken, gebaseerd op de teksten van denkers die direct of indirect het debat voerden en veranderden. Dit houdt ook in dat niet één, maar meerdere conceptualisaties van 'democratie' besproken worden, én de evolutie die deze conceptualisaties doormaakten.
Hij betoogt desalniettemin dat elk debat over democratie in essentie om de principes van populaire soevereiniteit, autonomie, en gelijkheid draait. De verschillende interpretaties en argumenten rondom deze principes hebben tot de grote verscheidenheid in het democratische gedachtegoed geleid en Kloppenberg wil bijdragen aan de bestaande literatuur door de religieuze origine en ethische dimensies van dit gedachtegoed te belichten.
Het boek beslaat, na een kort hoofdstuk over het oud-Griekse democratische denken, de periodes van de Reformatie, de 17de-eeuwse Engelse burgeroorlog, de beginselen van de Britse kolonies in Noord-Amerika, en de Franse en Amerikaanse revoluties. In elk hoofdstuk worden de democratische argumenten van die tijd en de invloed van de Europese gebeurtenissen op Amerika besproken. Het resultaat is een indrukwekkend verslag van de verschillende denkers en stromingen, waarvan de eruditie gekenmerkt wordt door een 62 pagina's tellende index van persoonsnamen, instituties en filosofische stromingen.
Kwantiteit gaat echter niet altijd boven kwaliteit, en hoewel het boek met zijn 912 pagina's geen slappe koffie is, lijkt de auteur alsnog niet genoeg ruimte hebben. Door de grote hoeveelheid denkers, waarvan de meesten minstens even productieve schrijvers als Kloppenberg zelf waren, voelt de analyse vaak kort door de bocht. Wat de lezer daardoor voorgeschoteld krijgt zijn over het algemeen inzichtvolle samenvattingen, gespekt met een paar kerncitaten. Dit zou goed kunnen werken als introductie tot dit gedachtegoed, maar Kloppenberg vraagt tegelijkertijd een flinke hoeveelheid voorkennis; hierdoor raakt de gedegenheid van de analyse en bespreking soms uit balans, en is het beoogde publiek niet helemaal duidelijk.
Net zulke kritiek kan je uitenover de geschiedenis van ideeën zelf. Hoewel Kloppenberg zich als meester van deze tak van de historische sport ontpopt, geeft hij geen inzicht in de vraag waarom ideeëngeschiedenis relevant is, of als aparte discipline beoefent zou moeten worden; noch geeft hij de relatie en eventuele wisselwerking tussen de ideeën en gebeurtenissen weer. Hoewel sommige passages van diep inzicht getuigen, is de manier waarop hij de teksten in een context plaatst vaak ietwat aandoenlijk. Montaigne moet hulp bieden aan een aristocratische buurman die hem 'buiten adem' om toevlucht smeekt; William Dyers vingers hebben last van de ijzige wind; Madison was 'teleurgesteld'. Hoewel dit soort beschrijvingen een stilistische overweging zouden kunnen zijn, worden ze problematisch wanneer gevoelens op deze manier geëxtrapoleerd zijn uit de tekst en direct verbonden worden aan historische gebeurtenissen. Over Charles I wordt bijvoorbeeld gezegd:
'Charles's rising impatience exploded into rage. In the Summer of 1642 he left London, branded the Presbyterian and Puritan leaders of Parliament traitors, and declared war against them […]'
Hier wordt een oorlogsverklaring zonder blikken of blozen toegedicht aan Charles' heethoofdigheid. In andere gevallen worden korte citaten van een van de denkers als historische verklaring ten tonele gevoerd. Hoewel het voor plezierig leesmateriaal zorgt, heeft het boek hierdoor soms meer weg van een historische roman met de intellectuelen in de hoofdrol.
Hoewel de titel van het boek lijkt te wijzen op een klimmende evolutie in de theorie van de democratie, is de conclusie minder rooskleurig. In eerder werk heeft Kloppenberg zich al gerept over tragische ironie van de democratie, en dit is ook de conclusie van boek: ideeën laten zich zelden makkelijk vertalen naar de praktijk, en democratieën werden zelden opgericht en bedreven zoals de denkers het voor ogen hadden.
Dit verschil tussen droom en daad is gelukkig in veel mindere mate aanwezig in de uitwerking van Toward Democracy. Op enige kanttekeningen daargelaten is het boek een fantastisch naslagwerk voor iedereen die geïnteresseerd is in de democratische revoluties, en de Europese invloed op de vroegmoderne Amerikaanse geschiedenis. Voor anderen kan het een goede basis vormen tot verdere studie van de contemporaine politieke theorie.
Charlotte Van Regenmortel is oud-hoofdredacteur van Skript Historisch Tijdschrift en promoveert momenteel in de Oude Geschiedenis aan de Universiteit van Leicester.