Recensie: Titanenstrijd om Europa

14 november 2016 , door Wouter van Dijk
| | | |

Lang hoorden we in de Nederlandse geschiedschrijving weinig tot niets van koning-stadhouder Willem III, maar dit jaar zijn er maar liefst twee monografieën aan deze Oranjetelg gewijd. Eerder dit jaar verscheen al Machiel Bosmans De Roofkoning, dat genomineerd werd voor de Libris Geschiedenisprijs. Nu is daar Oranje tegen de Zonnekoning van Luc Panhuysen bijgekomen. Waar Bosmans boek de invasie van Engeland door Willem III tot onderwerp had, daar beschrijft Panhuysen in zijn ruim twee keer zo dikke boek het hele leven van de koning-stadhouder, en dat van zijn Nemesis Lodewijk XIV erbij. Het resultaat is een prachtig tweeluik dat aan de hand van deze twee internationale titanen de politieke geschiedenis van Europa in de tweede helft van de zeventiende eeuw vertelt.

Wie de levensloop van Willem III (1650-1702) kent, zal direct beamen dat het hij een bijzondere persoon en belangrijk staatsman is, de belangrijkste staatsman die Nederland ooit heeft gehad zelfs, volgens Bosman in De Roofkoning. Des te vreemder is het bijna volledig verdwijnen van Willem uit ons collectieve geheugen. Het Rampjaar staat de meeste mensen nog wel bij, en ook de gebroeders De Witt doen wel een belletje rinkelen. Maar over de prins van Oranje die in dezelfde periode leefde weet men maar weinig. Misschien heeft dat te maken met zijn latere koningschap in Engeland waardoor hij toch wat vervreemd raakte van zijn geboortegrond. Misschien ook met het trauma van het Rampjaar, dat nog lang na 1672 bleef doorgalmen in de hoofden van bewoners van de Republiek, én in het handelen van haar bestuurders.

Zo ook in het handelen van Willem, leren we uit het boek van Panhuysen. In deze dubbelbiografie beschrijft hij hoe de levens van Willem III en Lodewijk XIV (1638-1715) verliepen, en hoe hun ervaringen mede vormgaven aan hun beleid en handelswijzen. Willem III was boven komen drijven in de chaos van het Rampjaar, toen de Franse legers van Lodewijk, toen al de Zonnekoning, op het punt stonden de Republiek te verpletteren maar door de waterlinie werden tegengehouden. Tot die tijd was hij tot zijn ongenoegen buiten het landsbestuur gehouden door de regenten onder leiding van Johan de Witt, die de mislukte couppoging van Willems vader Willem II nog helder voor de geest stond. Lodewijks niet-aflatende agressie tegen zijn buurlanden werd ingegeven door een diep geworteld verlangen naar veilige grenzen voor Frankrijk, en tegelijkertijd door de angst voor chaos. In zijn kinderjaren was hij ooggetuige geweest van het geweld en het tumult dat de Fronde aanrichtte in Parijs en dit was een belangrijke inspiratiebron voor zijn streven naar binnenlandse veiligheid. Dat streven uitte zich paradoxaal genoeg in een agressieve buitenlandpolitiek die erop gericht was Frankrijk de dominante macht in Europa te maken en te houden.

Lodewijk

Op het defensieve doel dat Lodewijk met zijn oorlogen nastreefde is wel het een en ander af te dingen. Lodewijk XIV wist dondersgoed, of zou geweten moeten hebben, dat hij met voortdurende agressie op termijn voornamelijk vijanden zou maken - maar dat was voor hem geen beletsel. Gelovend in het goddelijke recht dat koningen toebedeeld hadden gekregen, had hij geen boodschap aan wat andere machthebbers vonden, tenzij ze een bedreiging voor hem zouden kunnen vormen. Dan werden ze serieus genomen. Andere redenen die ten grondslag aan Lodewijks politiek lagen voert Panhuysen ook aan, het streven naar gloire, eer, en het bevorderen van de positie van het rooms-katholieke geloof op het continent waren andere drijfveren van de 'Allerchristelijkste' koning. Na het rechttrekken van de Franse noordgrens voor een betere verdediging, veroveringen in de Spaanse Nederlanden en de voltooiing van de carré du fer, de dubbele linie van forten in het Noordfranse laagland, was Lodewijks territoriumhonger nog altijd niet gestild.

Ondanks alle verschillende beweegredenen en ervaringen die Lodewijk tot zijn beleid brachten, lijkt het erop dat hij simpelweg een onverzadigbare honger naar macht en aanzien had, die permanent gevoed werd door het om hem heen verzamelde hof in Versailles. Even lijkt het erop dat hij tot inkeer komt, wanneer hij na zo'n drie decennia bijna onafgebroken oorlog gevoerd te hebben besluit af te zien van de mogelijke erfenis van het Spaanse wereldrijk om in samenspraak met Willem III de vrede in Europa te bewaren. Maar uiteindelijk blijkt de verleiding te groot en ontbrandt wat door historici wel is omschreven als de eerste echte wereldoorlog; de Spaanse Successieoorlog (1701-1713/1715).

Willem

Dan Willem. Panhuysen zet hem neer als een ongeduldig, impulsief en driftig heerschap. Vaak heeft hij moeite zich te beheersen wanneer hij met tegenslagen te kampen heeft. Dit mag zo zijn in de persoonlijke omgang met tijdgenoten, Panhuysen baseert zich voor dergelijke anekdotes voornamelijk op aantekeningen uit dagboeken, brieven en memoires van ooggetuigen, in het handelen op het internationale politieke toneel doemt een ander beeld van de prins op waaraan Panhuysen te gemakkelijk voorbijgaat. Het is namelijk in de arena van de internationale politiek dat Willem III zijn klasse toont door als vorst van een middelmatig vorstendommetje en dienaar van de burgerlijke Republiek de spil te worden in een militaire coalitie die zijn gelijke in de geschiedenis niet kende. Een belangrijke, zo niet de belangrijkste stap werd daarbij gevormd door zijn invasie van Engeland en de kroon die hij door vernuftig politiek manoeuvreren uiteindelijk op een presenteerblaadje kreeg aangeboden door het Engelse parlement.

Het overheersende beeld dat Panhuysen schetst van Willem is dat van een dominante havik, enigszins paranoïde voortdurend hamerend op oorlog met Frankrijk. Het Rampjaar en de daaropvolgende jaren van gestage Franse gebiedsuitbreiding en provocaties gaven hem echter gelijk. Tegenover zich vond Willem vaak de bestuurders van het trotse Amsterdam, die meer gebaat waren bij vrede voor de handel. Panhuysen stelt hun handelen evenwel voor als 'pragmatisme' tegenover een 'morbide pessimisme' van de kant van Willem wanneer zij na het voorpaginanieuws van de val van de strategische vesting Luxemburg rustig doorbladerden naar de beursberichten. In feite toont de anekdote meer het gebrek aan realiteitszin en de kortzichtigheid van de regenten aan dan een overdreven somberheid van Willem. Dat Oranje zich van een nobody in de internationale politiek kon opwerken tot de grote leider van de coalitie tegen Frankrijk had alles te maken met zijn strategisch inzicht in de politieke situatie op het continent. Als een geslepen politicus, gestaald door jaren in de overlegcultuur van de Republiek, smeedde hij coalities waar het kon om vervolgens in te grijpen als de kans zich voordeed. Afwachtend waar nodig, doortastend waar mogelijk. De kroon op zijn werk, een langdurige vrede met Lodewijks Frankrijk, bleek helaas niet te realiseren ondanks verregaande onderhandelingen:

'Een gentlemen's agreement, dat was wat Willem voor zich zag. Een man een man, een woord een woord. Willem had nu het niveau van zijn gesprekspartner betreden, het verheven discours waarin "eer" garant stond voor wederzijds begrip en wederzijds respect. Hij had zich op ooghoogte met Lodewijk begeven. De reactie van de Zonnekoning liet niet lang op zich wachten. Twee dagen later haalde hij zijn opponent uit de droom. "Het is mijn wil," schreef Lodewijk Boufflers, "dat u op dit voorstel zult antwoorden dat deze gelijkheid van voorwaarden geen doorgang kan vinden, en dat de onderworpenheid van mijn onderdanen, en de rust van mijn koninkrijk, mij geen reden geven te vrezen voor factiestrijd of rebellie." Geen ooghoogte dus, Willem werd achteruitgeduwd, de treden af, terug naar het niveau van de gewone stervelingen die gedwongen waren het woord van Lodewijk te nemen voor wat het waard was, of in zijn woorden: "Laat het genoeg zijn voor de prins van Oranje dat ik hem alle verzekeringen geef die zijn gemoedsrust verder benodigt."'

Prachtig relaas

Panhuysen presenteert in zijn kenmerkende meeslepende stijl een prachtig relaas van de levens van deze twee monarchen. Hij laat zien hoe Lodewijk vanuit zijn zelf verkozen cocon in Versailles Europa in oorlog stort, en bijna eigenhandig op de knieën dwingt. Hij vertolkt de wanhoop van Willem wanneer Amsterdam weer eens dwarsligt of de Habsburgse keizer zijn beloofde troepen niet naar het Rijnland stuurt. Het blijft vechten tegen de bierkaai voor Willem, die zijn kleine vaderland koste wat kost voor de Franse territoriale veelvraat wil behoeden. Het volle gewicht van de Britse koninkrijken wordt tijdens zijn koningschap zelfs in de schaal geworpen om dit doel te bereiken.

Panhuysen is een geweldige verteller en heeft een grote schat aan primaire teksten in zijn relaas verwerkt. Hoewel niet alle anekdotes, zoals die van de Schotse bisschop Burnet, historisch even betrouwbaar zijn, zorgen ze wel voor een mooie illustratie van de grote lijn in het verhaal. En die lijn is nog groter en langer: Oranje tegen de Zonnekoning kan gezien worden als derde deel in Panhuysens even lijvige als boeiende trilogie over de roerige tweede helft van de zeventiende eeuw met daarin de Republiek als brandpunt, naast zijn eerdere boeken over de gebroeders De Witt (2005) en het Rampjaar (2009). Zeker lezen!

Wouter van Dijk is historicus en vooral geïnteresseerd in militaire, sociale en Keltische geschiedenis. Hij is redacteur van het historische platform Hereditas Nexus.

pro-mbooks1 : athenaeum