Recensie: Van Hadrianus tot Julianus de afvallige

10 oktober 2016 , door Roel Salemink
| |

Het Romeinse Rijk ontwikkelde zich in een paar eeuwen van een klein stadje in Italië tot een wereldrijk. Tot en met keizer Trajanus (98-117) in de tweede eeuw blijft het rijk groeien, maar daarna is dat opeens niet meer vanzelfsprekend. De Romeinse keizers vanaf Hadrianus (117-138) proberen hun macht te consolideren en het rijk zoals het is bijeen te houden ondanks interne spanningen en door druk van buitenaf van het Perzenrijk en Barbaarse stammen uit het noorden. Hierover gaat Imperial Triumph: The Roman World from Hadrian to Constantine van de Amerikaanse hoogleraar Michael Kulikowski.

Keizers, senatoren en ridders

Kulikowski begint zijn boek met de aanloop naar het keizerschap van Hadrianus. Hij vertelt heel in het kort hoe Augustus (27 v.Chr.-14 n.Chr) de eerste keizer werd en hoe na hem het keizerschap institutionaliseerde tot een niet meer weg te denken onderdeel van het Romeinse bestuur. Hij besteedt uiteraard veel aandacht aan de keizers, maar hij beschrijft vooral ook de politieke en militaire ontwikkelingen binnen het Romeinse rijk. In deze context is vooral belangrijk hoe verschillende groepen in de samenleving zich tot elkaar verhielden: ‘We need to pay attention not just to the imperial senate, or the urban plebs, or the Roman citizens in the provinces, but rather to the way all of them, together with the emperor and the army, fitted into the empire’s system of governance, its unwritten constitution.’ Ondanks dat het om een alleenheerschappij ging moest de keizer, als hij aan de macht wilde blijven, rekening houden met de Senaat, het volk, het leger en de Pretoriaanse garde.

De opeenvolgende keizers vormen de leidraad voor dit boek, maar Kulikowski benadrukt dat het keizerrijk eigenlijk werkte als een oligarchie waarin mannen uit de senatorenstand en later uit de ridderstand een doorslaggevende rol speelden in het dagelijkse functioneren ervan. Dat laatste noemt hij de ‘equestrianisation’ van het Romeinse bestuur, en dat werd in de loop van de derde eeuw in gang gezet omdat de keizers vonden dat de senatorenstand te machtig was geworden. Door posten in de provinciën en in het leger vrij te maken voor de ridderstand ontstonden er geheel nieuwe verhoudingen. Het was voor mannen uit deze lagere stand nu mogelijk om een carrière op te bouwen die vergelijkbaar was met de cursus honorum van de senatoren. Kulikowski maakt hiermee erg goed duidelijk dat het ging om een ingrijpende verandering van bestuurlijk beleid, vergelijkbaar met het openstellen van de senatorenstand voor mannen van buiten Italië in de eerste eeuw. En niet voor niets waren veel keizers uit de derde eeuw en later uit de ridderstand afkomstig.

Continue strijd

In de tweede tot en met de vierde eeuw is er voortdurende strijd tegen machtige vijanden in het oosten, het Parthische en later Sassanidische rijk, en in het noorden ‘barbaarse’ stammen als de Marcomannen, Alamannen en de Goten. De Parthen en Sassaniden waren eeuwenlang de oosterse tegenhanger van het Romeinse rijk, en beide kampen bleven geobsedeerd met het onderwerpen, of in ieder geval het vernederen van hun aartsvijand. Erg geslaagd is dat Kulikowski ook vanuit het oosterse perspectief naar de Romeinen kijkt. Het is interessant te zien dat de Perzische koningen erg gericht waren op de strijd met de Romeinen, terwijl ze ook aan hun oostelijk en noordelijke grenzen oorlogen uitvochten. Een mooi voorbeeld van deze obsessie zijn de koningsgraven in Naqsh-e Rustam in Iran waar op grote in de rotsen uitgehakte reliëfs de overwinning van koning Shapur I op verschillende Romeinse keizers wordt gevierd. Een daarvan, Valerianus (253-260), werd door hem gevangengenomen en het verhaal wil dat deze een tijdlang als voetenbankje van de koning heeft gefungeerd voordat hij gruwelijk om het leven werd gebracht.

De tweede eeuw wordt vaak omschreven als de hoogtijperiode van het keizerrijk, omdat er vrede en voorspoed heersten onder keizers die elk lange tijd regeerden. Toch werd er ook veel oorlog gevoerd en waren het vooral de eerder genoemde stammen en het Perzenrijk die in de loop van deze eeuw steeds sterker werden. Kulikowski vraagt zich af of de crisis wel zo ingrijpend was als het in korte tijd opeenvolgen van vele ‘soldatenkeizers’ doet vermoeden. Ja, er waren invallen van de Perzen en door Germaanse en Gotische stammen, er was een bestuurlijke en financiële malaise en er waren uitbraken van dodelijke ziekten. Maar er waren ook veel gebieden in het Rijk waar het eigenlijk niet zo slecht ging. De steden in Noord-Afrika, Gallië en Engeland bijvoorbeeld. Daar ging het op een bepaald moment zelfs zo goed dat men er een eigen keizer uitriep, Postumus, die tussen 260-269 heerste over wat we het Gallische keizerrijk noemen. Hij had niet de ambitie over het hele Romeinse rijk te heersen, maar was tevreden met de westelijke provinciën. Zenobia, koningin van Palmyra, heerste in dezelfde periode zelfstandig over een groot gebied in het Midden-Oosten.

Het terugwinnen van deze gebieden vond desondanks niet al te lang daarna plaats onder keizer Aurelianus (270-275, ook bekend van de muur in Rome) en dat zegt iets over hoe sterk het idee van het Romeinse rijk nog was. Wat Kulikowski hier erg goed doet is dat hij deze periode van crisis een eigen gezicht geeft dat op zichzelf kan worden beoordeeld, in plaats van dat het alleen als een overgangsperiode tussen het vroege en het late keizerrijk wordt beschouwd.

Hervonden stabiliteit in de vierde eeuw

In het jaar 284 greep Diocletianus de macht. Ook hij was afkomstig uit de ridderstand, maar zou een grote stap zetten in het opnieuw stabiliseren van de keizerlijke macht. Hij voerde hervormingen door op economisch en militair gebied en voerde daarnaast in fasen de Tetrarchie in: het bestuur over het rijk werd verdeeld onder vier verschillende keizers. Andere middelen om de macht te decentraliseren waren het opdelen van provinciën in kleinere eenheden en het scheiden van militaire en civiele functies. Niet langer kon iemand te veel persoonlijke macht krijgen door bijvoorbeeld én generaal te zijn én degene te zijn die ging over het uitbetalen van salarissen aan de troepen. Na het bij leven aftreden van Diocletianus, een bijzonder feit op zichzelf, konden de keizers het in 305 onderling niet eens worden. Constantijn regeerde tussen 306 en 337 en trok uiteindelijk in 324 de alleenheerschappij over het hele Romeinse Rijk naar zich toe. Hiermee werd een nieuwe tijd ingeluid:

‘The forty years that separated Diocletian’s coup d’état in 284 and the beginning of Constantine’s sole rule in 324 were the culmination of changes in Roman government since the time of Severus (193-211). The sole reign of Constantine – and even more so, of also more obscurely, that of his middle son Constantius II (337-361) – were the foundations of a new Roman Empire that would in time bequeath its heritage to Byzantium, to the first Islamic caliphate, and to the kingdoms of the medieval west.’

Van Constantijns wereld en nalatenschap, en vooral van de politieke en militaire structuren daarin, weten we relatief veel door de betrouwbare geschriften van de Romeinse geschiedschrijver Ammianus Marcellinus, die leefde tijdens de regeerperiodes van Constantius II, Julianus (361-363) en hun opvolgers.

SPQR

Voor haar boek SPQR nam Mary Beard het burgerschaps-edict van Caracalla uit 212 als eindpunt omdat ze meent dat de geschiedenis van Rome hierna een dusdanige wending neemt dat er een heel nieuw boek voor nodig is. Dit is eigenlijk wat Michael Kulikowski heeft geschreven. Hij is er in geslaagd een helder en prettig geschreven overzichtswerk te schrijven over de Romeinse geschiedenis tussen de jaren 118 en 363 dat iedereen kan bekoren. Wel beperkt hij zich tot politieke en militaire geschiedenis en is daarmee inhoudelijk niet helemaal te vergelijken met de grotendeels sociale en culturele geschiedenis van Mary Beard, maar het kan zeker als een waardig vervolg worden beschouwd. Overigens kondigt hij op meerdere plekken in het boek aan dat hij wel zelf een vervolg op Imperial Triumph zal schrijven, dus daar kunnen we alvast naar uitkijken. Vermeldenswaard is bovendien dat hij aan een ander interessant project werkt, namelijk een nieuw deel in de Landmark-reeks (uitmuntende vertalingen ondersteund door plaat- en kaartmateriaal) van de onvolprezen Ammianus Marcellinus.

Roel Salemink is archeoloog en medewerker van Athenaeum Boekhandel.

pro-mbooks1 : athenaeum