Recensie: De Nederlandse Boekengids 2017-4: Voor Socrates

21 augustus 2017 , door Piet Gerbrandy, Alex Philippa
| | | | | | |

In De Nederlandse Boekengids 2017-4, die deze week verschijnt, bespreken Piet Gerbrandy, Alex Philippa, Kyrke Otto en Christiaan Caspers de filosofen uit de Loeb Classical Library-uitgave Early Greek Philosophy. Wij mogen Gerbrandy's inleidende stuk over de uitgave en Empedokles, en Philippa's stuk over Herakleitos en Parmenides voorpubliceren.

De inhoud van de Boekengids:

  • Addie Schulte over Duits toekomstdenken na de Energiewende
  • Alexander Nieuwenhuis over Ter Braak
  • Arjen Fortuin over Querido, Van Oorschot, Polak en Van Gennep
  • Arnold Heumakers over het denken van Maurice Blanchot
  • David Hollanders over Griekenland en de Trojka
  • Dick Pels over Europees (cultuur)pessimisme
  • Elena Lindemans met Arnoud Stavenuiter over het euthenasievraagstuk
  • Fiep van Bodegom over klimaatveranderingsfictie
  • Geerdt Magiels over een ecologie voor de toekomst
  • Geerten Waling over Henk Wesseling & Henri Baudet
  • Jacqueline Klooster over Nero en Trump
  • Maarten Van Voorst tot Voorst over adel in de oorlog
  • Obe Alkema over Xandra Schutte, Queer (met deFusie)
  • Paul Teule over de onmogelijke economie van de Euro
  • Piet Gerbrandy, Alex Philippa, Kyrke Otto & Christiaan Caspers over de presocraten
  • Rob Hartmans over de conservatieve roots van de Europese beweging
  • Sjoerd van Hoorn over Ernst Kantorowicz
  • Thijs Kleinpaste over de moraal van politieke communicatie
  • Thijs Lijster over Miriam Rasch, Zwemmen in de oceaan
  • Tivadar Vervoort over Orbans Hongarije

N.B. Neem nu een abonnement op de Nederlandse Boekengids! Niet door één stuk overtuigd? We publiceerden eerder voor. Ook eerder uit voorgepubliceerd: Paul Claes' vertaling van Herakleitos: Alles stroomt. En alle delen van de Loeb Classical Library bij elkaar? Bestel ze op Athenaeum.nl.

 

‘Wanneer Strijd de laagste diepte heeft bereikt / van de kolk en Liefde midden in de werveling is beland, / komt in haar dit alles samen om één en enig te zijn, / niet overhaast, maar vrijwillig gaat wat verspreid lag bij elkaar staan. / Waar menging optreedt ontstaan talloze stammen van sterfelijke wezens.’ Aldus beschrijft Empedokles van Agrigento (ca. 484-424 v.Chr.) een cruciale fase in de kringloop van de kosmos, die in beginsel bestaat uit slechts vier elementen of, zoals hij ze ook wel noemt, wortels: vuur, lucht, water en aarde. De elementen zelf zijn onvergankelijk, maar de mate waarin zij zich met elkaar verbinden is onderhevig aan een eeuwige wisselwerking tussen twee niet nader verklaarde oerkrachten, Strijd en Liefde, die hen van elkaar scheiden en weer bij elkaar brengen.
Is dit mythische onzin of serieuze kosmologie? Verraadt de beeldspraak een religieuze visie op de wereld, of gaat het slechts om metaforen die een koele mechanica moeten verfraaien? In de moderne natuurwetenschappen wordt metaforisch taalgebruik vaak met grote argwaan bekeken, maar het is de vraag of we ooit zonder kunnen. Hedendaagse fysici en astronomen spreken over snaren en wormgaten, en in een van de schitterende beschouwingen van de Italiaanse natuurkundige Carlo Rovelli lezen we: ‘Op de piepkleine schaal van de ruimtekwanta voltrekt de dans van de natuur zich niet op het ritme van het stokje van één enkele dirigent, in één enkel tempo: elk proces danst onafhankelijk van zijn dansende buurman en houdt daarbij zijn eigen ritme aan.’ (Zeven korte beschouwingen over natuurkunde, Prometheus 2017.)
Menen we bij Rovelli zeker te weten dat de poëtische lading van zijn proza slechts een gewaad is om een ondoorgrondelijke wiskundige structuur aan te kleden, bij Empedokles en zijn tijdgenoten spreekt dat niet vanzelf. De Griekse denkers die, hoewel sommigen van hen pas na Sokrates (469- 399 v.Chr) actief waren, gewoonlijk ‘presocratici’ worden genoemd, nemen weliswaar afstand van mythologische visies op de werkelijkheid, maar dat neemt niet weg dat hun wereldbeelden, en vooral de formuleringen ervan, vaak nog sterk verankerd liggen in oude literaire en levensbeschouwelijke tradities. De Siciliaan Empedokles is wat dat betreft een intrigerend voorbeeld. Niet alleen hanteerde hij homerische verzen om zijn kosmologie te presenteren, hij stond ook bekend als een eigenzinnige goeroe die wonderen verrichtte en aan het einde van zijn leven in de krater van de Etna sprong, mogelijk om zijn onsterfelijkheid aan te tonen. Bovendien lopen in zijn systeem, voor zover we dat kunnen reconstrueren, natuurkunde en spiritualiteit naadloos in elkaar over.
De vroege Griekse filosofie is rijkgeschakeerd. Waar Pythagoras zich bezighoudt met reïncarnatie en kosmische muziek, construeert Parmenides een onwrikbare bol van Zijn en leggen de zogenaamde sofisten zich toe op ethiek en dialectiek. Wat ze bijna allemaal delen is hun multiculturele achtergrond. De filosofie ontstaat vanaf de zesde eeuw voor Christus in grensgebieden aan de kust van Klein-Azië, op Sicilië en in Griekse steden in Zuid-Italië. Helaas delen ze ook een hopeloos fragmentarische tekstoverlevering. Van geen enkele presocratische denker is een compleet werk bewaard gebleven. We kennen hun teksten doordat latere auteurs, die vanzelfsprekend hun eigen agenda’s beheerden, ze citeren of ernaar verwijzen. Sinds de negentiende eeuw hebben classici edities bezorgd waarin de fragmenten werden geordend en de filosofische stelsels werden gereconstrueerd, wat een hachelijke onderneming is. Maar zelfs als we er niet in slagen met absolute zekerheid vast te stellen wat mannen als Empedokles en Protagoras precies bedoelden, of misschien juist daarom, blijven hun uitspraken fascineren.
De standaard-editie is nog altijd Die Fragmente der Vorsokratiker van Hermann Diels en Walther Kranz (1951). Iedereen in het vakgebied houdt hun nummering aan (dk). Voor niet in de materie ingevoerde lezers is de uitgave van Diels en Kranz echter onhanteerbaar. Daar komt bij dat er sinds de jaren vijftig enorm veel onderzoek is gedaan naar de afzonderlijke denkers en hun cultuurhistorische achtergronden, terwijl intussen ook de filosofie zelf een grote ontwikkeling heeft doorgemaakt. Het werd dus tijd voor een moderne en toegankelijke editie. André Laks, emeritus aan de Sorbonne, en Glenn W. Most, hoogleraar in Pisa, hebben het aangedurfd alle fragmenten opnieuw te verzamelen, tot een zinvol verband te herschikken, te vertalen en beknopt toe te lichten.
De tweetalige uitgave telt negen delen. Elke denker wordt kort ingeleid, waarna de fragmenten zijn geordend volgens een vast stramien: P omvat antieke informatie over de persoon en zijn leven, onder D volgt zijn eigenlijke leer, en de afdeling R laat de receptie van het werk in de oudheid zien. Bij de onder D gerangschikte fragmenten zijn de woorden die echt van de filosoof zelf stammen, ter onderscheid van parafrasen door latere auteurs, vet gedrukt; dat is weliswaar overzichtelijk, maar typografisch erg onrustig. Doordat Laks en Most een andere indeling en volgorde hanteren dan Diels en Kranz, is ook de nummering nieuw. In het eerste deel staat dan ook een uitvoerige verantwoording van de editie, inclusief een concordantie die het mogelijk maakt de dk-nummering terug te vinden. Bijzonder welkom is daarin ook een glossarium waarin de belangrijkste Griekse termen (in transcriptie) worden verklaard: arkhê (ἀρχή) ‘is that from which one begins when one gives an account of the world, i.e. a principle, which may or may not be thought to have come first temporally’. Wie wil begrijpen waarover Sokrates, Plato en Aristoteles zich druk maken, moet beginnen met Early Greek Philosophy.

 

Filosofie voor op de fiets

Door Alex Philippa

In haar roman Valse Papieren (2012) [lees onze recensie] beschrijft Valeria Luiselli de beste methode om door Mexico-Stad te reizen. Niet de voetganger of de autorijder, maar de fietser ervaart de stad op de uitgelezen manier. Op de stoep of op de geasfalteerde weg ben je overgeleverd aan de stroom van medeweggebruikers. De fietser heeft daarentegen de vrijheid om op eigen snelheid de stad te doorkruisen en neemt de stad zo in haar eigen tempo waar. Het is een perfecte vorm van bewegen: volledig op jezelf in een voortdurend veranderende stad.
Beweging en stilstand, en dus verandering en eeuwigheid, zijn twee van de oudste thema’s in de westerse filosofie. De natuurfilosofen wandelden langs de Turkse kust en keken omhoog naar de eeuwig fonkelende sterren. Ze zochten naar verklaringen en vonden die in elementen, atomen of sturende krachten. Vanuit deze vroege traditie hebben Herakleitos en Parmenides duidelijk hun stempel gedrukt op de rest van de westerse filosofie. Dat is misschien geen brede stempel, en de fragmenten die van hun werk zijn overgeleverd, lees je in hooguit een uurtje door. Dankzij hun intrigerende vorm geven ze echter genoeg stof tot nadenken voor een heel mensenleven.
Herakleitos had al in de oudheid de bijnaam ‘de Duistere’, vanwege zijn schrijfstijl: aforistisch, ambigu, paradoxaal. Zijn teksten fascineren door hun eigenzinnige tempo. Herakleitos schreef met enig dedain over zijn medemensen en zag zijn geschriften weggelegd voor een hoger, eeuwiger doel. Hij zou zijn werken ter eeuwige bewaring in een tempel van Artemis hebben gelegd. Toch schrijft hij in eerste plaats vanuit de menselijke, wereldse ervaring: de zon is elke dag nieuw, de zee is zowel het schoonste als het vuilste water (voor de vis voedzaam, voor de mens dodelijk). Herakleitos vertrekt in zijn filosofie vanuit schijnbare tegenstellingen en vanuit de voortdurende verandering die we om ons heen waarnemen en in onszelf vaststellen. Zijn filosofie draait niet alleen om het benoemen van de dynamiek in het ondermaanse bestaan, maar wil er ook een eeuwige waarde aan toekennen. Beweging en uniciteit hangen onlosmakelijk samen: je stapt nimmer tweemaal in dezelfde rivier, en toch blijft het dezelfde rivier.
Die eeuwige waarde schuilt in het heersende principe (arkhê): vuur. Het vuur verteert en brengt tegelijkertijd nieuwe vruchtbaarheid voort. Voor Herakleitos werkt oorlog, op fysisch en metafysisch vlak, op eenzelfde wijze: het is de ‘vader en koning van allen’. Oorlog verbindt alle mensen en dingen, brengt de zaken in beweging en richt steden en mensen te gronde, maar brengt evengoed nieuwe zaken voort. Vuur en oorlog zijn voor hem de vormen van verandering die ons menselijk bestaan beheersen.
Herakleitos benadrukt het belang van het kennen van het heersende principe: ‘er is één ding dat wijs is: de gedachte (gnômê) kennen die alles stuurt door alles heen.’ Hij zoekt naar de eeuwige beweging achter de beweging. Jammer dat de rest van de mensheid dat niet doet, terwijl hij ervan overtuigd is dat denken eigen is aan alle mensen. Ze houden zich echter te veel bezig met frivole, onbeduidende zaken.
Vanuit diezelfde frustratie lijkt Parmenides op zoek te zijn gegaan naar dat wat is, was en zal zijn. Zijn ontologische zoektocht, belichaamd in homerische verzen, begint met een wervelende wagentocht over een goddelijke weg naar een huis op de grens van dag en nacht. De paarden stuiven voort, de wielas raakt verhit en fluit van de warmte. De deuren van het huis vliegen open en er stapt een godin uit, die zal uitleggen dat wat is, is, en dat wat niet is, niet is. Mensen verwarren die twee categorieën in hun vele dwalingen, maar uit het leerdicht blijkt dat wat is, onvergankelijk, eeuwig, heel, onbeweegbaar en oneindig is. Wat is, kun je kennen, en wat niet is, kun je niet kennen, want het is niet. Denken en zijn komen overeen, maar de mens maakt de fout de twee niet gelijk te stellen en probeert zelfs na te denken over wat niet is.
Wat werkelijk is, is onvergankelijk en onbeweeglijk. Alles wat onderhevig is aan verandering of beweging valt dan ook onder het niet-zijnde. Parmenides’ zijnsfilosofie wordt daarom vaak beschouwd als de tegenhanger van de bewegingsfilosofie van Herakleitos. Niettegenstaande alle verschillen tussen hun visies, is er echter één aspect dat hen met elkaar verbindt, en dat is het belang dat ritme speelt in hun formuleringen. Parmenides schrijft zware, hoogdravende hexameters in de traditie van Homerus, terwijl de korte, eigenzinnige kronkels van Herakleitos zich als oorwurmen in je gedachten nestelen. Vorm en inhoud zijn onlosmakelijk vervlochten. Iedere denker heeft zijn eigen tempo en gewicht.
Je eigen ritme vinden helpt je na te denken over de wereld en jouw plaats daarin. Luiselli’s verteller beweegt zich op de fiets door de stad, om zichzelf en haar omgeving te leren kennen. Vanuit die beweging filosofeert ze over de loop der dingen, over wat vergaat en wat blijft, over wat er is en niet is. In het bewegen leer je wat niet beweegt en verandert, en hoe je je daartoe verhoudt. De filosofieën van Parmenides en Herakleitos zijn, ondanks hun uiteenlopende aard, uiteindelijk complementair en geven in deze veranderlijke wereld handvatten om de eeuwigheid te verkennen.

pro-mbooks1 : athenaeum