Recensie: De zwarte ervaring - grotesk of subtiel

23 januari 2017 , door Kim Schoof
| | |

Twee romans die de National Book Award wonnen en de penibele positie van zwarte Amerikanen aankaarten, met precies een pensioenleeftijd tussen hun publicatiedata: deze maand verschenen ze in Nederlandse vertaling. De ondergrondse spoorweg, de zesde roman van de in New York woonachtige Colson Whitehead, werd afgelopen jaar met open armen ontvangen. Ralph Ellisons Onzichtbare man uit 1952 is sinds jaar en dag een Penguin Classic en de Nederlandstalige editie verschijnt nu in de LJ Veen Klassiek-reeks, zij aan zij met Hemingway en Tolstoj (al dan niet die van de Zoeloes). Zo'n canonopname suggereert dat de roman haar werk heeft volbracht, dat 'de zwarte stem' inmiddels institutioneel wordt gehoord en gewaardeerd. Maar dat de in 1988 gemaakte vertaling van Ko Kooman juist nu opnieuw in druk komt, wijst op het tegendeel. Ik las het boek voor het eerst en voelde: de thematiek is urgenter dan ooit, resoneert op verschillende niveaus met de complexiteit van de breedgevoerde antiracismediscussies, met de zwartepietproblematiek, met de oprichting van Artikel 1.

Allesbedekkende witte verf

De 'onzichtbare man' is een hoogopgeleide, zwarte jongeling die zich aan het begin van het boek in een kelder schuilhoudt. Het enige wat hij vanuit daar gedaan krijgt, is het sarren van de energiemaatschappij met zijn extreem hoge maar ontraceerbare afname van elektriciteit. Het gesjoemel staat in een schril contrast met zijn verleden als sterstudent en gezaghebbend woordvoerder van de communistische partij, in het boek 'de Broederschap' genoemd. Vanuit zijn kelder vertelt hij zijn vijfhonderd pagina's tellende geschiedenis na, een aaneenschakeling van groteske gebeurtenissen en elkaar aanvullende of ontkrachtende inzichten in maatschappelijke en persoonlijke ontwikkelingen. Al vanaf het begin weten we dat die ontwikkelingen hem uiteindelijk naar de kelder dreven.

Met menigeen deel ik de mening dat Onzichtbare man een lust is om te lezen; Barack Obama, James Baldwin, Ta-Nehisi Coates lieten het niet bij het uiten van waardering, maar baseerden hun eigen schrijfwerk op verschillende aspecten van de roman. De naamloze hoofdpersoon is onnoemelijk innemend, naïef maar met een aldoor groeiend gezond verstand, een groei die Ellison je op de voet doet volgen. Aanvaringen tussen de hoofdpersoon en allerhande figuren en instituties zijn absurd en wrang-hilarisch, om die reden vaak vergeleken met Kafka. Het symbolische karakter ervan maakt de aanvaringen bovendien ondanks hun hilariteit weinig vrijblijvend - neem een handgemeen tussen de onzichtbare man en een medewerker van de 'Liberty'-verffabriek, waar hij een blauwe maandag meewerkt aan de productie van alles- (maar dan ook echt alles)bedekkende witte verf. Het boek laat zien dat voor wie leeft in maatschappelijk isolement, een woord waarin de stam isle nog weerklinkt, elk contact met iemand van een ander sociaal eiland meteen uitloopt op een stormachtige aanvaring.

Het talige dictaat van zwart en wit

Ook talig gezien is het boek virtuoos. Lyrische landschapsbeschrijvingen gaan vergezeld van geheel uitgeschreven preken. Taalverschillen tussen hoog- en laagopgeleide karakters zijn terug te lezen in behendige registerwisselingen. Ook lees je mee met alle kansen die de onzichtbare man aangrijpt om zijn retorisch talent in te zetten. Uiteindelijk wordt hij omwille van zijn talent door de mannen van de Broederschap ingehuurd om hun achterban tot actie aan te zetten met opruiende toespraken. Taal, en met name de politieke impact ervan, vormt mijns inziens een van de grootste thema's van het boek.

Een van de beklemmendste suggesties die wordt gedaan in de roman: het lukt niemand, ook de hoofdpersoon niet om buiten de zwart/wit-oppositie en de bijbehorende hiërarchie te denken. Denkers als Derrida en Foucault wezen ons er (jaren na het verschijnen van Invisible Man!) op dat dergelijke hiërarchieën gedicteerd worden door taal. Het sociologische gegeven dat een wit lichaam in bijvoorbeeld de Amerikaanse samenleving meer privileges geniet dan een zwart lichaam, heeft niets te maken met de daadwerkelijke verschillen tussen witte en zwarte lichamen, maar met taal. In taal geldt wit als het tegenovergestelde van zwart, en in taalgebruik krijgt min of meer automatisch een van de twee oppositieleden de voorkeur. Die voorkeur wordt in allerhande talige contexten, denk aan de media, aanhoudend (tegen wil en dank) uitgedrukt, waardoor discriminatie geoorloofd lijkt. Omdat taal op deze manier werkt, blijkt in de praktijk, en uit Onzichtbare man, dat het heel moeilijk is om hiërarchische opposities zoals zwart versus wit de wereld uit te helpen en discriminatie een halt toe te roepen.

Of nu ja, het onderscheid tussen zwart en wit wordt wel degelijk een keer met voeten getreden, door een oorlogsveteraan die aan het woord komt in een bar waar ptss'ers samendrommen. De hoofdpersoon chauffeert een hoge witte pief, die tijdens de rit onwel wordt, naar de bar voor een verfrissing. Zodra hij bijkomt, legt de pief breedsprakig aan een behulpzame veteraan uit dat hij de educatie van 'zwarten' zoals onze hoofdpersoon als zijn hoogstpersoonlijke 'levensdoel' beschouwt. Als reactie haalt de veteraan uit: 'U ziet niet, u hoort niet en u ruikt niet wat er werkelijk aan de hand is - en u hebt het over een levensdoel! Het is klassiek! En die jongen hier, die machine, is uit de klei van deze streek getrokken en ziet nog veel minder dan u. Arme sukkels die jullie zijn, jullie kunnen elkaar niet eens zien.' Even klassiek als de white-man's-burdenretoriek van de pief, blijkt de ongeloofwaardigheid van de veteraan in de ogen van zijn gesprekspartners: hij wordt afgeserveerd als geestelijk gestoorde, zijn woorden daarmee als irrelevant.

Subtiele wreedheden

De taal waaruit De ondergrondse spoorweg is opgetrokken, in de vertaling van Harm Damsma en Niek Miedema, is om een heel andere reden noemenswaardig. De historische roman beschrijft slaaf Cora's vlucht van een katoenplantage in Georgia. Die vlucht omvat de allesonterende gruwelen die zich ooit op en om zulke plantages voltrokken, en de gang van slavenjagers die hun zinnen op Cora hebben gezet. Hoop gloort ondergronds: de 'ondergrondse spoorweg', het clandestiene netwerk van smokkelroutes dat ooit werd opgezet door abolitionisten en tienduizenden slaven hun vrijheid gaf, verschijnt in Whiteheads roman letterlijk als ondergronds treinenstelsel. De stijl waarin je dit alles verneemt, werd al 'onderkoeld' genoemd. Ik zou hem eerder aanduiden als neutraal, of geschiedkundig-precies. Wat bijvoorbeeld wordt gezegd over de schrikbarende trend om lijken van kerkhoven te roven en aan het academisch ziekenhuis te verkopen, had evengoed in een (goedgeschreven) geschiedenisboek kunnen staan:

'Uiteindelijk nam de handel in lijken dusdanig roekeloze vormen aan dat nabestaanden ertoe overgingen bij het graf te waken om te voorkomen dat hun dierbaren 's nachts zouden worden ontvreemd. Plotseling werd elk vermist kind gezien als slachtoffer van een misdrijf: weggeroofd, van kant gemaakt en verkocht voor dissectie. De kranten kaartten de zaak in verontwaardigde hoofdartikelen aan, de politie trad op. In dit nieuwe klimaat breidden de meeste lijkenrovers hun werkterrein uit en plunderden de graven op verafgelegen kerkhoven om hun rooftochten ruimer te spreiden.'

Met die combinatie van naar waarheid opgetekende wreedheden en een neutrale presentatiestijl, opereert De ondergrondse spoorweg precies tegengesteld aan Game of Thrones: de vertelling gaat wél over echte mensen, en drijft niét op de evocatie van emotionele betrokkenheid in de vorm van fysieke walging. Eveneens verzet de roman zich tegen vandaag de dag populaire slachtofferliteratuur die haar lezer à la A Little Life doet meelijden met de vreselijke ervaringen van een slachtoffer. De manier waarop Whitehead zijn lezers ervaringen van wreedheid voorlegt, is vele malen subtieler. Sleutelmomenten in de spanningsboog, zoals het voorbijrazen van de trein die Cora naar de verlossing moet brengen, haar daaropvolgende wanhoop, en het rechtsomkeert maken van de trein, worden niet breed uitgemeten maar krijgen slechts vier hoogstnoodzakelijke regels:

'De trein raasde het station voorbij en verdween uit het zicht. Ze viel bijna voorover op de rails toen ze de trein nabrulde, met een schorre en droge keel na haar dagenlange ontberingen. Cora bleef trillend en vol ongeloof staan, tot ze de trein hoorde stoppen en achteruitrijden over het spoor.'

Opgelopen trauma's worden de lezer niet in het gezicht gewreven, maar blijken uit de associaties die personages hebben bij de dingen om hen heen: 'Het stenen gewelf boven haar hoofd was wit met rode vlekken, als bij een shirt waar na een afranseling bloed doorheen lekte.'

Extreem verschillend, even briljant

Onzichtbare man en De ondergrondse spoorweg zijn extreem uiteenlopende, maar evenredig briljante pogingen om een 'alternatieve' geschiedenis in te schrijven in de 'officiële'. Ellisons bekritiseert de 'witte' geschiedenis door allerhande stemmen op te voeren die elkaar en zichzelf tegenspreken, en in de manier waarop hij waarheid en waan, feitelijke berichtgeving en retoriek tegen elkaar uitspeelt. Whitehead adopteert juist beheerst en consequent de stijl van de 'Heren Historici' om daarmee het verhaal van onderdrukten te vertellen. Wat nu nog te bezien valt, is of de prominente plaats die de stemmen innemen in de literaire canon, langzaamaan ook zal gaan weerklinken in de wereld buiten de boeken.

Kim Schoof (1992) studeert Nederlandse literatuur en Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en is redacteur bij deFusie, redacteur bij de Nederlandse Boekengids en lid van het Kollektief dat filosofiefestival DRIFT 2017 organiseert.

pro-mbooks1 : athenaeum