Recensie: Gelukszoekers, zo worden we genoemd

01 augustus 2017 , door Maarten Buser
| | | |

Wie regelmatig Facebook op gaat om te verkondigen dat vluchtelingen maar in hun eigen land moeten blijven - want Nederland is vol, eigen volk eerst, enzovoort -, zou verplicht ik hier jij daar moeten lezen, de indrukwekkende dichtbundel van Ghayath Almadhoun en Anne Vegter. In een van Vegters gedichten wordt Nederland opeens binnengevallen door een onbekend leger, waarna de Nederlanders op vlucht slaan. Het gedicht roept beelden op die helaas al te bekend zijn, maar die vaak als te ver van ons bed afgedaan worden. Het slot van Vegters gedicht haalt die beelden heel dichtbij en duwt dat eigen bed ver, ver weg:

er glijden lichamen over de randen van de boten
er keren boten terug met levenden en doden
waar is de overkant
er is geen overkant
we drijven verder
we spoelen over de hele wereld aan
niemand zit op vluchtelingen te wachten
gelukszoekers
zo worden we genoemd

In dit drie pagina's lange gedicht, 'Ondertussen in Nederland (III)', laat Anne Vegter op indrukwekkende wijze zien wat oorlog met een land kan doen. Aanvankelijk is zelfs nog niet duidelijk wat er precies aan de hand is. Aan de hand van de openingsregels zal menigeen waarschijnlijk eerst aan terrorisme denken: 'het begon met grote ontploffingen in het hele land / er werd aan gecoördineerde acties gedacht.'

Pas tegen het einde van de tweede pagina wordt duidelijk dat het om een onbekend leger gaat, maar dan is het Rijksmuseum al ingestort, staat de Veluwe in brand en zijn delen van de dijken verwoest. Maar het is vooral het slot dat lang nazindert: die wisseling waarin Nederlanders opeens de vluchtelingen zijn geworden, en - hoewel niet geëxpliciteerd - het besef dat onder deze gelukszoekers ook de toetsenbordhelden zitten die alle Syriërs terug naar hun eigen land willen sturen.

Oorlogen

ik hier jij daar laat niet alleen Vegter aan het woord, maar ook een ervaringsdeskundige: de Palestijns-Syrische dichter Ghayath Almadhoun. Zijn lange (proza)gedichten beslaan het eerste deel van de bundel. Hij schrijft over oorlog: over die in Syrië, maar ook over de twee Wereldoorlogen. Hij laat ze met elkaar contrasteren vergelijkt ze zou je kunnen zeggen. Dat zorgt voor een groot spanningsveld. Vergelijkingen tussen vluchtelingen anno nu en die van ruim zeventig jaar geleden zijn vaak gemaakt en spelen ook mee in Almadhouns gedichten.

Zo is de titel van 'Zwarte melk' ontleend aan de Joods-Roemeense dichter Paul Celan, en specifiek diens beroemde gedicht 'Todesfuge' waarin hij over concentratiekampen schrijft. Celans echo is ongemakkelijk aanwezig in het gedicht over vluchten, immigratiekantoren en asiel geweigerd worden, en over hoe zijn 'Europese vrienden […] zich stilletjes van me af [keren]' en dat dat hem doet 'denken aan hoe de Europeanen zich zeventig jaar geleden terugtrokken van hun Joodse vrienden'.

Almadhoun schreef ook het bijtende openingsgedicht 'Wij', waarin hij namens de Syrische vluchtelingen zijn excuses aanbiedt aan de Westerse landen:

[…] Wij bieden onze excuses aan, omdat we onze afgerukte lichaamsdelen in hun sneeuwwitte geheugen hebben geprent, omdat we het beeld van de normale, complete mens in hun ogen hebben geschonden, omdat ze zo schaamteloos waren om opeens op te duiken in het journaal, op de internetpagina's en in de kranten: naakt, met alleen ons bloed en onze verkoolde resten. […]

'Wij' gaat - bedoeld of onbedoeld - ook een relatie aan met 'Ondertussen in Nederland (III)', dat in Anne Vegters deel van de bundel staat. Net zoals Nederlanders in een oorlog terecht kunnen komen, kunnen ook zij de slachtoffers op het nieuws zijn waardoor andere (buur)landen opeens hun eetlust verliezen. Ook Vegter evoceert de Tweede Wereldoorlog, in het afsluitende 'halverwege de middag (monoloog)' waarin een homoseksuele jongen - 'mijn seksuele aard is ongewenst' - op de vlucht is omdat hij niet kan zijn wie hij is.

Een vergelijking met bijvoorbeeld 'Ondertussen in Nederland (III)' geeft stof tot denken: waarom doet dat gedicht aanvankelijk sterker denken aan een grootschalige terroristische aanslag en niet aan een oorlog, terwijl twee jaar geleden nog uitgebreid werd herdacht dat zeventig jaar geleden de Tweede Wereldoorlog eindigde? Net als Almadhoun schept Vegter een web aan onderlinge relaties en vergelijkingen - tussen de gedichten, maar ook tussen landen en gebeurtenissen in de geschiedenis. Op een ongemakkelijke manier wordt duidelijk gemaakt dat het helemaal niet zo vergezocht is dat een buitenlands leger ons land binnenvalt - dat is immers al eens gebeurd.

Web

Bovenal: de webben van beide dichters grijpen in elkaar en versterken elkaar. Daarin zit de grootste kracht van de bundel: de twee helften werpen steeds een nieuw licht op elkaar. Dat zorgt voor een gelaagdheid waardoor je lang met dit boek bezig kunt blijven. In het eerste deel van de driedelige reeks 'Ondertussen in Nederland' bijvoorbeeld heeft Vegter al een moderne Nederlandse wijk geschetst, het fictieve Lentewijk, met vestigingen van de 'de bekendste winkelketens', de door de gemeente schoongehouden straten en een vredig verkeer: 'niemand claxonneert / er sluiten auto's achter aan'. Dat deze situatie niet houdbaar is wordt al duidelijk bij de slotregels van het gedicht: 'het nieuwe blad voor ouders heet "gaaf" / "gaaf" schrijft dat baby's het contact met zichzelf versterken / als ouders niet ingaan op hun gehuil'. Probeer na Almadhouns gedichten eens niet te denken aan landen en burgers die de ogen sluiten voor wat er om hen heen gebeurt.

Engagement in de kunsten kan snel een preek voor eigen parochie worden: poëzieliefhebbers hebben vaak ook geen problemen met vluchtelingen en leven met hen mee. Je hoeft hen niet te overtuigen van dat de oorlog in Syrië mensonterend is. Moet je dat in gedichten nog eens willen zeggen? Zulk engagement kan snel een kijk-mijn-hart-eens-op-de-juiste-plek-zitten-uitstraling hebben. ik hier jij daar gaat verder: geen hapklare, makkelijke slogans, geen abstracties als 'oorlog is slecht' of 'duizenden slachtoffers', maar gelaagde, diepgravende gedichten - met dank aan die onverwachte invalshoeken als bijtend sarcasme of een Nederlandse invasie. Jammer dat er geen breder publiek voor is dat met deze gedichten geschopt kan worden tot het een geweten krijgt, maar dat is niet anders. En eerlijk is eerlijk: ook als je het hart al op de juiste plaats hebt, maakt dat deze gedichten er niet minder indrukwekkend op.

Maarten Buser studeerde Nederlandse taal en cultuur, en letterkunde. Hij schrijft voor verschillende media over poëzie, kunst en popmuziek. Gedichten en essays van hem werden gepubliceerd in onder meer Awater, Het Liegend Konijn en de Revisor. In 2016 verscheen zijn eerste dichtbundel Club Brancuzzi bij uitgeverij Koppernik.

pro-mbooks1 : athenaeum