Recensie: Het gonst onder de grond

07 november 2017 , door Rosa de Rijk
| |

Het boek werd weleens ‘te groots om te vertalen’ genoemd, maar nu is het na bijna zeventig jaar door Alex Hijmans vertaald naar een geloofwaardig volks Nederlands. Máirtín Ó Cadhain (1906 - 1970) geeft in Onder de zoden het woord aan lijken op een Ierse begraafplaats die vanuit hun laatste rustplaats met elkaar praten, voor net iets meer dan 400 bladzijden. Het klinkt in opzet als een uit de hand gelopen stijloefening, maar het is Iers modernisme en het werkt. De chaotische kluwen aan gesprekken op de goedgevulde begraafplaats trekken je genadeloos mee in de sores.

N.B. Alex Hijmans lichtte zijn vertaling voor ons toe. Lees zijn verhaal op Athenaeum.nl.

Ondergrondse theeleuterij

De doden steken elkaar naar de loef, ze zeuren over hun schoondochters, familie en buren en bespreken hun doodsoorzaken alsof ze kwebbelend aan de thee zitten. Het is een bonte bende onder de grond: er zijn Fransen, nazi’s, meesters en ongeschoolden (nascholing behoort tot de mogelijkheden). Ook wetenschappelijke ambitie sterft niet tegelijk met de dood, zo is er een dode die naar een doctoraal streeft:

‘Hij werkt aan een proefschrift over de dentale medeklinkers in het dialect in het perceel van een halve guinea. Hij zegt dat hun tandvlees nu zo versleten is dat er wetenschappelijk onderzoek gedaan kan worden naar hun spraakgebruik…’

Soms maken de levendige gesprekken en bedrijvigheid het lastig voor te stellen dat het doden zijn die praten. Een bewegende mond met rottend tandvlees levert al snel een minder gezellig beeld op dan ondergrondse theeleuterij. Toch heeft Ó Cadhain het pikzwarte ondergrondse en de benauwdheid van een grafkist helder verbeeld door juist géén aandacht te besteden aan omgeving. Het enige wat je krijgt als lezer is een eindeloze dialoog van de begravenen, dat geldt ook voor de doden die pas nieuwe verhalen te horen krijgen als er nieuwe doden ter aarde zijn besteld.

Spreken voor dodemans oren

Het beste en vuilst gebekte in het klagen is Caitríona, de hoofdpersoon, die tot haar spijt op het perceel van vijftien schilling is begraven, terwijl ze op het perceel van een pond thuishoort, vindt ze zelf. Dat onrecht blijft een bron van ergernis die ze voortdurend klinkend ten gehore brengt. Haar obsessie met of haar zoon het bij leven beloofde kruis van grijs kalksteen nog op haar graf zal plaatsen is een leidend vraagstuk in het boek.

‘Ik ben geen kletskous. Al mijn zaakjes, alles wat ik in mijn leven gezien en gehoord heb, alles is met mij mee het graf in gegaan.’

De andere bewoners van de begraafplaats hebben ook stuk voor stuk moeite met het loslaten van de aardse zaken, daar zou een therapeut wel raad mee weten. Ze herhalen steeds hun opgelapte levensverhalen, de anderen móéten het horen en het liefst ook beamen, zo proberen ze elkaar onophoudelijk en tevergeefs tot een beter oordeel van zichzelf te dwingen.

De herhalingen en perspectiefwisselingen benadrukken ritmisch de klaagzang die uit de dode kelen schalt en breiden het verhaal steeds verder uit. Het taalgebruik, zeg maar gewoon het platvloerse geroddel, dat in het Nederlands nog steeds geloofwaardig is, zorgt ervoor dat je je gedurende het hele boek op het Ierse platteland waant. Juist door de ergernissen en verhalen te laten terugkomen terwijl de perspectieven zich constant vermenigvuldigen vormt zich een volle, rijke vertelling van het dorp, die in je oren nagalmt als een limerick. Ó Cadhain is een meester in het laten liggen en onverwachts weer oppakken van de draad van de verschillende verhaallijnen waardoor je zo geprikkeld raakt dat het leest alsof je zelf mee roddelt.

Status en politiek

Om de status postuum te verheffen blijven de materiële zaken erg belangrijk. Het materiaal van de kist, de aanwezigheid van een kruis en vooral de prijs van het perceel van het graf bepalen welke maatschappelijke positie de lijken innemen, in zoverre dat er politieke partijen en een Rotary club op ingedeeld worden. Leiderschap levert echter enkel een groter aanzien op, geen politieke macht. Ook de bovengrondse politiek speelt een rol. Langzaam maar zeker wordt eerst het dorp als het ware de aarde in getrokken en vervolgens de hele politieke situatie in Ierland en Europa, totdat alles zich onder de grond bevindt.

Máirtín Ó Cadhain was een fervent voorvechter van de Ierse zaak. Het Ierse nationalisme van tijdens de Tweede Wereldoorlog laat hij gedurende het verhaal langzaam de grafkisten in sijpelen. Voorvechters van de Engelse en de Ierse zaak liggen zij aan zij en kunnen geen kant op. Dat levert niet direct ruzie op, maar wel discussie en verwarring. Niet iedereen ligt er even lang dus niet iedereen is even goed op de hoogte van de politieke omstandigheden boven de grond en ook niet iedereen wil elkaar op hun woord geloven. Een universeel plaatje dat we zo op onze eigen tijd kunnen plakken.

Rosa de Rijk studeerde Internationale Betrekkingen en loopt stage bij Athenaeum.nl.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum