Recensie: Jan Schaefer was een hele grote - toch?

21 maart 2017 , door Lodewijk Brunt
| | | | |

Op woensdagavond 14 mei 1986 vond het afscheid plaats van de Amsterdamse wethouder Jan Schaefer. Hij zou weer terugkeren naar de Haagse politiek: wat hij in de hoofdstad tot stand had gebracht, moest ook landelijk gerealiseerd worden en hij was de man om dat voor elkaar te krijgen. Meende hij. De feestelijkheden in Theater De Meervaart waren uitbundig. Schaefer werd toegezongen door Tante Leen en Harry Slinger, burgemeester Ed van Thijn sprak hem toe: ‘Jan is een hele grote in deze stad geweest. Jan, gabber, dank je wel!’ Schaefer werd in één adem genoemd met de legendarische Floor Wibaut, een overeenkomst die ook door de vertrekkende wethouder zelf met graagte werd onderstreept. Maar niet iedereen was rouwig over zijn vertrek en in Den Haag hadden ze de rode loper niet uitgerold. Louis Hoeks, journalist bij Het Financieele Dagblad en auteur van de zojuist verschenen Schaeferbiografie, heeft een scherp oog voor de controversen die Jan Schaefer opriep, zowel in de politiek als in het persoonlijke leven.

Van actie voor de Pijp naar NV Zeedijk

Eind jaren zeventig, begin jaren tachtig viel het hoogtepunt van Schaefers loopbaan: de krakerbeweging, de kroning van prinses Beatrix, Lucky Luijk en de knokploegen, radio de Groote Keijser, burgemeester Polak, Joop den Uyl. Hij was na een politieke rondgang langs de VVD en de CPN bij de PvdA uitgekomen via zijn optreden als vakbondsman en actievoerder voor de renovatie van de Pijp. Een begaafd organisator en inspirator: geen geduld voor procedures en regels, maar recht op het doel af. In de woorden van Hoeks: ‘In de herfst van 1982 stond Jan Schaefer op de toppen van zijn roem. Hij straalde daadkracht uit, zijn ingrepen werden eindelijk zichtbaar en hij genoot een populariteit waar niemand in de Amsterdamse politiek aan kon tippen.’

Een sprekend voorbeeld was zijn aanpak van de Zeedijk, de buurt die eind jaren zeventig veranderd was in wat Hoeks een ‘danteske hel’ noemt. Op de kop van de Zeedijk hingen dagelijks honderden junkies rond, de politie betrad het gebied alleen in groepjes van zes. Een no go area. ‘Vuilnis bleef liggen, post werd niet meer bezorgd, bewoners trokken weg en bedrijfspanden werden dichtgetimmerd.’

Schaefer zette zich volledig in: de NV Zeedijk werd opgericht waarvan hij een van de commissarissen werd, driekwart van de panden werd opgekocht en ondernemers konden zich tegen lage huren vestigen. Maar zijn grootste succes was misschien wel de inschakeling van pensioenfonds ABP bij de financiering van nieuwbouw en renovatie, iets waartegen heftig werd geprotesteerd maar wat als model overal zou worden nagevolgd.

De compacte stad en het Haagse isolement

Onder Schaefers bewind maakte het idee van de compacte stad furore: de nadruk bij de stadsvernieuwing kwam te liggen op het opvullen van lege plekken in de stad in plaats van op slopen en de goedkopere nieuwbouw ‘in het weiland’. Jan Schaefers naam is verbonden met vernieuwde straten en plekken in voormalige arbeiderswijken als de Pijp, Dapperbuurt, Indische buurt en Jordaan. Door goedkope materialen en smakeloze architectuur hebben zulke plekken de tand des tijds nauwelijks doorstaan, maar hij had ook oog voor monumentale gebouwen en betrok architecten als Rem Koolhaas en Carel Weeber bij diverse projecten in de stad. Een hoogstandje was het Entrepotdok, naar het ontwerp van vader en zoon Van Stigt.

Maar zijn enorme Amsterdamse reputatie was geen garantie voor een warme ontvangst als Kamerlid onder Wim Kok, de opvolger van Joop Den Uyl. Schaefer werd woordvoerder voor het midden- en kleinbedrijf, ‘zijn’ onderwerp volkshuisvesting ging naar een ander. In Den Haag ontbrak het hem aan macht om veel van de grond te krijgen en zijn directe manier van communiceren viel niet in goede aarde. ‘Waar Jan Schaefer in Amsterdam voortdurend in het middelpunt had gestaan, belandde hij in Den Haag in een isolement,’ aldus Hoeks.

Geen heiligverklaring

De opkomst en neergang van Schaefer (1940-1994) is fraai in beeld gebracht. De biograaf heeft onmiskenbaar sympathie voor zijn ‘onderwerp’, maar is bepaald niet kritiekloos; aan de heiligverklaring die Schaefer na zijn leven ten deel is gevallen, doet hij niet mee. Hij prijst de prestaties, maar beseft ook hoe relatief die soms zijn. Hij laat zien dat Schaefer bepaald niet de eerste was die zich met stadsvernieuwing bezighield en dat Amsterdam duidelijk achterliep op Rotterdam. Zonder krachtige hulp van medewethouders en allerlei partijprominenten had Schaefer het nooit gered.

Dat zijn ingrepen werkten kwam ook door de ‘tijdgeest’: er kwam langzaam maar zeker een eind aan de leegloop van steden. Maar hij had ook blinde vlekken: de verloedering van de Bijlmer, bijvoorbeeld, zijn haastige gedrevenheid die ten koste ging van de kwaliteit, het gebrek aan geschikte koopwoningen waar Amsterdam nog steeds mee kampt.

De paradoxen uitgelicht

Ook in zijn persoonlijke leven had Schaefer niet de statuur van zijn grote voorbeeld Wibaut. Huize Wibaut was een verzamelplaats van kunstenaars en intellectuelen, Schaefer zat liever met zijn vriendjes Jaap Kroonenberg, Maup Caransa of Loe Lap op een terras aan het Rembrandtplein. Hij leek gevoelig voor vriendjespolitiek en is diverse keren beschuldigd van malversaties; harde bewijzen zijn nooit gevonden, maar misschien is er niet grondig genoeg gezocht. Hij was een fabulist en omhulde zich met mythen over zijn afkomst. Zijn huwelijk was slecht, hij was nooit thuis, zijn vrouw draaide op voor de kinderen, Jan ging vreemd’ Sommige medewerkers droegen hem op handen, maar velen hadden te lijden onder zijn regenteske optreden en zijn neiging om als een bullebak om zich heen te slaan als iets hem niet beviel.

Een ‘man van paradoxen’, concludeert Hoeks. Tja, dat mag je zeggen, maar het is de grote verdienste van de biograaf dat die paradoxen zo duidelijk voor het voetlicht komen. Niet alleen dankzij uitvoerig onderzoek van de archieven, ook dankzij vraaggesprekken met mensen die Schaefer goed hebben gekend. En niet in de laatste plaats doordat In geouwehoer kun je niet wonen ook nog eens voortreffelijk geschreven is.

Lodewijk Brunt is stadssocioloog.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum