Recensie: Bescheidenheid als basis voor samenleven

05 februari 2018 , door Kim Schoof
| | |

In haar nieuwste boek en tweede essaybundel, Feel Free, doet Zadie Smith er alles aan haar heldenstatus wat te temperen. In zowat ieder stuk ontkent ze stellig een expert te zijn op het gebied van wat dan ook, stelt ze zich bescheiden op. De valse bescheidenheid van een superster? Ik denk het niet: bescheidenheid is, zo blijkt uit Feel Free, de kern van Smiths schrijverschap, en precies wat haar zo’n held maakt.

N.B. 31 mei verschijnt de vertaling door Lidwien Biekmann, Nico Groen, Paul van der Lecq en Tjadine Stheeman, Voel je vrij, bij Uitgeverij Prometheus.

De recentste bevestiging van Smiths reputatie kwam van Femke Halsema. Om hun gesprek over identiteit van afgelopen januari in debatcentrum De Balie op gang te krijgen, brachten Halsema en Thierry Baudet, ter illustratie van hun kijk op het thema, literaire teksten mee. Baudet kwam met een passage uit werk van Alexis de Tocqueville, de negentiende-eeuwse Franse filosoof en staatsman, en grondlegger van het moderne politieke liberalisme. Halsema pareerde De Tocqueville met een dialoog uit Smiths White Teeth, de debuutroman over biculturele Britten uit 2000 die van de jonge schrijver meteen een literaire superster maakte. Waarom Halsema Smith koos? Omdat de schrijver in haar fictie en essayistiek beter dan wie ook laat zien wat identiteit in de multiculturele samenlevingen van vandaag betekent. Én omdat, zo sloot Halsema zich aan bij de rest van de wereld, Smith ‘gewoon een held is’.

‘Nope’

Feel Free is een bundeling van essays die de afgelopen acht jaar verschenen in met name de New York Review en The New Yorker. Naar eigen zeggen is ‘reading novels’ Smiths ‘sole area of expertise’; toch gaan de stukken over heel veel meer dan literatuur. Actualiteit, films, hiphop, schilder- en beeldende kunst, haar eigen jeugd: op Smiths kenmerkend lichtvoetige maar glasheldere toon en humor na, hebben de essays weinig gemeen. Behalve dan die al genoemde, zelfrelativerende nadruk op de vermeende afwezigheid van haar autoriteitspositie. Smith drukt haar lezers op het hart ‘an intensely naive person’ te zijn, ‘not a philosopher or sociologist, not a real professor of literature or film, not a political scientist, professional music critic or trained journalist’.

Als Jay-Z haar, zo schrijft ze in het essay ‘The House That Hova Built’, waarin ze verslag legt van een interview met de rapper, uitdaagt haar verstand van hiphop te demonstreren met een wedstrijdje beatboxen, blijkt ze geen partij voor haar gesprekspartner: ‘Nope. Can’t even think of notation to demonstrate what he just did.’ En als ze in ‘Flaming June’ opbiecht voor haar campuskamer destijds een poster van Frederic Leightons gelijknamige schilderij te hebben aangeschaft, beticht ze haar vroegere ik zelfs van wansmaak. Omdat haar stukken niet vanuit kennis van zaken en expertise, maar vanuit haar eigen ervaring geschreven zijn, hebben ze volgens haarzelf ‘by their very nature, not a leg to stand on’.

Out of fashion

Vanzelfsprekend – we hebben het wel over Zadie Smith – getuigen de stukken van een schrikbarende scherpzinnigheid en originele inzichten in alles wat ze onder handen neemt. Vanwaar dan haar bescheidenheid? Een eerste aanwijzing vinden we, denk ik, in het voorwoord dat ze bij de bundel schreef. Elk van haar essays, en de daaruit sprekende visie op menselijke identiteit en vrijheid, zijn opgetekend tijdens het presidentschap van Obama. Volgens Smith betekent dit dat ze inmiddels, aangekomen in het Trumptijdperk, ‘wholly out of fashion’ zijn: haar uitspraken zijn, zo verzekert ze ons nog voordat we aan haar bundel beginnen, niet universeel, maar staan in verhouding tot de plaats waar en tijd waarin ze gedaan zijn.

Dat de plaats waar je bent je perspectief op de werkelijkheid kleurt, ondervond ze zelf bijvoorbeeld toen bleek dat de meerderheid van de Britten voor Brexit had gestemd. In het essay ‘Fences: A Brexit Diary’ vermeldt ze op het moment suprême niet in haar thuisstad Londen te hebben verbleven, maar bij haar schoonouders in Noord-Ierland, en dat alle gedachtes die thuis waarschijnlijk door haar heen zouden zijn gegaan, nu onwillekeurig overschaduwd werden door één vraag: waarom de Ieren toch de dupe moesten worden van dit Britse wanbeleid.

Wat waarachtig is, wordt volgens Smith bepaald door wie en waar je bent. Haar aanspraak op De Waarheid laat Smith dus niet alleen achterwege omwille van haar gebrek aan een doctorstitel, maar ook omdat ze gelooft dat waarheid nooit op zichzelf staat, niet universeel is, maar verband houdt met de omstandigheden. Elke keer dat ze zich bescheiden toont, toont ze zich zo ook bewust van haar ‘gesitueerdheid’, zegt ze: ik ben het maar die dit zegt, ik, Londenaar die grotendeels in New York woont, schrijver is en vrouw, kind van een Jamaicaanse moeder en een Britse vader.

Bescheidenheid als fundament

Haar eigen gesitueerdheid heeft Smith veel beziggehouden. Niet omdat ze zo weg is van zichzelf; als vrouw van kleur in de arbeidersklasse van Groot-Brittannië is ze simpelweg ‘born with a subject’. De invloed van klasse, gender en etniciteit zijn in veel van de essays in Feel Free een onderwerp, vaak van reflectie. Smith heeft zich, eerst door haar hardwerkende ouders die opklommen tot de lagere middenklasse, daarna door haar succes als schrijver, aan haar klasse weten te onttrekken, maar is haar jeugd niet vergeten.

Sterker nog: na het Brexit-referendum merkte ze hoe de klasse-ongemakken die ze sinds haar jeugd niet meer ervaren had weer opspeelden. Haar dochter wilde een vriendje te spelen uitnodigen, een vriendje dat in het aftandse appartementencomplex woonde waar Smith zelf was opgegroeid. Maar Smith kon het vooruitzicht niet verkroppen dat de ouders van het vriendje hun kind zou moeten ophalen bij Smith thuis, waar inmiddels de relatieve weelde was toegeslagen; haar schaamte, aangelengd met de door Brexit bestendigde kloof tussen arm en rijk, was te groot.

Toen ze White Teeth publiceerde, werd Smith meteen gebombardeerd tot woordvoerder van culturele minderheden. Haar beschrijvingen van samenlevende Londenaren met allerlei achtergronden werden tot haar verbazing onthaald als exemplarisch, zo recapituleert ze in ‘On Optimism and Despair’: ‘When I wrote a novel about the London I grew up in, I further did not realize that by describing an environment in which people from different places lived relatively peaceable side by side, I was ‘championing’ a situation that was in fact on trial and whose conditions could suddenly be revoked.’

Nu, een half leven na haar debuutroman, is Smith zich wel degelijk bewust van de implicaties van haar schrijverschap. Veel van de stukken in Feel Free zijn doorspekt van reflecties op wat het betekent om te schrijven. Voor Smith heeft schrijven weinig te maken met het schetsen van heldenlevens, maar is schrijven: je inlaten met individuen, ‘gewone’ gesitueerde wezens, laten zien hoe zij pogingen doen tot samenleven. Die bescheidenheid, die onderkenning van de eigen en andermans gesitueerdheid, ieders eigenheid en vrijheid, is, zo lijkt Smiths ons keer op keer op het hart te drukken, de fundering voor ieder samenleven.

Kim Schoof (1992) studeert Nederlandse literatuur en Filosofie aan de Universiteit van Amsterdam en is redacteur bij deFusie, redacteur bij de Nederlandse Boekengids en lid van het Kollektief dat filosofiefestival DRIFT 2017 organiseert.

Delen op

Gerelateerde boeken

pro-mbooks1 : athenaeum