Recensie: Biograaf schrijft zich vrij

15 november 2018 , door Esther Wils
|

Drie jaar na het voltooien van zijn omvangrijke, tweedelige Hermans-biografie, komt Willem Otterspeer met een zinderende roman, Een ontgifting. Vernuftig in elkaar gezet en sterk van sfeer, vol treffende zinswendingen en krachtige beelden, roept het boek een dubbele worsteling op. Een niet bij naam genoemde schrijver en zijn biograaf, die hij tot hoofdpersoon maakt van een laatste roman, hebben levens geleid die parallelle lijnen vertonen; als die elkaar kruisen wordt het ‘dreigend’. De twee wisselen als in een duet steeds van plaats en verlossen zichzelf – in een ongelijktijdig duel – uiteindelijk van de ander.

‘It was as if they were so akin that either had the right to kill the other; it was only a form of suicide.’

Als boekbespreker – leeg van ziel, aldus de bitse schrijver – veroorloof ik me de vrijheid in dit geval de twee hoofdpersonen die zo verwant zijn te identificeren als Otterspeers versie van W.F. Hermans en Otterspeer zelf, zij het dat die laatste hier vrijer over zijn object van studie kan schrijven dan ooit te voren, geen voetnoten hoeft te leveren en nieuwe scènes kan toevoegen aan de bekende.

Dat zal als ‘waarheid boven werkelijkheid’ hebben gevoeld; in zijn inleiding bij de biografie verklaarde Otterspeer al dat de biograaf geen teller maar een verteller moet zijn – als historicus nog altijd gehouden aan de feiten, maar met de vrijheid een leidend principe te kiezen dat zijn verhaal richting geeft. Nu kan hij helemaal los gaan, zijn beeld van de schrijver in gecondenseerde, ongekuiste vorm presenteren en zich als verteller ook zélf laten kennen.

Dat dat lonend zou zijn, daar twijfelde wie zijn werk kent niet aan; de literatuur geeft hem bij uitstek de mogelijkheid zijn grote denkraam te paren aan zijn woordlust, zijn inzichten aan zijn fantasie en beeldend vermogen. Over de spannende en beklemmende plot waar het citaat op vooruitwijst ga ik hier niet uitweiden – die verraadt zich in de details, zoals het hele boek uitnodigt tot terugbladeren en herlezen, en de inzet van eigen denkkracht vereist.

Ontgifting

Wat geen kwaad kan is op de titel in te gaan. Tien jaar heeft Otterspeer doorgebracht met het enorme persoonlijke archief dat Hermans heeft nagelaten. In Een Ontgifting zien we dat ‘de schrijver’ al veel eerder bij ‘de biograaf’ onder de huid is gekropen en zijn persoonlijkheid mede heeft gevormd. In deel I van de roman ‘Het begin’, lezen we hoe de ouders van Hermans hem en zijn zuster uit een alomtegenwoordige angst zodanig kort hielden dat zij geen kant op konden; zus capituleerde, W.F. ontwikkelde zowel een enorme woede als ‘onherstelbare verlegenheid’. Onherstelbaar verlegen (‘als een afgezet been’) was ook de biograaf al als jongen, zijn angstige natuur werd nog aangewakkerd door een gezegde van zijn oma: ‘Doodgaan doe je in bed.’ En de zorgen van zijn overgevoelige moeder, die hem bovendien jaarlijks het verhaal van Noach en de ark voorlas – voor een schipperskind in waterland zeer reëel. ‘Zijn angst werd agressie, de mijne vlucht,’ schrijft de biograaf, maar angst was in beide gevallen de motor, en de schrijver scherpte dat bij zijn lezer nog aan, zoals hij ook bij zijn personages de kwetsbaarheid uitvergrootte, hun gemoed ‘aangezuurd’.

‘Alle angst die in je zat bracht hij aan de oppervlakte. Hij liet je de achterkant van het leven zien, chaotisch en ondoorzichtig. Tegelijkertijd liet hij de voorkant van de literatuur zien, orde en helderheid. Zijn verhalen waren als een perpetuum mobile: angstaanjagend en pijnstillend. Nachtmerries waren het, die door het leven flitsten als heldere dromen.
Hij bracht de angst niet alleen aan de oppervlakte, hij voedde je met angst. Hij verblufte je met haat. “De lezer haat in de schrijver zichzelf, de schrijver haat zichzelf in zijn romanpersonages.” Schrijven is vergiftigen.
Die man heeft me gemaakt, ik zou hem kunnen zijn.’

Hoe particulier (en pregnant beschreven) de individuele geschiedenissen van het duo ook zijn, dit fenomeen van het gif dat boeken kunnen zaaien, de levenslange invloed van verkeerd getimede lectuur, de verslaving aan een geleend wereld- en zelfbeeld dat funest is, is universeel, al wordt het zelden benoemd. Alle ‘leeskinderen’ zullen er iets in herkennen – een sprookjesachtig geloof in de romantische liefde is net zo goed schadelijk als het cultiveren van angst.

Maar ‘ieder mens [moet] zijn eigen gifmenger’ zijn, concludeert de biograaf; moet zijn eigen dosering kunnen bepalen van de angst en het verlangen die hij in zijn leven toelaat. Dat het niet eenvoudig is je van dat gif te ontdoen als het eenmaal in je systeem zit, mag duidelijk zijn.

Scheppen en vernietigen

Het is de lezers van de biografie bekend: Otterspeer duidt Hermans’ schrijverschap als de poging de onvermijdelijke mislukking van het leven te vangen in een geslaagde roman. Wat hij schiep, moest ook weer kapot; zijn personages faalden, zoals dat ook gold voor de kartonnen schepen die hij als kind in elkaar knutselde: nooit voldeden ze aan de verwachting. In De ontgifting maakt hij nog meer kapot dan hij beseft. In deel II, ‘Het knooppunt’, ontmoeten twee zusters elkaar: die van de schrijver en die van de biograaf; beiden hebben een beslissende rol gespeeld in het leven van hun broers, zoals in deel I fraai verteld wordt. Maar er blijkt ook een familiale connectie te zijn ontstaan, door Otterspeer Hermansiaans geheimzinnig en tegelijk spectaculair geïntroduceerd.

Aan ‘Het einde’ van het schrijversleven – het derde deel van Otterspeers roman – is zijn venijn krachteloos geworden, loopt de schrijver nog te zoeken naar de typemachine, onbewust misschien die waarmee hij zijn Nobelprijswinnende boek zal schrijven, suggereert de biograaf, maar hij vindt slechts irreparabele exemplaren, zoals ook zijn leven niet meer te lijmen is, zelfs niet door een biograaf die hem misschien wel beter kent dan hijzelf – hij is letterlijk al zijn gangen nagegaan – en hem absolutie zou kunnen verlenen. Nee, die krijgt hij bepaald niet.  

‘Alleen dàt boek zou mijn lievelingsboek kunnen zijn, waarin ik een portret van mijzelf aantrof. Dat heb ik nooit gevonden, zelfs in mijn eigen boeken niet,’ schreef Hermans in 1949 – Otterspeer nam het citaat als opdracht voor De mislukkingskunstenaar, het eerste deel van zijn biografie. Een ambitieuze opdracht, die ons schitterende boeken en hem een kater bezorgd heeft. Als kater maakt hij er ook een eind aan.

‘Katten zijn verdwaald in ons leven zoals wij dat zijn  op aarde. Het zijn eeuwige vluchtelingen, dissidenten, boodschappers uit het dodenrijk. Hooligans inderdaad.
Katten zijn alom aanwezig. Dat is wat ze zo angstaanjagend en herkenbaar maakt. Een kat is er altijd, doet niets, ziet alles. Hij ziet hoe mensen de liefde bedrijven en elkaar haten, hij doet dat met de afstandelijkheid van een registrerend apparaat.
Hij splitst zichzelf voortdurend om maar aanwezig te kunnen zijn, te kunnen toekijken zonder een oordeel uit te spreken. Hallucinerend schizofreen, dat zijn ze, katten, en daarom lijken ze als twee druppels water op biografen.’

De kat als biograaf, de kat als hooligan en de schrijver als terrorist: geen woord staat er toevallig, en ook bij Otterspeer voelen we drift als formidabele drijfveer, ondanks de beheerste vorm; hij heeft ook fantastische zaken van Hermans geleerd.

Esther Wils is freelance boekbespreker. Zij schrijft o.a. voor het AD en Indisch-anders.nl.

pro-mbooks1 : athenaeum