Recensie: De maritieme geschiedenis van Europa tot 1500

02 januari 2018 , door Roel Samelink
| | |

De zee heeft de mens vanaf het vroegste begin gefascineerd, niet alleen omdat hij er in zijn levensonderhoud van afhankelijk was, maar ook omdat de zee, en zeker de oceaan, groots en mysterieus was in zijn uitgestrektheid, onpeilbare diepte en grillige karakter. De ontwikkeling van de Europese geschiedenis is nauw verbonden met het water van de Middellandse Zee en dat van de Atlantische Oceaan. De grote Britse archeoloog Barry Cunliffe schreef met On the Ocean een maritieme grand narrative van prehistorie tot en met het bedwingen van de Atlantische Oceaan door mannen als Erik de Rode, Columbus en Vespucci.

De mens en de zee

De prehistorische mens liet zich al niet tegenhouden het water van de zeeën en oceanen te bevaren. Met wat voor schepen ze dat deden is bij gebrek aan archeologisch materiaal nog niet helemaal duidelijk, maar dat ze grote afstanden over water aflegden en dat er verspreiding van (materiële) cultuur plaatsvond is onomstotelijk bewezen. Goede voorbeelden zijn de verspreiding van aardewerk en het gebruik van het opzetten van megalieten (stenen monumenten) vele duizenden jaren voor Christus. Ze worden bijvoorbeeld aangetroffen in de kustregio's van het huidige Frankrijk, Spanje, Engeland, Ierland en Denemarken.

De eerste grote rijken vormden zich rond de oostelijke mediterraan en lange tijd stonden ze alleen via de zee met elkaar in contact. Later brachten de Griekse en Fenicische kolonisten het Westen de Middellandse Zee in kaart. De Pilaren van Hercules, de doorgang bij het huidige Gibraltar die de Middellandse Zee met de Atlantische Oceaan verbindt, vormden voor de meeste Grieken en Feniciërs de uiterste grens van hun mogelijkheden. De schepen, die uitstekend functioneerden op de relatief rustige en afgesloten Middellandse Zee, waren niet geschikt voor het varen op de onstuimige oceaan met haar getijden en sterke stromingen. Cunliffe gaat uitgebreid in op de vroegste bewoning in het grensgebied. En hij laat zien hoe de Grieken en de Feniciërs zich aan de nieuwe omstandigheden aanpasten door oceaanwaardige schepen te bouwen.

De ontdekkingsreizen van Pytheas en Hanno

Er moeten altijd mensen geweest zijn wie het reizen in het bloed zat en op wie de horizon en het ontdekken van onbekende oorden een sterke aantrekkingskracht had. Er zijn conventionele redenen om te reizen, zoals handel en diplomatie, maar Cunliffe noemt de menselijke nieuwsgierigheid als een even belangrijke factor in de ontwikkeling van de scheepvaart en het steeds maar verder onderzoeken van de grenzen van de bekende wereld.

Er zijn twee vroege voorbeelden die tot de verbeelding spreken, omdat ze uit de tijd zijn dat alles voorbij de Pilaren van Hercules grotendeels onbekend terrein was. De Griek Pytheas maakte in de vierde eeuw voor Christus een tocht die hem mogelijk tot aan het poolijs van de Noordelijke IJszee bracht, en waarvan we kunnen aannemen dat het werkelijk heeft plaatsgevonden omdat hij hierover een boek schreef met de vertaalde titel Over de oceaan (het mag duidelijk zijn waar Cunliffe zijn boektitel vandaan heeft). Jammer genoeg is deze tekst niet bewaard gebleven, maar andere geografen zoals Strabo en Ptolemaeus refereren eraan. Hierdoor is het mogelijk de reis van Pytheas tot op zekere hoogte te reconstrueren; de tocht voerde hem waarschijnlijk vanaf de Gironde bij het huidige Bordeaux naar het noorden langs Bretagne, Engeland en daarna mogelijk nog verder.

For those who read it […] the book would have been a revelation. A hundred and thirty years earlier, Herodotus had admitted to complete ignorance about the Atlantic coast of Europe, and the Carthaginian hold over the Strait of Gibraltar had prevented serious exploration. Now in a single work the nature of the ocean, with its great tidal ranges and fierce storms, its islands and people, and its icy northern extremities, had been brought into vivid focus and the world knew all about the extraction and distribution of the essential tin and magical amber. The far limits of the world were at last beginning to take on a reality.

Hetzelfde geldt voor de reizen die de Carthager Hanno maakte in de tweede eeuw voor Christus. Ook zijn verslagen bleven niet bewaard maar waren in de oudheid bekende teksten. Zijn reizen brachten hem juist zuidwaarts richting de evenaar - waarschijnlijk met het doel om om Afrika heen te varen. Dit lukte hem uiteindelijk niet, maar ook uit zijn teksten kunnen we zijn route enigszins reconstrueren. Beide staan bij Cunliffe symbool voor de menselijke drang tot vooruitgang en ontwikkeling.

De oneindige oceaan

Het einde van het West-Romeinse rijk in de vijfde eeuw na Christus luidde het tijdperk in van verschillende Germaanse koninkrijken in het westen van Europa, Engeland en Scandinavië. De volkeren in het noordwesten gingen een steeds grotere rol spelen, ook op maritiem gebied. De ontwikkelingen volgden zich snel op waarbij de opkomst van de Vikingen een van de meest ingrijpende was. Ze maakten de kusten van Engeland, Ierland, Nederland, België, Frankrijk, Spanje en zelfs Italië onveilig. De tegenpartijen ontwikkelden na verloop van tijd een defensieve reactie, vaak in de vorm van kustverdediging en vernieuwingen in de scheepsbouw.

Dat was voor de Vikingen de reden dat ze zich uiteindelijk meer op het noorden gingen richten en bij het Amerikaanse continent uitkwamen. In deze periode zijn ook Venetië, Spanje en Portugal aan een opmars bezig die voor een groot deel is gestoeld op hun maritieme kracht. De Spaanse en Portugese ontdekkingsreizigers 'ontdekten' in competitie met elkaar Amerika, en het continent kreeg de naam van een van hen, de Florentijn Amerigo Vespucci. De Spanjaarden en Portugezen hadden vaak Italianen in dienst, zo voer ook de Genuees Colombus onder Spaanse vlag. Het moment dat Vespucci om Zuid-Amerika heen voer en de Stille Oceaan ontdekte vormt het eindpunt van het boek: samen met de Noordse reizigers hadden ze de hele Atlantische Oceaan bevaren en was de oneindigheid ervan stukje bij beetje verdwenen.

Cunliffe heeft gekozen voor het grote verhaal van de ontwikkelingen in de scheepsbouw en de voortschrijdende geschiedenis. We vliegen als het ware op grote hoogte over de (westerse) geschiedenis, en hij maakt juist de historische verbindingen tussen de millennia, eeuwen en gebieden heen inzichtelijk. Zo zien we ook dat er nauwelijks ontwikkelingen op zichzelf staan.

Cunliffe is duidelijk een doorgewinterde wetenschapper, maar zijn schrijfstijl wordt nergens saai of droog. Wellicht is er relatief veel aandacht voor de prehistorie (zijn terrein) en voor ontwikkelingen in de scheepsbouw, maar dat is overkomelijk. Het boek is rijk geïllustreerd met archeologisch beeldmateriaal en goed uitgevoerde kaarten, waarbij de meeste met de zon mee zijn georiënteerd (dus west bovenin), zoals de mens in het verleden ook naar zijn wereld zou hebben gekeken. Enkel dat al zet je als lezer aan het denken. Alleen jammer dat de Hollandse geschiedenis in het verhaal nauwelijks een rol speelt. Maar toen er in de Republiek grote dingen gebeurden, was het mysterie van uitgestrekte en oneindige oceaan in de ogen van Cunliffe al gekraakt.

Roel Salemink is archeoloog en rubrieksbeheerder Klassieke Oudheid bij Athenaeum Boekhandel. 

pro-mbooks1 : athenaeum